18

veen zand klei Zeeland is omringd door water. En toch is droogte ook in Zeeland een probleem. Hoe kan dat? De meeste planten en gewassen hebben zoet water nodig om te groeien. Het water in de Scheldes is zout. De locatie, hoogte en grondsoort bepalen of het oppervlaktewater uiteindelijk zoet, zout of brak (mengsel van zoet en zout) is. Deze variatie kenmerkt ons complexe Zeeuwse waterbeheer. Aan de ene kant van de dijk drukt het zeewater op het grondwater, zout zoute kwel aan de andere geeft het oppervlaktewater tegendruk. Hoe lager de gronden, hoe minder tegendruk. Bij een lage tegendruk sijpelt er zout water naar het grond- en oppervlaktewater. Dat noemen we zoute kwel. Iedere grondsoort reageert anders op het indringende zoute water brak zoet klei Stugge zand grondsoort dat water lang vast houdt. Werkt als een spons, neemt water langzaam op en geeft het langzaam weer af. Klei is voedselrijk en geschikt voor planten. Vormt een soort fi lter waar het water doorheen loopt. Op (hoge) kreekruggen is zand een ideale ondergrond voor het laten ontstaan van een zoet-waterbel in de ondergrond. veenlagen Gebieden met veenlagen in de ondergrond zijn kwetsbaar bij droogte. Wanneer veenlagen meer aan de oppervlakte liggen, kunnen ze bij droogte inklinken. Hierdoor kan bodemdaling ontstaan, dit is onomkeerbaar. Daarom moet veen altijd nat blijven.

19 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication