22

Bosgrond, enten Bosgrond¹ kan gebruikt worden om bodemorganismen te helpen zich te verspreiden en snel een bosbodem² te krijgen. Bosgrond van een gezond, lokaal naburig bos bevat veel nuttige micro-organismen voor een startend voedselbos. Een handjevol per vierkante meter is meer dan voldoende. Een bosbodem is van nature zuurder dan de grond zelf. Dit komt omdat bosbodems schimmeldominant zijn. Schimmels hechten met hun hyfen een bodem aan elkaar en geven zuren af om voedingsstoffen vrij te maken. Dit werkt net zoals een maag. Veel houtige gewassen zijn afhankelijk van schimmels om aan water, koolstof en sporenelementen te komen. Verder kunnen schimmels gevaarlijke stoffen helpen afbreken of afvoeren. Planten geven schimmels bijvoorbeeld glucose en daardoor ontstaat de symbiotische relatie (mycorrhiza). Bevat een bodem te veel zouten (bv. fosfaat of stikstof) dan gaan schimmels dood. Ze spoelen stoffen zoals calcium uit en zo krijgen planten tekorten aan sporenelementen. Dit maakt ze tevens kwetsbaarder voor droogte. De boeken van Paul Stamets (mycoloog) gaan hier onder andere dieper op in en zijn erg interessant. Bodems die geploegd worden, zijn bacteriedominant en zijn alkalischer dan de grond zelf. Dit komt door het alkalische slijm van de bacteriën. Eenjarige planten houden van bacteriedominante bodems. Een gemiddeld grasland heeft ook een bacteriedominante bodem, maar een gezond grasland heeft een goede balans tussen schimmels en bacteriën. Grassen geven hormonen af die houtige gewassen remmen in kiemen en groei. Ook bomen zoals eiken, tamme kastanjes, beuken en walnootachtigen geven stoffen af die de groei van andere planten afremmen of op een andere manier negatief beïnvloeden. Denk dus na waar je de bosgrond gooit. De organismen in de grond moeten wel enige kans van overleven hebben. Het bodemleven van een bosbodem houdt van schaduw, vochtige bodem en bruin organisch materiaal wat ze kunnen eten. Onkruiden Gevaarlijke onkruiden, zoals de reuzenberenklauw en agressieve onkruiden, zoals kleefkruid en de Japanse duizendknoop moeten in de aanlegfase rigoureus met wortel en al verwijderd worden. Zodra je voedselbos eenmaal iets verder is doorontwikkeld is het veel moeilijker voor deze planten om te overleven. Brandnetels en bramen Brandnetels en bramen zijn beide nuttige planten om in geringe mate in het systeem te hebben. Het zijn goede waardplanten en bramen zijn ook waardevol voor bestuivers. Bramen en brandnetels raken echter gemakkelijk uit controle en zijn dan bijna niet meer in de hand te krijgen. Zowel de bramen als de brandnetels moeten dan met wortel en al verwijderd worden! Dit kan het beste in de winter gebeuren. Beide soorten zouden van nature pas afnemen bij veel schaduw of wanneer het stikstofgehalte omlaag gaat. Dit gebeurt in Nederland niet vanwege de stikstofdepositie uit de lucht. Verder horen beide soorten thuis in een zoom- en mantelvegetatie, zoals die gerealiseerd wordt in een voedselbos-park. Kortom, brandnetels en bramen zullen in bijna ieder voedselbos inburgeren en het is vooral belangrijk om ze onder controle te houden. Water Het is altijd goed om na te gaan hoe het staat met de waterhuishouding van het terrein. Planten zijn immers erg afhankelijk van voldoende water voor de groei en (vrucht-)ontwikkeling. Het kan zijn dat stukken in het voedselbos-park natter zijn en andere stukken weer droger. Op nattere plaatsen kunnen planten groeien die graag natte voeten hebben en anderzijds zijn er ook soorten die juist graag iets hoger staan waardoor de (pen-)wortels niet in het grondwater staan. Door de opbouw van organisch materiaal in het voedselbos-systeem kan er meer water worden vastgehouden, waarvan profi jt ondervonden wordt in drogere periodes. Door wateropvangelementen te hebben in het voedselbos-park kan er water opgeslagen worden voor drogere periodes. Ook kan ervoor gekozen worden om een waterput te slaan of om water af te koppelen van omliggende bebouwing en op te vangen. Kortom: denk goed na hoe de jonge aanplant, zeker in de beginjaren, voldoende water krijgt. fhklijk ¹Grond vormt het moedermateriaal van een bodem. In Nederland is dit zand, klei, silt en veen. ²Bodem is een kenmerkende en herkenbare bodemstructuur met een opbouw in lagen. Deze ontstaat uit het moedermateriaal door invloeden van klimaat, vochthuishouding, leven en tijd. We rekenen de eerste twee meter onder een bodem. 22 didk

23 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication