88

Mohammed koos de zijde van Abu Bakr, maar de volgende dag was Umar geschokt om Mohammed en Abu Bakr te zien huilen. "Boodschapper van Allah," riep hij uit, "waarom laten jij en je Metgezel tranen?" Mohammed antwoordde: "Ik huil om wat er met je metgezellen is gebeurd, omdat ze losgeld (van de gevangenen) hebben genomen. Mij werd de marteling al getoond, waaraan ze werden onderworpen. Het werd mij getoond, zo duidelijk als deze boom dichtbij staat." En hij wees naar een nabijgelegen boom. De Profeet van de Islam verwees naar de martelingen van het hellevuur, want Allah koos de zijde van Umar en openbaarde aan Mohammed dat "het niet voor een profeet is om gevangenen te hebben, totdat hij een slachtpartij in het land heeft gebracht." Hij berispte Mohammed hevig, omdat hij liever buit wilde hebben in plaats van te doen wat Allah wilde door een slachtpartij aan te richten: "U verlangt de verlokking van deze wereld en Allah verlangt (voor u) het Hiernamaals, en Allah is Machtig, Wijs." Echter, de Metgezellen zouden de martelingen worden bespaard, die hen anders te wachten stonden, vanwege het feit dat Allah Mohammed daarvoor al toestemming gegeven had om buit te nemen: "Als er geen verordening van Allah was geweest, die al eerder was afgekondigd, dan was er een verschrikkelijke straf over jullie gekomen vanwege wat jullie genomen hebben. Geniet nu maar van wat jullie hebben genomen, en zie het als wettig en goed, en houd je aan de plicht naar Allah toe. Voorwaar, Allah is vergevensgezind, barmhartig" (8:6769).18 Sindsdien hebben talloze Moslims het concept ter harte genomen, dat het doden van de vijanden van Allah helpt om, volgens Ibn Isaq, "de religie te manifesteren die Hij wil manifesteren."19 De Moslims waren van een kleine, verachte gemeenschap uitgegroeid tot een aanzienlijke kracht waarmee de heidense Arabieren rekening moesten houden. Ze begonnen terreur te zaaien in het hart van hun vijanden: En maak alles gereed wat je hebt in de strijd tegen hen, en breng al je krachten in stelling, inclusief oorlogspaarden, om terreur te zaaien bij (in de harten van) de vijanden, de vijanden van Allah en jouw vijanden, en anderen aan hun kant, die je misschien niet kent, maar die Allah wel kent. Wat je ook in de zaak van Allah zult uitgeven, het zal je teruggegeven worden, en je zult niet onrechtvaardig behandeld worden” (Koran 8:60). De slag bij Badr was het eerste praktische voorbeeld van wat bekend zou worden als de Islamitische doctrine van de jihad. De Qaynuqa Joden Overweldigd door de overwinning, voerde Mohammed zijn operaties op om overvallen te plegen. Tijdens een van deze roofovervallen, tegen de heidense Ghatafan-stam, werd hij door een vijandelijke krijger verrast, terwijl hij aan het rusten was. De krijger vroeg hem: “Wie zal je vandaag tegen mij beschermen?” De Profeet van de Islam antwoordde koeltjes "Allah" – waarna de krijger zijn zwaard liet vallen. Mohammed greep het snel aan en vroeg: "Wie zal je tegen mij beschermen?" “Niemand,“ antwoordde de krijger, en hij reciteerde de Shahada, de Islamitische geloofsbelijdenis (“er is geen god dan Allah en Mohammed is zijn profeet”), en werd een Moslim.20 Rond deze tijd begon Mohammeds houding naar de Joodse stammen in de regio te verharden. Zijn profetische oproepen benadrukten meer en meer de aardse kastijding te benadrukken, meer dan de straf in de volgende wereld – en wel aardse kastijding door toedoen 88

89 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication