97

Hoofdstuk 8 Terreur zaaien in hun hart De Slag om de Loopgraaf en Mohammeds imperialistische ambities Mohammed en het bloedbad van de Joodse Qurayzah stam Het misbruik van de vrouwen van de Mustaliq stam Het Verdrag van Hudaybiyya: een regeling op de juiste tijd kwam De belegering van Khaybar en de vergiftiging van Mohammed De Slag om de Loopgraaf (Gracht) NA DE VERDRIJVING VAN DE QAYNUQA EN DE NADIR JODEN UIT MEDINA, BENADERDEN ENKELE overgebleven Joden de Quraish, en boden aan om een alliantie te vormen tegen Mohammed en de Moslims. De Quraish accepteerden het graag en vroegen hen: “Jullie, O Joden, zijn de eerste mensen uit de Geschriften en kennen de (ware) aard van ons geschil met Mohammed. Is onze religie de beste of is die van hem?”1 De Joden antwoordden, zoals onder de omstandigheden zouden doen vermoeden, dat de heidense Quraish-religie natuurlijk beter was. Toen Mohammed hiervan hoorde, gaf Allah hem een openbaring: “Heb je gezien dat degenen, aan wie een deel van de Geschriften is gegeven, hoe zij geloven in afgoden en valse godheden, en hoe zij zeggen over degenen (afgodendienaars) die niet geloven: 'Zij worden beter en meer terecht geleid dan degenen die geloven? Zij zijn degenen die Allah heeft vervloekt, en jij (O Mohammed) zult voor degenen, die Allah heeft vervloekt, geen helper vinden" (Koran 4: 51-52). Mohammed werd tevoren gewaarschuwd voor deze nieuwe alliantie, en had al een greppel gegraven rond Medina. Deze enorme inspanning vereiste veel mankracht: veel van de Moslims die tot deze dienst werden gedwongen, zouden echter stiekem weggaan. Slechts enkelen zouden Mohammed toestemming vragen om te vertrekken, en sommigen van hen boden slechts een onbeduidend excuus aan. Mohammed ontving dienovereenkomstig nog een openbaring, en waarschuwde hen, dat ware Moslims de bevelen van de profeet van de Islam niet lichtvaardig moeten opnemen: 97

98 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication