137

Combineer deze poging van Islam om de Joden en Christenen te ontdoen van elke legitimiteit met betrekking tot hun religie, tezamen met de discriminerende opmerkingen in de Koran, en daarbovenop nog de aansporingen van Mohammed om te vechten tegen Joden en Christenen, dan is het geen wonder dat de Islamitische wereld door de eeuwen heen op gespannen voet staat met Joden en Christenen. Naarmate de verschillende stromingen (scholen) van Islamitische jurisprudentie zich ontwikkelden, bouwden hun religieuze fundament op deze teksten in de Hadith en de Koran, en dit was de basis van de juridische structuur voor de behandeling van niet-Moslims. De kenmerken hiervan bleven door de eeuwen heen opmerkelijk consistent en onder alle juridische scholen. Als voorbeeld wordt hier de hedendaagse Saoedische sjeik Marzouq Salem Al-Ghamdi genoemd, die in een vrijdagpreek in een Saoedische Moskee, uitlegde op welke manier een Islamitische samenleving de aanwezigheid van nietMoslims in haar midden zou moeten tolereren: Als er ongelovigen onder de Moslims wonen, in overeenstemming met de voorwaarden die door de Profeet zijn uiteengezet, daar is verder niets mis mee, mits ze Djizja betalen aan de Islamitische schatkist (extra belastingen op nietMoslims). Andere voorwaarden zijn ... dat ze geen kerk of een klooster mogen renoveren, een vernielde kerk niet mogen herbouwen, dat ze drie dagen lang elke Moslim onderdak en eten moeten geven die onverwacht op bezoek komt in hun huizen ... dat zij verplicht moeten opstaan wanneer een Moslim wil zitten, dat ze Moslims niet imiteren in kleding of in spraak, dat zij niet mogen paardrijden, en ook geen zwaarden mogen bezitten, en zich niet mogen bewapenen met welk soort wapen dan ook; dat ze geen wijn mogen verkopen, dat zij geen kruis mogen laten zien, geen kerkklokken mogen luiden, hun stem niet mogen verheffen tijdens gebed, dat ze hun haar van voren afscheren om hen gemakkelijk herkenbaar te maken, en dat zij niemand mogen opzetten tegen andere Moslims, en dat zij een Moslim niet mogen slaan. Als ze deze voorwaarden schenden, hebben ze geen bescherming.22 In deze preek herhaalt de sjeik slechts de klassieke termen van Islamitische jurisprudentie voor de behandeling van niet-Moslims in Islamitische samenlevingen – en hij koppelt deze termen expliciet aan Mohammeds voorbeeld. We hebben al gezien hoe vasthoudend Mohammed was over de collectie van de djizja-belasting. Ondertussen werd de tweederangs status voor Christenen en Joden opgelegd door de bepaling in de Koran 9:29 dat ze "zich onderworpen moesten voelen." Dit werd voor het eerst volledig verwoord door Mohammeds luitenant Umar tijdens zijn kalifaat (634 tot 644), met woorden die opvallende gelijkenis vertonen met de vrijdagpreek die Sjeik Marzouq hield in een Moskee in Saoedi-Arabië. De Christenen die dit pact met Umar sloten, moesten (onder dwang) het volgende beloven: We hebben een voorwaarde aan onszelf gesteld, dat we in onze gebieden geen klooster, kerk of heiligdom voor een monnik zullen oprichten, noch een plaats van aanbidding zullen herstellen die hersteld moet worden, noch een van die plaatsen zullen gebruiken voor vijandschap tegen Moslims. … We zullen niet ... voorkomen dat een van onze medemensen de Islam omarmt, als ze daarvoor kiezen. We zullen Moslims respecteren, en opstaan van de plaatsen waar we zitten, als zij (Moslims) 137

138 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication