28

Column MIJN INGESLETEN KRITISCHE BLIK ELINE VAN DE VOORDE Door het gebulder in de zaal hoor ik amper wat de acteur op de scène vertelt. Ik knijp mijn ogen dicht, alsof dat op miraculeuze wijze mijn gehoor zou verbeteren. De laatste zin van de man is me compleet ontgaan, maar het feit dat hij als bard de spelers becommentarieert met hoge stem, lijkt genoeg voor een tweede golf aan gelach. Ik kijk wat geïrriteerd rond en hoop dat het stopt. Ik beken, ik lach niet gemakkelijk tijdens een voorstelling. Waarschijnlijk vind ik dingen gewoonweg niet zo grappig. Ik ben nochtans geen zuurpruim. Ik lach zelfs graag, maar theater doet me veeleer gniffelen dan schuddebuiken. Ik ben meestal, en ook nu weer, verontwaardigd door veel geschater. Alsof mensen het verkeerd begrepen hebben. Vervormde stemmetjes, vallende acteurs of schunnige moppen: ik zie de humor er niet van in. Maar zelfs als het géén slapstick is, vind ik het zelden hilarisch. Eis ik te veel? En als iedereen het grappig vindt behalve ik (en een paar zonderlingen die ik her en der ontdek), ligt het dan wel aan de rest van het publiek? Laat staan aan het stuk of de acteurs? Heb ik ergens onderweg geleerd dat een gedegen stuk niet grappig hoort te zijn? “Heb ik ergens onderweg geleerd dat een gedegen stuk niet grappig hoort te zijn?” Als ik in mijn geheugen duik, moet ik bekennen dat ik maar één voorstelling kan bedenken die ik echt hilarisch vond. Al reken ik daar de voorstellingen voor kinderen niet in mee. Niet dat ik er niet kritisch voor ben, dat ben ik altijd. De aard van het beestje, zeg maar. Maar kindertheater mag me meer ontspannen en een vlucht zijn in het schone en het goede. En toch verwacht ik ook dan veel van een voorstelling. Het klinkt verwaand, maar theater is voor mij geen vermaak. Ik wil dat acteurs binnendringen in mijn hoofd en in mijn ziel en niet enkel mijn lachspieren beroeren. Ik ben door opleiding en omgeving misvormd. En waarschijnlijk heb ik simpelweg een elitaire smaak, maar is dat een probleem? Het feit dat ik mijn verwachtingen projecteer op mijn medetoeschouwers, daar draait het om. Het doet me beseffen dat mijn initiële verontwaardiging niet op zijn plaats is. Het maakt me arrogant. Alsof ik weet wat goede smaak is. Ik laat de gedachte even bezinken en kijk opnieuw rond in de zaal. Het dringt nu tot me door dat ik al zeker vijf minuten van het stuk heb gemist. Er staat zelfs een personage op de scène dat ik niet kan thuisbrengen in het stuk. Daar gaat mijn kritische blik. Plots valt me echter ook op dat niemand meer lacht met de hoog klinkende bard. De stilte is teruggekeerd. Ze zijn het vreemde stemgeluid gewoon geworden. Lag het dan toch niet aan mij? 28

29 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication