27

Column Sneeuw Lidewey van Noord (1985) is freelance journalist en schrijft boeken over uiteenlopende onderwerpen. Haar solowandelingen door de Piëmontese Apennijnen vormden de inspiratiebron voor haar meest recente boek Alleen op avontuur. Kijk voor meer informatie op lideweyvannoord.nl. De luiken voor mijn slaapkamerraam zaten dicht en daarom hoorde en zag ik het pas toen ik de woonkamer binnenkwam: die speciale stilte die ontstaat wanneer alle banale, dagelijkse geluiden worden gedempt door een dikke deken, die gloed die maar door een ding veroorzaakt kan woorden: de magische combinatie van zonlicht en sneeuw. Het landschap straalde en ik had meteen haast. Werkte snel een kom yoghurt naar binnen, trok kleren aan, mijn sneeuwlaarzen, mijn dikke winterjas, en liep naar buiten. Het dorp leek nog te slapen, of misschien deed het alsof het sliep, zat iedereen binnen bij de kachel moed te verzamelen om de oprit schoon te vegen. Het kraken van de sneeuw onder mijn zolen was het enige geluid. Ik liep richting het dennenbos, natuurlijk ging ik naar het bos. De besneeuwde versie kende ik nog niet, opnieuw zou alles wat ik zo goed kende anders zijn, onherkenbaar anders. De vormen waren er nog, maar alle kleur was uit het bos gezogen. Er lag zeker twintig centimeter sneeuw. De paden waren verdwenen, ik probeerde ze desondanks te volgen door uit de buurt te blijven van de begroeiing die in grillig wit uit vlak wit stak. Ik was de eerste, die wetenschap maakte me gelukkig, voor mij lag een onontdekte wereld op mij te wachten. Mijn voeten zakten diep weg in de richting van waar de paden moesten liggen, de beklimmingen waren loodzwaar, maar mijn uitgelatenheid dreef me voort. Op het moment dat ik dacht het toppunt van geluk te hebben bereikt, zag ik het eerste dierspoor in de sneeuw. Een hert had hier een stuk over het pad gelopen, was daarna omgedraaid en het bos in gegaan. Ik was niet de eerste en dat maakte me nóg gelukkiger. Het bos toonde een glimp van het leven dat zich hier afspeelde als de mensen sliepen. Een das was overgestoken. Een eekhoorn was uit een boom gekomen en een andere boom ingegaan. Een konijn had het pad een stukje gevolgd om tussen de bosjes te verdwijnen. Een vos had een enorme sprong gemaakt. Ik kon er geen genoeg van krijgen. Op de terugweg viel overal om mij heen smeltende sneeuw van takken en boomkruinen. Het bos kreeg hier en daar alweer kleur. Nog een paar uur, dan zouden alle sporen voorgoed zijn verdwenen. Ik had het gevoel dat het bos zijn diepste geheimen met mij had gedeeld. Lidewey van Noord Column Winwandelen John Jansen van Galen wandelt al zijn hele leven en schrijft daarover artikelen, columns en boeken. Levendig herinner ik mij het echtpaar dat we op een ochtend aantroffen in ons hotel te Gennep: druk bezig hun voeten stevig in te zwachtelen. Ze liepen net als wij het Pieterpad maar hadden zich, anders dan wij, voorgenomen het in één vakantie helemaal af te leggen: 500 kilometer in 14 dagen. Ze gingen het halen, zeiden ze met een zekere grimmigheid, maar ze hadden hun voeten inmiddels al kapot gelopen en het kostte ’s morgens een uur voordat ze die in zwachtels verpakt hadden. Nou, goede tocht gewenst! Ik geloof dat dit het moment was waarop wij ons voornamen: wandelen is mooi, maar het moet wel een pretje blijven. De notities in ons routeboekje van het Pieterpad wijzen uit dat wij in die dagen ook wel eens 33 kilometer op een dag liepen. Maar niet elke dag. En met het klimmen der jaren steeds minder. Er zijn mensen die, als ze hun trajecten moeten gaan bekorten, het wandelen opgeven. Dan voelen ze zich geen ‘echte wandelaar’ meer. Wie loopt er nou een kippeneindje van 22 kilometer op een dag? Maar het mooie van wandelen is nu juist dat het een sport is waarbij je niet kunt winnen. De afgelegde afstand doet er geen zier toe. Wij hebben het er nooit met elkaar over gehad, maar zijn ons stilzwijgend en vanzelfsprekend gaan beperken in de afgelegde afstanden. Ten tijde van die 33 kilometer waren we begin vijftig. Nu, dertig jaar verder, zijn onze ideale afstanden voor een dagtocht allengs gekrompen via een 25 naar 20 tot zelfs 15 kilometer. En wat we eerst niet doorhadden maar wat tegenwoordig een apparaatje je haarscherp laat zien: ook ons tempo slonk, van bijna 6 tot zo’n 4,5 kilometer per uur. Maar we wandelen! Ooit stuitten we in Doetinchem op twee jonge meiden: ’s morgens vroeg met hun gratis studentenkaart per trein uit Groningen naar Vorden gereisd, 20 kilometer van het Pieterpad gelopen (of uit Laren? dan 29 kilometer!), en nu monter huiswaarts. We voelden een zweem van jaloezie, maar ach, zo’n hotel in Doetinchem is ook leuk. Soms stappen jongelui ons tegenwoordig met ferme pas voorbij, de blik vastberaden voorwaarts gericht en in een oogwenk om de bocht verdwenen. Enigszins afgunstig kijken we hen na. Maar aan de andere kant: zij hebben in hun haast dat ijsvogeltje niet gezien. John Jansen van Galen 27 © Lode Greven 2020

28 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication