87

[Moslims] om het pad van de Jihad te bewandelen en het zwaard te dragen van de Profeet der profeten? ... De Profeet, de meest barmhartige, beval [zijn leger] om de nek van enkele gevangenen in [de slag om] Badr te slaan (onthoofden) en hen te doden. … En hij gaf een goed voorbeeld voor ons."16 Het probleem van de roofbuit Allah beloonde degenen die hij de overwinning had verleend. Er was een grote roofbuit voor de overwinnaars – deze was zelfs zo groot dat het een twistpunt werd. Er dreigde zelfs zoveel verdeeldheid onder de soldaten, dat Allah er zelf over sprak in een hoofdstuk van de Koran dat volledig was gewijd aan reflecties over de Slag om Badr: het achtste hoofdstuk, getiteld Al-Anfal, "de Oorlogsbuit" of "Buit." Allah waarschuwt de Moslims, dat zij de buit die in Badr is gewonnen, moeten beschouwen als iets wat alleen het eigendom van Mohammed is: "Ze vragen je over dingen die als oorlogsbuit worden genomen. Zeg: ‘De oorlogsbuit behoort alleen toe aan Allah en de boodschapper. Vreest daarom Allah en regel (uw geschillen) onderling en gehoorzaam Allah en Zijn boodschapper als jullie geloven.’" (8:1). Uiteindelijk verdeelde Mohammed de buit gelijk onder de Moslims, maar hield een vijfde deel voor zichzelf. (8:41). Dit was in overeenstemming met een speciaal voorrecht dat Allah aan Mohammed verleende. Mohammed legde uit: "Ik heb vijf (dingen) gekregen, die aan geen van de Profeten vóór mij zijn gegeven." Deze omvatten het feit dat "Allah mij door ontzag liet overwinnen (door Zijn vijanden te beangstigen)"en "de buit is Halal (geoorloofd) gemaakt voor mij (en is niet gemaakt voor iemand anders)."17 Mohammed gebruikte dit voorrecht bij Badr, toen twee van zijn belangrijkste metgezellen, Abu Bakr en Umar, het niet met elkaar eens waren over wat ze zouden moeten doen met de gevangenen: De Moslims hadden die dag (d.w.z. de dag van de Slag om Badr) zeventig personen gedood en zeventig personen gevangen genomen. De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zei tegen Abu Bakr en 'Umar (Allah zij tevreden met hen): Wat is jullie mening over deze gevangenen? Abu Bakr zei: Ze zijn onze vrienden en verwanten. Ik denk dat je hen moet vrijlaten nadat je losgeld van hen hebt gekregen. Dit zal voor ons een bron van kracht zijn tegen de ongelovigen. Het is heel goed mogelijk dat Allah hen naar de Islam leidt. Het losgeld zou de buit voor de Moslims nog meer vergroten. Maar Umar was het daar niet mee eens: Toen zei de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem): Wat is jouw mening, Ibn Khattab [dat wil zeggen, Umar]? Hij zei: Boodschapper van Allah. Ik ben niet dezelfde mening toegedaan als Abu Bakr. Ik ben van mening dat u ze aan ons moet overhandigen, zodat we hun hoofd kunnen afhakken. Overhandig 'Aqil aan 'Ali zodat hij zijn hoofd mag afhakken, en geef zo en zo aan mij over zodat ik zijn hoofd mag afhakken. Ze zijn onder hen de leiders van de ongelovigen en zijn ook veteranen. 87

88 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication