28

Het is onmogelijk uit deze passage op te maken, van wat de Profeet voor verboden hield, nu wel voor hem toegestaan is door Allah. Of op te maken hoe hij probeerde zijn consorten te behagen, en onder welke omstandigheden Allah toestaat dat eden worden gebroken, of welk geheim Allah later aan Mohammed vertelde dat zijn consorten niet wist. Ook is niet duidelijk welke twee consorten nu precies worden vermaand, en dat zij zich zouden moeten bekeren en niet samenzweren tegen Mohammed, en anders zouden zij gescheiden worden. De hele passage – en er zijn velen zoals deze in de Koran – is heel ondoorzichtig voor een ieder die niet direct betrokken is bij de gebeurtenissen. Maar de Islamitische traditie vult het verhaal in – en de context wordt gegeven door een vroege Moslim, Abdullah bin ‘Abbas, die Kalief Umar, een kompaan van de Profeet en zijn tweede opvolger als leider van de Moslimgemeenschap (Oemmah), die hem vragen stelt over deze Koran passage. Gedurende de pelgrimstocht naar Mekka – de Hadj – ontmoet Abdullah Umar en stelde hem een vraag: “O Leider van de gelovigen! Wie waren de twee vrouwen van de vrouwen van de Profeet, waarvan Allah zei: “Als je beide vrouwen zich bekeren en tot Allah wenden (66:4)’?” Umar antwoordde, “ik ben verbaasd om je vraag, O Ibn ‘Abbas. Zij waren Aisha en Hafsa.” Volgens Umar, had een van Mohammeds vrouwen met de naam Hafsa, Mohammed boos gemaakt door hem gelijk een antwoord terug te geven. Dus toen Umar vernam dat Mohammed zich van al zijn vrouwen gescheiden had, was hij niet verbaasd, en riep hij uit: “Hafsa is een geruïneerde loser! Ik verwachtte al dat het een keer zou gebeuren.” Umar ging naar Mohammed toe, die hem aanvankelijk niet wilde ontvangen of spreken. “Ik groette hem, en terwijl ik nog stond, zei ik: ‘Ben je van al je vrouwen gescheiden?’’ Hij hief zijn ogen op, keek naar mij en antwoordde negatief.” Umar beklaagde zich toen dat zijn vrouw ongehoorzaam was geworden, als gevolg van de invloed van enkele van de recente vrouwelijke Moslimbekeerlingen. Toen Umar dat zei “moest de Profeet lachen.” En hij lachte opnieuw toen Umar vertelde dat hij Hafsa had gezegd dat zij niets terug zou moeten zeggen aan Mohammed. En Mohammeds vrouw Aisha, vertelde hij haar, zou ermee weg kunnen komen, omdat zij veel knapper was en Mohammed haar meer liefhad. Umar verklaarde aan Abdullah dat “de Profeet tot zijn vrouwen inging, omwille van het geheim dat Hafsa had onthuld aan Aisha, en hij zei dat hij een maand lang zijn vrouwen niet zou opzoeken, omdat hij boos was op hen toen Allah hem vermaand had (voor zijn eed dat hij Maria niet zou benaderen). Toen 29 dagen voorbij waren gegaan, ging de Profeet als eerste naar Aisha.”(2) Maar Umar onthult Hafsa’s geheim niet. Volgens sommige uitleggers, was het Hafsa die Mohammed in bed had betrapt met een van zijn bijvrouwen (slavinnen), namelijk Maria de Koptische, op een dag waarin hij geacht werd met Hafsa om te gaan. Mohammed beloofde dat hij weg zou blijven van Maria en vroeg Hafsa om de zaak geheim te houden, maar Hafsa vertelde het aan Aisha. Toen kwam Allah het verhaal binnenwandelen met de openbaring van Soera 66, met de dreiging om te scheiden, waarmee Mohammed wordt bevrijd van zijn eed om weg te blijven van Maria de Koptische.(3) Maar een andere traditie legt de zaak heel anders uit. Aisha verklaart: De Profeet was gewend om een lange tijd met Zainab bint Jahsh door te brengen [een andere van zijn vrouwen] en honing te drinken in haar huis. Dus Hafsa en ik besloten dat als de Profeet tot een van ons zou komen, dat wij tot hem zouden 28

29 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication