48

zouden zij er toch niet in geloven. Wanneer zij tot u komen redetwisten zij met u, en de ongelovigen zeggen: ‘Dit zijn niets dan fabelen der ouden’" (6:25). Mohammed reageerde met woede op een persoon die deze beschuldiging uitte. In een openbaring maakt Allah duidelijk dat de man een onwettige bastaard was (“ongeboren”) en beloofde dat hij hem op de neus zou brandmerken (Koran 68:10-16).(3) Mohammed getuigde standvastig de zekerheid dat elke eerlijke lezer profetieën van zijn komst zouden vinden in de Geschriften van de Mensen van het Boek – dat wil zeggen, de Joden en Christenen: “De ongelovigen zeggen: ‘Jij bent geen boodschapper.’ Zeg: "Er is voldoende getuigenis, Allah is voldoende getuige tussen mij en jou, en de getuigen hebben de kennis van het Boek’ (Koran 13:43). De oprechte Joden en Christenen zouden simpelweg Moslims worden: “Zij aan wie Wij het Boek voorheen gaven, geloven er in (de openbaring)” Koran 28:53). En zij die zich niet tot Islam bekeerden, zouden eraan herinnerd moeten worden dat Moslims, Joden en Christenen allemaal dezelfde godheid aanbidden: “twist met de mensen van het Boek slechts op goede wijze….onze God en uw God is Eén” (Koran 29:46). Allah vertelt Moslims zelfs om de Joden en Christenen te raadplegen, in het geval dat zij twijfelen aan wat hij geopenbaard heeft: “En als jij (Mohammed) in twijfel bent over hetgeen Wij tot je hebben geopenbaard, vraagt dan degenen die het Boek vóór u hebben gelezen. Inderdaad, de waarheid is van uw Heer komt tot u. Behoor daarom niet tot de twijfelaars” (Koran 10:94). Het was alleen koppigheid van de Mensen van het Boek dat hen weerhield om Mohammed ter erkennen als profeet en de Koran als waarheidsgetrouwheid. En uiteindelijk zou die koppigheid ertoe leiden dat Mohammed zich fel tegen hen zou keren, en dat hij zichzelf zou opwerken als een superieur van de nieuwe gemeenschap – en metterdaad ook als superieur van anderen: “Jullie (Moslims) zijn het beste van alle mensen” of “het beste volk uit de mensheid”. De tekst gaat verder met: “jullie gebieden wat goed is, verbieden wat kwaad is en geloven in Allah. En, indien de mensen van het Boek hadden geloofd, zou het zeker beter voor hen zijn geweest. Sommigen van hen zijn gelovigen, maar de meesten van hen zijn corrupte overtreders” (Koran 3:110). De overtuiging dat zij “het beste van alle mensen” zijn, en gelijktijdig de Mensen van het Boek verdenken van corruptie, is erg gemeengoed in de Moslimwereld, zelfs vandaag de dag. Sociale ongelijkheden en onrechtvaardigheden worden toegeschreven aan de ongelovigen. En jihadisten wereldwijd houden vol dat alleen strikte naleving van Islam de Moslims “het beste van alle mensen” kunnen laten zijn. Gekopieerd van het Christendom In enkele versies van de verslagen van Waraqa bin Naufal, erkent hij Mohammed als een profeet, en hierin schrijft Waraqa het Evangelie niet in het Hebreeuws, maar in het Arabisch.(4) Het doel van deze tekstvarianten zou mogelijk kunnen zijn om Waraqa te distantiëren van de Joden, en waarvan sommigen beweerden dat hij Mohammed zelfs de Koran onderwees. Allah geeft antwoord op de beschuldigingen in de Koran: “Wij weten zeker wat zij zeggen, ‘Het is slechts èèn man die hem onderwijst.’ De tong (taal) van degenen waar zij zo slecht naar wijzen is vreemd, terwijl zijn taal Arabisch is, puur en duidelijk” (16:103). Deze vreemdeling zou ook iemand anders kunnen zijn, en Waraqa was ook niet de enige geleerde Jood, Christen of heiden die contact had met Mohammed. Een andere was de 48

49 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication