28

De oude Melkweg Bakker Sybren Andringa vertelt ’s Morgens om half drie begonnen we te bakken. Om acht uur vlug even naar huis om te eten en dan om negen uur venten. De politie hield ons steevast in de gaten zodat we niet te vroeg begonnen. We venten ‘s morgens eerst in de dorpskom en ‘s middags gingen we met de schouw over het water. Onze schouwen lagen altijd in de haven bij de tuin van de dominee. De grote boot eerst en de zeilschouw bonden we erachter. Over het water betekende in de oorlog altijd roeien. We hadden wel een motor, maar kregen van de Duitsers geen benzine. Vader ging, als er ijs lag, met een pikhaak voor in de schouw staan. Over het water waren er verschillende routes. Iedere route deden we drie keer in de week. Op maandag gingen we eerst naar De Blieken en vervolgens over de Pikmar naar Pean, Goëngahuizen, Sitebuorren en dan door de Burd weer naar Grou. Op dinsdag gingen we naar klanten aan de Wergeasterfeart. Tot aan de Tútse (brug). Dan naar Hendrik Keidel aan de Biggemar en zo de Boarchsleat in. Die was toen nog open. Verder naar de klanten in het Wyllân en op Trijehûs. Dan de Ultsjebuorsterfeart en door de Mûzel weer naar de Biggemar. De route naar de Modderige Bol voeren we tot aan de familie Romkema. Die woonden bij de 28 tweede sluis. Dat was een heel eind roeien en dat wel drie keer in de week. De roeischouw had een bruin zeiltje waarmee we in de winter voor de wind weer terug naar Grou zeilden. Soms lagen er allemaal ijsschotsen in de vaargeul en schoven deze dan bij ons in de schouw, die moesten er dan weer vlug worden uitgegooid. Een keer hebben ze vader vlakbij Pean moeten loshakken. Helemaal bevroren door het opspattende water, hij leek toen op de verschrikkelijke ijsman. Met harde wind waren de golven op de Ee te hoog en werd de route verlegd via Soarremoarre en de

29 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication