56

groette mij en zei, ‘Hoe is het met die (dame)?’ en vertrok meteen. Dit wekte mijn twijfels, maar ik ontdekte gaan kwaad (d.w.z. laster) totdat ik herstelde van mijn kwaal en naar buiten ging met Umm Mistah [dat is Mistah’s moeder] naar AlManasi’ waar wij gewoonlijk onze behoeften deden … Mistah’s moeder zou Aisha uiteindelijk inlichten over de geruchten, die natuurlijk aan alreeds ziekelijke Aisha alleen maar slechter deed voelen: En dus werd mijn kwaal erger, en toen ik mijn huis bereikte kwam Allah’s Boodschapper naar mij toe, en nadat hij mij gegroet had, en zei ‘Hoe is het ermee, (dame)?’ vroeg ik, ‘Zul je mij toestaan om naar mijn ouders te gaan?’ zodat ik zeker kon zijn over het nieuws via hen. Allah’s Boodschapper stond het mij toe (en ik ging naar mijn ouders) en vroeg mijn moeder, ‘O moeder! Waar praten de mensen over?’ Zij zei, ‘O mijn dochter! Maak je geen zorgen, want er is bijna geen charmante vrouw die door haar echtgenoot geliefd wordt, en wiens echtgenoot meerdere vrouwen naast haar heeft, dat zij (d.w.z. de vrouwen) fouten bij haar vinden.’ Ik zei, ‘Subhan Allah! [Glorie zij aan Allah!] Praten de mensen werkelijk op deze manier?’ Ik bleef die nacht huilen, tot het aanbreken van de dag, en ik kon niet stoppen met huilen, en ik sliep niet, toen in de ochtend opnieuw, bleef ik huilen. En zij had een goede reden te huilen: Mohammed geloofde klaarblijkelijk de geruchten, alhoewel er ook mensen waren die Aisha verdedigden: (Toen de Goddelijke Openbaring uitgesteld werd), riep Allah’s Boodschapper ‘Ali bin Abi Talib en Usama bin Zaid bij zich, om hen advies te vragen over dat hij van mij wilde scheiden. Usama bin Zaid zei wat hij wist over mijn onschuld, en het respect dat hij voor mij had. Usama zei, “(O Allah’s Boodschapper!) Zij is je vrouw, en wij weten niets anders, dan goeds over haar (te zeggen).” Behoorlijk onbeleefd herinnert Ali Mohammed eraan, dat er “genoeg vrouwen” beschikbaar zijn voor de Profeet (Ali zou later een grote heilige worden van de Sjiitische Moslims). Aisha zou dit nooit meer vergeten, en betwistte later Ali’s claim dat Mohammed hem als opvolger aangewezen had: “Wanneer heeft hij (Mohammed) zijn wil aangegeven, en hem aangewezen en benoemd? Zeker, toen hij stierf rustte hij tegen mijn borst, en hij vroeg om een wasvat, en viel neer in die toestand, en ik kon zelfs niet waarnemen dat hij gestorven was, dus wanneer heeft hij zijn wil bekend gemaakt en hem aangewezen?”).(23) Aisha’s verhaal gaat verder: ‘Ali bin Abi Talib zei, “O Allah’s Boodschapper! Allah plaatst je niet in moeilijkheden, en er zijn genoeg andere vrouwen dan zij, nu, vraag de dienstmeid (Aisha’s slavin), die zal je de waarheid vertellen.” Daarop vroeg Allah’s Boodschapper Barrira (d.w.z. de dienstmeid) en zei, “O Barrira! Heb jij iets gezien wat je argwaan heeft gewekt?” Barrira zei tot hem, “Bij Hem, Die je de Waarheid gezonden heeft, ik heb nooit iets bij haar gezien (d.w.z. Aisha) dat ik zou verbergen, behalve dat zij een jong meisje is, die het (brood)deeg van haar familie onbedekt achterlaat, zodat de huisgeiten komen en het opeten.” 56

57 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication