gaf hem echter nooit op en hij bad zelfs bij zijn graf nadat hij gestorven was. Umar, die toen bij hem was, was verbijsterd: "Allah's Boodschapper, voer jij nu gebeden uit voor deze man, terwijl Allah jou verboden heeft om voor hem te bidden?" Mohammed antwoordde door een vers uit de Koran te interpreteren: "Of je nu om hun vergeving vraagt of niet, (hun zonde is onvergeeflijk): (zelfs) als je zeventig keer om vergeving vraagt, zal Allah hen niet vergeven, omdat ze Allah en Zijn Boodschapper hebben afgewezen. En Allah leidt degenen die opstandig rebels zijn niet"(9:80). Hij vertelde Umar dat Allah hem een keuze had gegeven door te zeggen: "Of u nu om vergeving vraagt of niet ..." en hij zei dat, terwijl hij wist dat 70 gebeden vruchteloos zouden zijn, maar hij had wel hoop voor meer dan 70 gebeden. Maar Allah maakte een einde aan deze edelmoedigheid in een nieuwe openbaring: "En bid nooit (O Mohammed) voor een van hen die sterft, noch bij zijn graf. Zie! Ze geloofden niet in Allah en Zijn boodschapper en stierven terwijl ze kwaaddoeners waren "(Koran 9:84).40 Daarna stopte Mohammed met het bidden bij de graven van degenen die tegen hem waren.41 Het is opmerkelijk dat wanneer Yahiya Emerick het verhaal vertelt van Mohammeds moeilijkheden met Abdullah bin Ubayy, hij de conclusie trekt: "Hij werd snel ziek en op zijn sterfbed kwam Mohammed hem te bezoeken en vroeg God om hem te vergeven, terwijl hij zijn verbijsterde metgezellen vertelde dat hij hoopte dat God dat zou doen.”42 Emerick zegt niets over de goddelijke berisping die Mohammed ontving voor deze blijk van barmhartigheid, nadat hij op het graf van Abdullah had gebeden. Het Verdrag met de Hudaybiyya Nog een ander belangrijk Islamitisch principe werd geformuleerd door het Verdrag van Hudaybiyya en de gebeurtenissen die daar plaatvonden. In het jaar 628 had Mohammed een visioen waarin hij de pelgrimstocht naar Mekka maakte – een heidens gebruik, dat hij heel graag deel wilde laten uitmaken van Islam, maar dit was tot nu toe voorkomen doordat de Quraish controle hadden over Mekka. Maar tegen die tijd gaf hij de Moslims opdracht zich voor te bereiden om een pelgrimstocht naar Mekka, en hij rukte op naar de stad op met vijftienhonderd mannen. De Quraish ontmoetten hem buiten de stad en de twee partijen sloten een wapenstilstand van tien jaar (hudna), wat bekend staat als het Verdrag van Hudaybiyya. Sommige vooraanstaande Moslims waren niet tevreden met het vooruitzicht van een wapenstilstand. Ze hadden tenslotte de belegering van de Quraish in Medina verbroken en waren nu machtiger dan ooit. Zouden ze hun militaire macht verkwanselen door te onderhandelen, alleen maar om een pelgrimstocht te kunnen maken? Een woedende Umar ging naar Abu Bakr en zei: "Is hij niet Gods apostel, en zijn wij geen Moslims en zijn zij geen polytheïsten? Waarom zouden we dan instemmen met iets dat onze religie verlaagd?" Beiden mannen gingen naar Mohammed, maar die probeerde hen gerust te stellen: "Ik ben Gods slaaf en Zijn apostel. Ik zal niet tegen Zijn gebod ingaan en Hij zal mij niet een verliezer laten zijn."43 Maar het leek er zeker niet op dat het verdrag in het voordeel van de Moslims werd gesloten. Toen de tijd rijp was om de overeenkomst op papier te zetten, riep Mohammed Ali op en vroeg hem te schrijven: "In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle." Maar de Quraishonderhandelaar, Suhayl bin 'Amr, hield hem tegen: “Ik herken dit niet, maar schrijf 'In uw naam, o Allah.” Mohammed vertelde Ali dat hij moest schrijven wat Suhayl hem opdroeg. 106
107 Online Touch Home