115

Mohammed bij de Kaäba Toen de stad eenmaal volledig tot bedaren was gebracht, reed de Profeet van Islam op een kameel naar de Kaäba. Hij zag dat de plaats volstond met afgoden – 360 in totaal - en citeerde zijn Koran: "Waarheid is gekomen en onwaarheid is verdwenen. Zie, het bedrog zal altijd verdwijnen" (17:81). Hij beval dat alle afgoden (afgodsbeelden) zouden worden verbrand, behalve een icoon van Jezus en Maria.13 Vervolgens stond hij voor de deur van het heiligdom en kondigde aan: Elke aanspraak en elk voorrecht wordt door mij herroepen, en elke bloed(verwantschap) of elk eigendom wordt door mij afgeschaft. Alleen de voogdij over de tempel en het drenken van de pelgrims wordt in stand gehouden. Voor degenen die onbedoeld op een quasi-opzettelijke manier gedood zijn door een knuppel of zweep, voor hem is [straf voor het doden en de verbreken van het vredesverdrag] het ergst: honderd kamelen, waarvan veertig zwanger zijn. O [jullie] Quraish, God heeft van jullie de hoogmoed ontnomen van het heidendom en het vereren van uw voorouders. De mens komt voort uit Adam en Adam is voortgekomen uit stof. De Quraish-leiders waren bijeengekomen en luisterden aandachtig, en waren in afwachting op wat de Profeet van Islam over hun lot zou meedelen. Ten slotte wendde hij zich tot hen en vroeg: “O Quraish, wat denken jullie dat ik met jullie ga doen?” Ze antwoordden dat ze er zeker van waren, dat hij op het punt stond hen goed te doen: “Je bent een nobele broer, zoon van een nobele broer.” En dat was ook zo. “Ga je gang,” zei de Profeet van Islam, “want jij bent de vrijgelatene.” Hij spaarde echter hun leven, volgens de vroege Islamtraditie, "God had hem macht gegeven over hun levens en zij waren zijn buit."14 De mensen van Mekka kwamen nu bijeen om hulde te brengen aan Mohammed. Het was het hoogtepunt van zijn profetische carrière; acht jaar nadat hij uit zijn geboortestad was verbannen, lag de stad nu aan zijn voeten. Een van zijn belangrijkste metgezellen, Umar, deed alle mannen beloven, dat zij Allah en Mohammed zouden gehoorzamen. En de profeet keek toe. Toen de mannen hiermee klaar waren, naderden de vrouwen – inclusief Hind bint 'Utba, de vrouw die het lichaam van Mohammeds oom Hamza had verminkt bij de Slag bij Uhud. Hind, naderde Mohammed vermomd en versluierd, bang voor hoe hij haar zou straffen. Mohammed gaf haar vervolgens een reeks Islamitische morele instructies: associeer geen anderen [deelgenoten] met Allah, steel niet, pleeg geen overspel en andere instructies. Toen zij daarop antwoordde, realiseerde hij zich dat het Hind was, waarop ze hem om vergeving vroeg. Toen hij tegen haar zei: “En je zult je kinderen niet doden,” zei Hind tegen Mohammed: “Ik heb ze opgevoed toen ze klein waren en zodra ze volwassen waren heb jij hen gedood op de dag van Badr, dus jij bent degene die van hen af moet weten!” Dit maakte Umar hartelijk aan het lachen. Als eerbetoon aan de vrouwen die aanvaard waren, overhandigde Ali Mohammed de sleutel van de Kaäba, maar Mohammed gaf deze terug aan de verzorger van het heiligdom, dat toen het centrum van heidense pelgrimstochten was. Mohammed zei: "Hier is uw sleutel, vandaag is een dag van goede trouw."15 115

116 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication