35

Doudou 1348, een pestepidemie jaagt velen de dood in. In een wanhoopspoging de epidemie te bezweren worden de overblijfselen van Waudru, stichtster van Mons, op een kar door de stad gereden. Nog altijd gaan in het weekend na Pinksteren de relieken van Waudru – bewaard in de kerk in een vergulde kist – op een gouden koets rond. Op de terugweg geven honderden de kar en paarden een duwtje in de rug om de laatste steile helling naar de kerk te nemen. Lukt dat niet dan valt rampspoed de Monsenaren ten deel. Direct daarna breekt op de Grand-Place de strijd los tussen Sint Joris en de draak, en altijd overwint het goede het kwade. Processie en volksfeest heten samen Doudou. met beelden in die nieuwe stijl uit Italië: de renaissance. De levendige reliëfs, de beelden van de zeven deugden, ze zijn een lust voor het oog. De afgelopen decennia is de religie in hoog tempo uit Mons verdwenen; kerken, kapellen en kloosters kregen een nieuwe bestemming, zoals een oude abdij die nu conservatorium is, een kerk die werd veranderd in een hotel (kamers kijken uit via roosvensters), of een voor-r malige kapel, waarin duurzame appartementen zijn gebouwd. ‘Zie, een kerk voorzien van zonnepanelen op zijn dak, heeft u ooit zoiets gezien?, vraagt gids Masselus. DE BORINAGE EN VAN GOGH Hoe dicht Mons tegen de voor-r malige mijnstreek de Borinage aanligt, zie je vanaf het belfort: links de stad, rechts de terrils, de afvalbergen van de mijnen – ooit zwarte steenpuisten, nu vriendelijke heuvels, bosbegroeid. Hoewel dichtbij, was de afstand groot. ‘Zeg niet tegen iemand van Mons dat hij uit de Borinage afkomstig is’, meent Masselus. Groot was de afkeer van de streek, waar mijnwerkers in miserabele omstandigheden steenkolen dolven en waar bovengronds de armoede schrijnend was. De mijnbouw is al bijna vijftig jaar verleden tijd, maar nog altijd rijgen geringe arbeidershuisjes zich in eindeloze aantallen aaneen. Blaas er zwarte kolenstof en giftige cokesmist overheen en het wordt voorstelbaar dat de jonge Vincent van Gogh zich als beginnend predikant het lot van de arbeiders aantrok. Van december 1878 tot november 1880 verbleef hij er, zijn woningen zijn gereconstrueerd, zijn gangen nagelopen. ‘Vincent wilde één worden met de arme sloebers, en ging wonen in een boshutje; verzorgde zich niet meer en deelde alles wat hij had. Helaas zag men hem vooral als een vreemde snuiter,’ vertelt Vincent- en Borinagekenner Filip Depuydt. ‘Zendeling bleek niet zijn roeping, de schilderkunst wel, en die ontdekte hij in de Borinage.’ De erbarmelijke werkomstandigheden waren een voedingsbodem voor het ontstaan van het socialisme. In Mons moesten ze er weinig van hebben, maar door fusies smolt Mons samen met gemeenten uit de Borinage. Daardoor ver-r anderde Mons van een liberale naar een socialistische stad, en zodoende kon socialist Di Rupo, zoon van arme Italiaanse immigranten, er burgemeester worden, en daarmee voorbeeld van de toenadering tussen Mons en Borinage. Als bezoeker doe je je er voordeel mee, want gemakkelijk steek je over van de verfijnde Grand-Place naar de rauwe wereld van terrils, arbeidershuisjes en restanten van de mijnbouw – werelden van verschil overbrugbaar in een handomdraai. ‘te voet’ speciale bijlage over Wallonië-Ardennen 35 ‘te voet’ januari 2018

36 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication