naar mij rijdier. Ik raakte mijn hals aan, en merkte dat ik mijn halsketting miste die gemaakt was van Zifar-parels (dat is een Jemenitische parels deels zwart en deels wit). Dus keerde ik terug om mijn halsketting te zoeken, want dit hield mij bezig. (In de tussentijd) de mensen die mij gewoonlijk op mijn kameel tilden, kwamen aanzette en namen mijn Hawdaj (hier: draagstoel met gordijnen) en tilden die op de rug van mijn kameel, waarop ik gewoonlijk reed, en zij veronderstelden dat ik erin zat. In die dagen waren vrouwen licht van gewicht, want zij werden niet dik, en het vlees bedekte hun lichamen niet overvloedig, omdat ze gewend waren maar weinig te eten. En dus merkten de mensen het verschil niet in het gewicht van de Hawdaj als zij die optilden, en het op de kameel plaatsten. In die tijd was ik nog een jonge dame. Zij lieten de kameel omhoogkomen en zij vertrokken (samen met de kameel). Ik vond mijn halsketting nadat het leger was vertrokken. Het bevel om gesluierd te zijn, betekende dat niemand haar kon aankijken of met haar spreken, en haar gewicht maakte ook geen verschil uit, en men kon het verschil niet merken of zij nu wel of niet aanwezig was in de Hawdaj (de draagstoel). En ook was Mohammeds vrouw gestrand in de wildernis. Terwijl ik in mijn rustplaats zat, werd ik overmand door slaap en ik ging slapen. Safwan bin Al-Muattal As-Sulami Adh-Dhakwani was in de achterhoede van het leger. Toen hij mijn rustplaats bereikte, zag hij het figuur van een slapend persoon, en hij herkende mij toen hij mij zag, want hij had mij eerder gezien, voor(dat) verplichte sluiering (voorgeschreven werd). Dus ik werd wakker, en toen hij mij herkende reciteerde hij de Istirja’ (d.w.z. “Inna lillahi wa inna llaihi raji’un” [Zeker, aan Allah behoren wij toe en werkelijk wij zullen tot hem terugkeren”]).(22) Ik sluierde onmiddellijk mijn gezicht met mijn hoofddoek, en met Allah’s hulp, spraken wij geen enkel woord en ik hoorde hem ook geen enkel woord meer zeggen, naast de Istirja’. Hij klom van zijn kameel af, en liet het neerknielen, en zette zijn voet op de voorpoten, en toen klom ik erop en reed erop. Toen hij vertrok om de kameel te leiden die mij droeg, haalden wij het leger in tijdens de extreme hitte van de middag, terwijl zij onderweg gestopt waren (en een rustpauze namen). Aisha was alleen geweest met een man die niet haar echtgenoot was. Voor sommigen was dat voldoende om geruchten te laten circuleren over haar: “(Vanwege die gebeurtenis) hadden sommige mensen vernietiging over zichzelf gebracht,” zei Aisha, “en degene die de Ifk (d.w.z. lasterpraat) nog meer verspreidden, waren ‘Abdullah bin Ubai Saluk – samen met drie anderen (inclusief een man met de naam Mistah bin Uthatha en ze zuster van Zaynab bint Jahsh), en samen met wat tweederangs figuren. De geruchten gingen rond, en zelfs Mohammed werd hierdoor geraakt, en trok zich terug van Aisha, die verklaart: Nadat wij van Medina terugkeerden, werd ik een maand ziek, De mensen waren valse verklaringen aan het verspreiden van de lasteraars, terwijl ik mij niet bewust was van dat alles, maar ik voelde dat in mijn aanwezige ziekte, want ik ontving niet de gewoonlijke vriendelijkheid van Allah’s Boodschapper, die weigerde mij te ontvangen wanneer ik ziek werd. (Maar nu) Allah’s Boodschapper kwam alleen, 55
56 Online Touch Home