begonnen te zeggen: "Mohammed en zijn metgezellen hebben de heilige maand geschonden, en zij hebben bloed vergoten, buit genomen en mannen gevangen genomen."17 Maar toen kwam er een behulpzame openbaring van Allah, waarin werd uitgelegd dat de oppositie van de Quraish tegen Mohammed meer aanstootgevend was in de ogen van Allah, dan de overtreding van het schenden van de heilige maand door de Moslims: de overval was daarom gerechtvaardigd. "Zij ondervragen u, Mohammed, met betrekking tot oorlogvoering in de heilige maand. Zeg: oorlogvoering daarin is een grote overtreding, maar om mensen af te keren van de weg van Allah, en om niet in Hem te geloven en in de Onaantastbare Plaats van Aanbidding, en Zijn volk vandaar te verdrijven, is een grotere overtreding voor Allah. Want vervolging is erger dan doden" (Koran 2:214). Met andere woorden: welke zonde de Nakhla-overvallers ook hadden begaan bij het overtreden van de heilige maand, dat was niets vergeleken met de zonden van de Quraish. Ibn Ishaq legde dit vers als volgt uit: "Zij hebben jullie van de weg van God weerhouden met hun ongeloof in Hem en zij hebben jullie van de heilige moskee verdreven toen jullie er met hun mensen samenkwamen. Dit is een meer serieuze zaak bij God dan het doden van degenen die jullie hebben gedood.”18 Toen hij eenmaal deze openbaring ontving, nam Mohammed de buit in ontvangst en de gevangenen van Abdullah. Abdullah was erg opgelucht, en vroeg: “Kunnen wij hopen dat dit zal gelden als een overval, waarvoor wij als strijders de beloning zullen ontvangen?” Ook hier antwoordde Allah in een openbaring: "Zie! Degenen die geloven en degenen die emigreren (om aan de vervolging te ontsnappen) en zich inspannen in de weg van Allah, zij hebben hoop op Allah's genade. Allah is Vergevensgezind, Genadevol" (Koran 2:218). De verlossing van Abdullah en zijn groep emigranten was voltooid. Dit was een gedenkwaardig incident, want het zou een patroon bepalen: het goede werd geïdentificeerd met alles wat de Moslims ten goede kwam, en het kwade met alles wat hen schaadde, zonder verwijzing naar een grotere meer algemene morele standaard. Morele absolute waarden werden terzijde geschoven ten gunste van het overkoepelende principe van opportuniteit. De Breuk met de Joden en de verandering van de qibla (richting van gebed) Mohammed bleef een beroep doen op de Joden om zijn profetische status te aanvaarden. Hij schreef een brief aan de Joden van Khaybar, een oase ongeveer 150 km ten noorden van Medina, waarin hij uitlegde wie hij was en waarom ze zijn beweringen moesten aanvaarden. De brief begon met het citeren van de Koran en beweerde dat de joden hetzelfde materiaal in hun eigen Geschriften zouden vinden (Die claim komt voor in Koran 48:29). Vervolgens daagde Mohammed hen rechtstreeks uit om in hun boeken te zoeken naar tekenen van zijn komst: Ik bezweer u door God, en door wat Hij tot u heeft gezonden, door het Manna (hemels broodmeel) en de kwartels (soort fazant) die Hij u voor uw voedsel als voedsel heeft gegeven, en door de zee voor uw vaderen te verdrogen, toen Hij hen verloste van Farao en zijn werken, dat je mij zult vertellen: In wat Hij tot jullie heeft gezonden, vinden jullie daarin niet, dat jullie in Mohammed moeten geloven?19 80
81 Online Touch Home