66

Toen zond God dit neer tot hem: “Vecht met hen, totdat er geen verleiding meer is,” d.w.z. totdat er geen gelovige meer is die verleidt wordt tot een andere religie. “En de religie is van God,”, d.w.z. totdat alleen God (Allah) aanbeden wordt en geëerd wordt.18 Het vers uit de Koran dat Ibn Ishaq hier aanhaalt (2:193) beveelt veel meer dan alleen defensieve oorlog: Moslims moeten vechten totdat “de religie van God (Allah) is” – met andere woorden, totdat alleen Allah aanbeden wordt. De Islamitische wet die later zou komen, die gebaseerd is op verklaringen van Mohammed, zou niet-Moslims drie opties aanbieden: bekering tot Islam, onderwerping als ondergeschikten onder Islamitische wet, of oorlog. De Duivelsverzen Terwijl Mohammeds pogingen om zijn stamleden tot zijn nieuwe religie over te halen telkens op niets uitliepen, werd Mohammed zover gebracht, wat nu bekend staat als het incident met de Duivelsverzen, dat vereeuwigd is in de beruchte roman van Salman Rushdie. In 1989 vaardigde De Ayatollah Khomeini van Iran een fatwa uit, waarbij hij Moslims wereldwijd opriep om Rusdie te vermoorden – een doodstraf die voortdurend opnieuw bevestigd is door Iraanse leiders, alhoewel geen Moslim het tot nu toe uitgevoerd heeft. (Rusdie moest al in 1989 onder politiebescherming geplaatst worden, en moest op een geheim adres wonen). Volgens de Islamitische traditie, heeft inderdaad de Duivel (Satan) en niet Allah, het eerst tot Mohammed gesproken, wat afgeleid kan worden uit wat Mohammed zelf heeft gezegd. De verzen die de Duivel aan de Profeet van Islam gaf, zijn sindsdien algemeen bekend als “de Duivelsverzen.” Mohammed was gefrustreerd over het feit dat het hem niet lukte zijn eigen stamgenoten, de Quraish, te bekeren tot Islam. Volgens Ibn Ishaq, in een gedeelte van zijn Sira dat door Tabari bewaard is gebleven, “was de apostel bezorgd om de welvaart van zijn volk, en wenste hen aan te trekken zoveel als hij kon.” In feite “verlangde hij naar een manier om hen aan te trekken” en hen over te halen. Uiteindelijk waren het juist de leiders van de Quraish die bij hem kwamen met een aanbod. Zij zouden hem vrouwen en geld geven, en hem zelfs zijn koning maken, als hij in ruil daarvoor hun geaardheid en hun toestand zou accepteren. “Dit is wat wij je willen geven, Mohammed, dus onthoud je van het bespotten van onze goden, en spreek geen kwaad over hen. En als je dat niet wilt doen, dan bieden wij je een manier aan, dat voor zowel jou als ons tot voordeel zal zijn.” “En wat is dat?” vroeg de Profeet van Islam. “Je zult onze goden, al-Lat en al-‘Uzza, voor èèn jaar aanbidden, en wij zullen jouw god voor een jaar aanbidden.” (In het Nederlands wordt ook wel gesproken van al-Laat, al-'Oezza en Manaat) Mohammed antwoordde: “Laat mij eerst zien wat voor openbaring tot mij komt van mijn Heer.”19 En aanvankelijk waren de reacties van de Profeet van Islam erg negatief: Allah vertelde hem om de ongelovigen te vertellen dat Moslims niet aanbidden wat zij aanbidden. (Koran 109:1-6) Maar de Quraish hielden aan: “Mohammed, kom en laten wij aanbidden wat jij aanbidt, en dan zul jij aanbidden wat wij aanbidden, en wij zullen je deelgenot maken in alles wat jij onderneemt.” Maar Allah vertelde Mohammed om stevig stand te houden. (Koran 39:64-66) Maar achter deze onvermurwbare houding, verlangde Mohammed een manier te vinden om uit deze impasse te raken: “Toen de apostel zag dat zijn mensen hem de rug toekeerden, deed 66

67 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication