0

NUMMER JAARGANG 16 - SEPTEMBER 2020 E 12,50 4/5 Toxische druk: optelsom van kleine verontreinigingen Menno Holterman over de impact van corona op de watertechsector Het ‘nieuwe normaal’ in stedelijk waterbeheer Versnelling waterbouwprojecten: makkelijker gezegd dan gedaan

KOLIBRI Cloud Backend KOLIBRI Cloud WebApp KOLIBRI Cloud API KELLER unlimited! Al uw druk- en nivometingen beschikbaar in de KELLER Cloud Gestructureerde data op elk moment veilig opgeslagen en toegankelijk vanaf elk apparaat met een browser en internetverbinding „State of the Art“ beveiliging LoRa & ARC-1 data direct opgeslagen in de KOLIBRI Cloud. PC software (Datamanager) niet meer nodig en onderhoudsvrij Gebruik KELLER KOLIBRI Cloud als opslaglocatie Compatible met diverse KELLER IoT producten en IoT protocollen: GSM, ARC, LoRa, KOLIBRI Mobile App en Desktop App. Programmeer en ontvang sensor en systeem alarmmeldingen Data is toegankelijk voor meerdere gebruikers op hetzelfde moment Visualiseer en bekijk opgeslagen data in KOLIBRI Cloud Flexibele toegang via standaard interfaces tot uw eigen cloud services of lokale databases LoRa & ARC1 systemen geleverd. Datatoegang zonder instellingen Open source programma‘s en tools met gedetailleerde documentatie «ONE SOFTWARE» Geen installatie noodzakelijk data wordt getoond in browser kolibricloud.com

Inhoudsopgave Versnellen waterbouwprojecten strandt in procedures 19 Interview met Menno Holterman Menno Holterman gaat na de overname van Nijhuis Industries alle industriële activiteiten van het Franse Saur leiden. Minister Van Nieuwenhuizen beloofde investeringen in infrastructurele projecten te versnellen om de effecten van de coronacrisis tegen te gaan. Maar dat blijkt makkelijker gezegd dan gedaan. 22 Klimaatadaptatie: pittiger opgave dan gedacht Het ‘nieuwe normaal’ in stedelijk water - beheer: steeds extremere plensbuien. Ons land moet als eerste ‘rainproof’ worden. Lukt dat ook? Toxische druk op de kaart gezet Er is nu een kaart van Nederland die de ‘toxische druk’ toont - ofwel de optelsom van kleine verontreinigingen in het oppervlaktewater. Verder in dit nummer Nieuws 6 - Personalia 9 - Column Bob Hachimi 13 - Circulair bouwen door waterschappen 15 Column Toine Poppelaars 18 - Fotoreportage rioolrelining Amersfoort 26 - Column Jac van Tuijn 35 Water Alliance en VN-Duurzaamheidsdoelen 36 - Cybersecurity: Hirschmann 38 - Cybersecurity: Hudson 40 Meten diepte en waterkwaliteit rivieren 42 - Afvoer reststoffen waterzuivering 44 - Bedrijvenregister 47 WATERFORUM SEPTEMBER 2020 3 29 32 10 Renovatie voorzuivering Andijk 1 In 2018 is gestart met een uitdagend project: de renovatie van ‘de oude dame’ - de ruim 50 jaar oude voorzuivering Andijk 1.

Scherpe focus op vloeistoffen zelfs onder moeilijke omstandigheden OPTIWAVE 1400 – 24 GHz FMCW radar niveautransmitter voor water- en afvalwaterapplicaties • Continue, contactvrije niveaumeting van afvalwater, slib of andere vloeistoffen in open kanalen, opslagtoepassingen of pompstations • Druppelantenne: scherpe focus, ongevoelig voor condensatie, schuim of bewegende oppervlakte • Robuust IP68 ontwerp, meetrange 0…20 m optiwave.krohne.com products solutions services

Op naar ‘a toxic free environment’ De chemische industrie kijkt met spanning uit naar de in het najaar te verwachten ‘Chemicals Strategy for Sustainability’. Het is een belangrijk onderdeel van de Green Deal van de Europese Commissie en ingegeven door het streven naar een nul-emissie ‘for a toxic free environment.’ Ook voor de watersector een zeer relevante ontwikkeling, blijkt uit het artikel van Marga van Zundert in deze editie van WaterForum. Zo geeft Annemarie van Wezel, hoogleraar Environmental Ecology (UvA), aan dat het uitgangspunt in de nieuwe strategie het totaaleffect van chemische stoffen op mens en milieu wordt. Dit is ook een reactie op de regrettable substitution. Stoffen worden verbannen vanwege hun schadelijkheid en vervolgens vervangen door alternatieven die al snel even kwalijk blijven. Een bekend voorbeeld is GenX, dat minstens even schadelijk lijkt als voorgangers PFOS en PFAO. Om het totaaleffect van verontreinigingen in het oppervlaktewater, zoals meststoffen, bestrijdingsmiddelen en medicijnresten, goed in kaart te brengen, stak Europa de afgelopen jaren flink onderzoeksgeld in de ontwikkeling van meetinstrumenten. Bovendien is er nu voor het eerst een kaart van Nederland die de ‘toxische druk’ toont - met de nodige kanttekeningen, zoals u in het artikel kunt lezen. Daarnaast bevat deze editie tal van andere interessante en lezenswaardige artikelen, waaronder het verhaal van Pieter van den Brand over het ‘nieuwe normaal’ in stedelijk waterbeheer: steeds extremere plensbuien. Vanwege de klimaatverandering moet ons land als eerste rainproof worden. De aanleg van wadi’s en extra waterbergingscapaciteit is in volle gang. Maar waar staat neerslagbestendig Nederland eigenlijk? En hoe hoog wordt het prijskaartje? Verder hebben de vormgeefster en de redactie de afgelopen zomer gebruikt om WaterForum Magazine in een nieuw jasje te steken. Want er bestaat nu eenmaal zoiets als mode, en ook de vormgeving van een tijdschrift moet natuurlijk met de tijd meegaan. Zo zijn artikelen luchtiger opgemaakt en is er meer aandacht voor beeld. Hierdoor ziet het blad in onze ogen er een stuk helderder, overzichtelijker en frisser uit. Hopelijk bent u er ook over te spreken. Laat ons dat vooral weten! Veel leesplezier Adriaan van Hooijdonk Hoofdredacteur Waterforum Coverfoto Het Rijk wil infraprojecten versnellen om de door corona getroffen gww-sector te steunen. Dat valt niet mee, maar ondertussen worden verschillende projecten al voortvarend aangepakt. Zoals de versterking van de Lekdijk bij Vianen (zie ook: www.wsrl.nl/vianen). Lees alles over de projectversnelling op pagina 10 e.v. (foto: waterschap Rivierenland). Colofon WaterForum Vakblad voor de watersector Uitgever AcquiMedia, Henk van der Brugge Amstelwijckweg 15, 3316 BB Dordrecht T +31 (0)184 - 48 10 40 E info@acquimedia.nl Bladmanagement en advertentieverkoop Henno Ploeg, henno@waterforum.net T +31 (0)184 - 48 10 46 Abonnementenadministratie Waterforum Magazine wordt op aanvraag en tegen betaling van abonnementsgeld (e 49,95 ex. BTW) toegestuurd aan relevante doelgroepen. Aanvraag en/of mutaties via info@waterforum.net Disclaimer AcquiMedia heeft deze uitgave op de meest zorgvuldige wijze samengesteld. AcquiMedia (hoofd)redactie en auteurs kunnen echter op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volle digheid van de gegevens. Uitgever, hoofdredactie en auteurs aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op informatie in deze uitgave. Redactie Hoofdredactie Adriaan van Hooijdonk, redactie@waterforum.net Eindredactie Jeroen Bezem Redacteuren Esther Rasenberg, Pieter van den Brand, Marga van Zundert en Jac van Tuijn Vormgeving D’sign Rotterdam © AcquiMedia 2020 Auteursrecht op inhoud en vormgeving zijn voorbehouden aan de uitgever. Gehele of gedeeltelijk overname van artikelen uit WaterForum is slechts toegestaan met bronvermelding en na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.waterforum.net WATERFORUM SEPTEMBER 2020 5

Dijkgraaf Hein Pieper van Rijn en IJssel stelt Nieuws dat de Achterhoek afstevent op een klimaat dat vergelijkbaar is met Zuid-Frankrijk (foto: Annemoon van Hemel). Uiteenlopende plannen voor droogtebestrijding gelanceerd Deze zomer viel voor het derde jaar op rij te weinig regen. De effecten op de natuur zijn groot. Zo gaf dijkgraaf Hein Pieper van waterschap Rijn en IJssel in het AD aan dat de Achterhoek afstevent op een klimaat dat vergelijkbaar is met Zuid-Frankrijk. Daarom opperde hij het idee om een meer aan te leggen op de grens met Duitsland. Hierin kan het waterschap rivierwater opslaan om in tijden van droogte te kunnen gebruiken. “Ideeën van waterbeheerders zoals dit nieuwe, nog niet eerder ingediende, plan van Pieper zijn altijd welkom”, reageerde deltacommissaris Peter Glas op WaterForum Online. Hij voelt de urgentie en wees op het Deltaprogramma Zoetwater, waardoor de afgelopen jaren al veel maatregelen zijn genomen. De komende zes jaar wordt er door Rijk, regionale overheden, drinkwaterbedrijven en gebruikers ruim 800 miljoen geïnvesteerd in droogtemaatregelen. Grondwaterexpert Perry de Louw van Deltares lanceerde in april het idee om een deel van het rivierwater in de ondergrond van de Veluwe op te slaan. Volgens De Louw is het mogelijk om met 0,5 procent van de rivierafvoer 300 miljard liter per jaar in de Veluwe op te slaan. Het water uit de IJssel en de Rijn moet omhooggepompt worden, waarna het via infiltratievennen in de bodem van de Veluwe kan sijpelen. Ook Vitens broedt op plannen tegen de verdroging. Het bedrijf kijkt nu naar de mogelijkheden voor een ondergrondse pijp die het water van de IJssel naar de Achterhoek en Twente moet brengen. Het idee maakt deel uit van een groot onderzoek van de provincie Gelderland, dat zich richt op het behoud van voldoende drink- en grondwater richting 2050. De Kamerleden in de technische ruimte van het Okura Hotel. Vlnr: Erik Ziengs (VVD), Corrie van Brenk (50Plus), Ignaz Worm (Envaqua) en SP’er Cem Laçin (foto: Twycer). Drie leden van de Tweede Kamer brachten op 21 augustus op initiatief van Holland Water een werkbezoek met het thema ‘Legionella’ in het Hotel Okura Amsterdam. Centraal in de discussie stond de kennis, kunde en ervaring van de waterindustrie, tijdens dit werkbezoek vertegenwoordigd door Envaqua-directeur Ignaz Worm: “We benadrukken ook zeker de vele goede onderdelen van onze wetgeving, maar het is overduidelijk én de hoogste tijd dat de zaken die knellen worden geëvalueerd, verbeterd en doelmatiger verankerd worden.” President van Aqua Europe, de heer Scharstuhl, gaf de Kamerleden nadrukkelijk mee dat de Nederlandse overheid niet moet denken dat Nederland koploper is op het gebied van legionellapreventie en -bestrijding. SP-Kamerlid Cem Laçin verwoordde de overtuiging van het gezelschap als volgt: “Dit vraagt om actie, legionella moet serieus terug op de agenda en ik zal daar het initiatief toe nemen.” Kamerleden op werkbezoek 6 WATERFORUM NR 4/5

Nieuws Dagelijkse coronamonitoring rwzi’s is problematisch De wens van minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid om vanaf 1 september alle 323 Nederlandse rioolwaterzuiveringsinstallaties dagelijks te monitoren op de aanwezigheid van erfelijk coronavirusmateriaal, is vooralsnog onuitvoerbaar. In augustus wist het RIVM met veel inspanningen het aantal wekelijks (!) gemonitorde rwzi’s uit te breiden van 29 naar 80, maar verder dan de mededeling dat “het de bedoeling is dat het aantal meetpunten vanaf september wordt uitgebreid naar meer dan 300”, wil het instituut nu niet gaan. Op 23 juni, vlak voor het zomerreces, stelde minister De Jonge dat wat hem betreft vanaf 1 september op alle 323 Nederlandse rwzi’s dagelijks de hoeveelheid coronamateriaal wordt gemeten. “Door alle rioolwaterzuiveringsinstallaties dagelijks te monitoren, kunnen we op regionaal en lokaal niveau oplevingen van het virus vroegtijdig opsporen, zelfs voordat mensen klachten krijgen”, zei De Jonge. De minister refereerde daarmee aan onderzoek van kennisinstituut KWR, dat wereldwijd aandacht kreeg. Sinds eind februari meet KWR in het rioolwater van zeven steden, Schiphol en Terschelling de concentratie erfelijk materiaal van het coronavirus. Door regelmatig te meten, zag het sinds de start van de coronacrisis op de verschillende locaties curves ontstaan, die bleken te correleren met het aantal registraties bij de GGD en met het aantal ziekenhuisopnames. Opvallend was dat de rioolwatercurve ongeveer een week eerder ‘reageerde’ dan de andere twee. Dit maakt het riool tot early warning-systeem. De deadline van 1 september is inmiddels verstreken en het is duidelijk dat de wens van de minister voorlopig niet wordt vervuld. Al op 8 juli lieten de Nederlandse waterschappen weten dat zij niet alle rioolwaterzuiveringsinstallaties dagelijks gaan monitoren. Dat zou onder meer te kapitaalintensief zijn. Het RIVM stelt dat de 80 wekelijkse monsternames, waarmee toch het rioolwater van circa 10 miljoen Nederlanders wordt gemonitord, niet voldoende zijn om harde conclusies te kunnen trekken. Eén van de rioolwaterzuiveringsinstallaties die al geruime tijd worden bemonsterd voor het RIVM, is rwzi Den Bosch (foto: Jac van Tuijn). WATERFORUM SEPTEMBER 2020 7

SAMEN KIEZEN VOOR DE BESTE OPLOSSING Van Heck helpt en begeleidt u bij ieder vraagstuk op het gebied van waterbeheersing en -verplaatsing. Dit doen wij wereldwijd en op elk gewenst moment; onze grote diversiteit aan materieel is 24/7 beschikbaar en direct inzetbaar. Welke vraag u ook heeft, samen met u vinden wij de meest geschikte en complete oplossing. Of het nu gaat om een tijdelijke omleiding, een calamiteit, een op maat gemaakt noodplan of een structurele oplossing. Met onze no-nonsense mentaliteit komen we snel en grondig tot het beste resultaat. - BETROUWBARE PARTNER - 24/7 SERVICE WERELDWIJD - SNELLE REACTIE EN ACTIE - MAATWERKOPLOSSINGEN - SAMENWERKING EN ADVIES - BREED AANBOD VAN CAPACITEITEN - INNOVATIEF - MILIEUBEWUST Van Heck B.V. Ambachtsstraat 2 8391 VK Noordwolde The Netherlands Tel.: +31 (0)561 43 17 39 Internet: www.vanheckgroup.nl E-mail : info@vanheckgroup.com

Personalia Dijkgraaf Lambert Verheijen van waterschap Aa en Maas kondigde in augustus aan dat hij na 15 jaar het stokje overdraagt aan iemand anders. Zijn officiële pensioen datum ligt eind april 2021, maar het moment van zijn afscheid zal hij samen met zijn bestuur kiezen. De sollicitatieprocedure voor zijn opvolger is inmiddels gestart. In 2005 startte Verheijen als dijkgraaf bij Aa en Maas en hij zit nu in zijn derde ambts termijn. Vanaf 1987 was hij lange tijd lid van Provinciale Staten van Noord-Brabant, en vanaf 1992 was hij ook gedeputeerde. Van 2015 tot 2019 zat hij namens de PvdA in de Eerste Kamer (foto: Wim Roefs/Aa en Maas). Jan Hendrik Dronkers is 1 september gestart als secretaris-generaal bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Hiervoor was hij onder meer directeur-generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken en plaatsvervangend secretaris-generaal bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Ook werkte hij als directeur-generaal Rijkswaterstaat, hoofdinge nieur-directeur van de directie NoordHolland en plaatsvervangend directeur-generaal Mobiliteit bij het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat. Bij gelegenheid van zijn afscheid als directeur van drinkwaterbedrijf Brabant Water ontving Guïljo van Nuland uit handen van Wim van de Donk, commissaris van de Koning, de provinciale onderscheiding ‘Hertog Jan’. Deze kreeg hij op grond van zijn grote inzet voor de drinkwater voorziening in Brabant gedurende 28 jaar. Van Nuland is per 1 september opgevolgd door Rob van Dongen, voormalig directeur van Antea Groep (foto: Wim Roefs). Simone Steendijk is 1 september begonnen als secretaris-directeur van waterschap Hollandse Delta. Ze werkte veertien jaar bij de politie, onder meer als districts chef in Rotterdam-Rijnmond en korpschef van de regio Brabant Zuid-Oost. Eerder werkte ze als terminalmanager bij ECT in de Rotterdamse haven en bij de Koninklijke Luchtmacht als logistiek manager. De afgelopen jaren was zij coach/consultant in Canberra, Australië. Met de komst van een permanente secretaris-directeur en het aantreden van Jan Bonjer als de nieuwe dijkgraaf (sinds 1 mei), kwam er een einde aan de interim-periode die startte met het plotse linge vertrek van dijkgraaf Ingrid de Bondt in februari 2019. Eric Jongmans heeft op 24 augustus, tijdens een bijeenkomst van het dagelijks bestuur van waterschap Hollandse Delta, officieel afscheid genomen als secretaris-directeur. Bij die gelegenheid ontving hij de Waterschapspenning van de Unie van Waterschappen uit handen van oud-dijkgraaf Gerard Doornbos. Jongmans kreeg de penning voor zijn verdiensten als secretaris-directeur van de waterschappen Rivierenland en Hollandse Delta. Marieke Schouten, wethouder in Nieuwegein, is in juli verkozen tot nieuwe voorzitter van de bestuurlijke tafel van Netwerk Water & Klimaat. Ze volgt Herman Geerdes op, voormalig wethouder van Houten. Binnen het netwerk werken 14 gemeenten, het waterschap, de provincie en de veiligheidsregio samen aan het klimaatbestendig maken van de regio Utrecht Zuidwest. Dirk-Siert Schoonman is 25 augustus geïnstalleerd als nieuwe dijkgraaf van Waterschap Drents Overijsselse Delta (WDODelta) door de commissaris van de koning in Drenthe, Jetta Klijnsma. Dat gebeurde tijdens een bijzondere vergadering van het algemeen bestuur, vanwege de corona-maatregelen in Theater De Spiegel in Zwolle. Schoonman is benoemd voor een periode van zes jaar en volgt de in augustus vorig jaar overleden Herman Dijk op. In de afgelopen periode heeft Piet Zoon de functie van dijkgraaf waargenomen (foto: Freddy Schinkel). Annemieke Nijhof start 1 oktober als de nieuwe algemeen directeur van Deltares. Nijhof volgt Erik Janse op, die de functie waarnam nadat Maarten Smits deze vanwege gezondheidsredenen moest neerleggen. Nijhof was als directeur-generaal Water bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat (nu Infrastructuur en Waterstaat) verantwoordelijk voor het waterbeleid in Nederland. Ze was medegrondlegger van het Deltaprogramma, de Deltawet, het Bestuursakkoord Water en de Topsector Water. Vervolgens werkte ze in het bedrijfsleven als president-directeur van advies- en ingenieursbureau Tauw. Ze is sinds juni 2019 ook boegbeeld van de Topsector Water & Maritiem en voorzitter van het Netherlands Water Partnership (NWP). De directie van Deltares bestaat per 1 oktober 2020 naast Annemieke Nijhof uit Ron Thiemann en Erik Janse (foto: Deltares). WATERFORUM SEPTEMBER 2020 9

Waterbouw Versnellen waterbouwprojecten strandt in procedures Makkelijker gezegd dan gedaan Door Esther Rasenberg Minister Van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat beloofde in april dat zij investeringen in infrastructurele projecten zou versnellen om de effecten van de coronacrisis tegen te gaan. Na de perikelen met stikstof en PFAS stond bij veel bedrijven het water inmiddels aan de lippen. Maar bijna een half jaar later blijkt dat het versnellen van grote projecten helemaal niet zo makkelijk is. “Het is geen eenvoudige klus om dijkversterkingsprojecten ineens te versnellen”, licht Jorg Willems van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) toe. “Bij het opstellen van goede plannen om de dijken te versterken, wordt namelijk gefaseerd gewerkt. Bij de Verkenning en het Planontwerp is de betrokkenheid en participatie van de omwonenden, maatschappelijke organisaties en de gemeenten van cruciaal belang. Zonder deze betrokkenheid en inspraak is het niet mogelijk een goede dijkversterking uit te voeren. We kunnen dus niet zomaar voorbijgaan aan het doorlopen van zorgvuldige participatie. Verder moet er heel veel rekenwerk worden verzet om tot een uitgekiend en passend ontwerp te komen. Voldoende veilig, maar tegelijk met een zo beperkt mogelijke maatschappelijke impact.” Op korte termijn is het versnellen dus praktisch onmogelijk, maar op de 10 WATERFORUM NR 4/5 middellange termijn liggen er, volgens het HWBP, wel kansen. Willems: “Voor een periode van twee jaar kijken we of we enkele projecten versneld kunnen toevoegen aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Daarbij willen we een splitsing kunnen maken tussen relatief eenvoudige en complexe delen van dijkversterking. Daar waar het relatief eenvoudig is (er wonen weinig mensen en de opgave is technisch relatief simpel), zouden we werk eerder kunnen oppakken. We zitten als programma nu nog in de analyse waar en op welke manier dit zou kunnen. Het opknippen en deels faseren van dijkversterkingsprojecten vraagt om zorgvuldige besluitvorming.” Taskforce Infra Sinds half april zoeken de gezamenlijke brancheverenigingen uit de inframarkt Techniek Nederland, Bouwend Nederland, NLingenieurs, MKB Infra, Vereniging van Waterbouwers en Cumela samen met Rijkswaterstaat in een taskforce naar geschikte versnellingsprojecten. In een eerste inventarisatie lijken alleen het inlaatwerk op de Brouwersdam en de vismigratierivier Afsluitdijk geschikt om versneld uit te voeren. In een werkdocument van deze Taskforce staat tevens dat Rijkswaterstaat meer ruimte nodig heeft op het gebied van stikstof, budget en aanbestedingsmogelijkheden om projecten te kunnen versnellen. Eind juli stuurden de brancheverenigingen van de Taskforce een brief aan de ministers Van Nieuwenhuizen, Hoekstra, Wiebes en Koolmees, waarin zij pleiten voor extra investeringen in de infrastructuur. Zij verzoeken het kabinet 1,4 miljard euro extra in de begroting op te nemen om mogelijke tekorten op te vangen. Of de ministers gehoor hebben gegeven aan dit verzoek is bij het ter perse gaan van dit magazine

Waterbouw Werk in uitvoering In het landelijke Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) voeren Rijkswaterstaat en de waterschappen de grootste dijkversterkingsoperatie ooit uit. Meer dan 1100 kilometer aan dijken en 256 sluizen en gemalen moeten tot 2028 aangepakt worden. Verspreid over bijna 300 projecten in het hele land, langs kust, langs meren en langs grote rivieren. Het HWBP heeft de afgelopen maanden een aantal geplande projecten aanbesteed. Dit zijn projecten die de komende jaren worden uitgevoerd. De bedrijven die de aanbestedingen hebben gewonnen, zijn er dus zeker van dat zij in de toekomst aan het werk kunnen, maar voor de heel korte termijn bieden deze klussen geen oplossing. Foto: Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard Foto: Waterschap Drents Overijsselse Delta Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard (KIJK) Dit project is na een aanbesteding op 22 juli definitief gegund aan Van Hattum & Blankevoort en Boskalis Nederland, bijgestaan door de ingenieursbureaus Witteveen+Bos en Royal HaskoningDHV. In het project wordt het achterland van de Hollandse IJssel beschermd door tien kilometer IJsseldijk aan de zuidzijde van de Hollandsche IJssel tussen Krimpen aan den IJssel en Gouderak te versterken en verhogen. Dijkversterking Zwolle-Olst Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft het project dijkversterking Zwolle-Olst definitief gegund aan Boskalis Nederland. De IJsseldijk tussen Zwolle en Olst wordt versterkt om Salland en de stad Zwolle nog beter te beschermen tegen overstromingen. Dertig kilometer dijk langs de IJssel, tussen Olst en Zwolle, wordt de komende jaren aangepakt. WATERFORUM SEPTEMBER 2020 11

Waterbouw nog niet bekend. Wel duidelijk is dat de financiën in dit geval slechts een deel van het probleem zijn. Woordvoerder Sonja van der Graaf van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) blijft optimistisch en geeft aan dat er achter de schermen van alles gebeurt. Volgens haar nemen de procedures soms wat tijd in beslag, maar zij verwacht dat IenW dit najaar met nieuws over concrete projecten kan komen. Of minister Van Nieuwenhuizen dan ook kan ingaan op het verzoek van de markt op het gebied van stikstof, budget en aanbestedingsmogelijkheden, kan ze nog niet zeggen. Aanbestedingen Steeds vaker zijn de complexe en risicovolle aanbestedingen de reden voor Nederlandse bouwers om niet meer in te schrijven. Hoogleraar aanbestedingsrecht Jan Hebly van de Universiteit van Leiden waarschuwde onlangs in Cobouw dat deze ontwikkeling een risico is voor de Nederlandse gww-sector. Dat Nederlandse bedrijven niet meer inschrijven op grote complexe aanbestedingen is, volgens Hebly, een teken aan de wand. Hij adviseert Rijkswaterstaat dan ook om grote opdrachten kleiner te maken en de risico’s niet volledig bij de aannemers neer te leggen. “We moeten de Nederlandse bouw- en infrabranche koesteren, daar hebben we allemaal belang bij. We kunnen ons niet veroorloven dat we straks geen grote werkgevers of eigen expertise meer hebben”, aldus Hebly. En is een aanbesteding uiteindelijk gegund, dan is dat nog geen garantie voor een gevulde orderportefeuille. Veel aanbestedingen lopen anno 2020 het risico door de Raad van State te worden afgekeurd. Bijvoorbeeld omdat de wijze waarop Rijkswaterstaat zich verantwoordt op het gebied van de stikstofemissie en -compensatie in het betreffende project niet afdoende is. En als de Raad van State een negatief oordeel uitspreekt, vertragen de projecten alsnog. Waterschappen Ook voorzitter Rogier van der Sande van de Unie van Waterschappen voorspelde onlangs nog dat de weg naar een stikstofvrije waterbouw lang is. Maar hij ziet ook mogelijkheden. Als waterschappen als ‘launching customer’ optreden, kan dat de transitie versnellen. Hij wijst daarbij naar de stikstofvrije uitvoering van een project om de waterkwaliteit bij de Langeraarsche plassen te verbeteren. Een aannemer graaft hier in opdracht van het Hoogheemraadschap van Rijnland 470.000 m3 bagger en grond af met elektrisch materieel. De Vereniging van Waterbouwers kijkt intussen reikhalzend uit naar nieuwe werkzaamheden. Veel orderportefeuilles lopen richting het eind van dit jaar en begin 2021 leeg. “Dat baart ons grote zorgen. Onze leden kunnen niet wachten om aan de slag te gaan”, benadrukt Yves Marsé, adviseur markt van de Vereniging van Waterbouwers. Foto: Waterschap Drents Overijsselse Delta Foto: Rijkswaterstaat/ Joop van Houdt Stenendijk Hasselt Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft het project dijkversterking Stenendijk Hasselt voorlopig gegund aan Dijkzone Alliantie Stenendijk, bestaande uit Dura Vermeer en Ploegam, in samenwerking met de Gebroeders De Koning en Giken Europe. Zij worden hierbij ondersteund door Fugro en Tauw. Het winnen van deze Europese aanbesteding betekent dat deze partijen de werkzaamheden samen met het waterschap gaan voorbereiden en vervolgens gaan uitvoeren. Sterke Lekdijk Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft de versterking van de Lekdijk gegund aan drie partijen. Mourik Infra, Van Oord Nederland en het Lek-ensemble dat bestaat uit Heijmans Infra, GMB Civiel en de Vries & van de Wiel. Het programma Sterke Lekdijk bestaat uit zeven dijkversterkingen tussen Amerongen en Schoonhoven en kent een lengte van 55 kilometer. 12 WATERFORUM NR 4/5

Column Persoonlijk contact Door Bob Hachimi, voorzitter Platform Jonge Waterbouwers Vanuit de overtuiging dat grote maatschappelijke opgaven zoals waterveiligheid, energietransitie en duurzaamheid alleen zijn te realiseren door samenwerking met alle betrokken partijen, zet ik me als professional in de waterbouw - ik ben tendermanager/tendercoördinator bij Van Oord in Rotterdam - voortdurend in om deze samenwerking tot stand te brengen. Sinds kort ben ik ook voorzitter van het Platform Jonge Waterbouwers (PJW), een onderdeel van de Vereniging van Waterbouwers. Als voorzitter is het van belang om samen met de leden en opdrachtgevers verbinding te maken en te houden, om zowel binnen als buiten de vereniging contact te onderhouden. Zo kunnen we rekening houden met elkaars belangen in relatie tot de ontwikkelingen die er plaatsvinden. De wereld is tenslotte volop in beweging. Onze doelgroep is heel breed en onze leden zijn actief op verschillende fronten: techniek, omgevingsmanagement, duurzaamheid etc. Het is dan ook fijn dat we als jonge waterbouwers onze stem kunnen laten horen. Die stem zal immers steeds belangrijker worden en de invloed die we hebben dus ook. De afgelopen jaren is er vanuit het bestuur en directie van de Vereniging van Waterbouwers dan ook terecht meer aandacht gekomen voor de Jonge Waterbouwers. Maatwerk nodig Extreme waterstanden en een stijgende zeespiegel, maar ook verdroging zorgen voor grote maatschappelijke opgaven. Toch gaat elke waterbouwer daar anders mee om. Sommigen vinden dat we al op de goede weg zijn, anderen zeggen dat de aanpak niet ver genoeg gaat. Zolang we vanuit een intrinsieke motivatie met mogelijkheden blijven komen, zullen we ontwikkelen en convergeren naar steeds betere oplossingen. Persoonlijk geloof ik dat er steeds meer maatwerk nodig is: iets wat op de ene plek werkt, kan op een andere plek tot verstoring leiden. Het zijn in elk geval opgaven die groot op de kaart staan en waarmee we als sector prima aan de slag kunnen. We zijn al stukken verder dan tien jaar geleden. Ik zie de maatschappe lijke opgaven als een kans om meer in balans te komen met elkaar en het milieu. Het gaat erom welk verhaal je aan je kinderen wilt vertellen. Dus draag oplossingen aan die toekomstbestendig zijn en pak het probleem zoveel mogelijk bij de bron aan. Eén ding staat als een paal boven water: hierbij heb je elkaar nodig - waterschappen, provincies en Rijkswaterstaat, maar ook de collega-bedrijven. Hybride concept In deze coronatijd zien we hoe kwetsbaar we zijn als maatschappij. Daarnaast hebben we kunnen ontdekken dat op een andere manier werken zowel voordelen als nadelen heeft. De nadelen van thuiswerken horen we al jaren: minder zicht op de werkzaamheden van de medewerkers, niet iedereen kan thuiswerken, er moet één lijn getrokken worden en dus moeten we altijd fysiek op locatie bij elkaar zitten. De voordelen leren we nu ook omarmen: minder reistijd, rustiger werken, minder files en minder uitstoot van broeikasgassen. Het is van belang dat we maatwerk maken en dat kan prima met de online tools die beschikbaar zijn. In de ideale situatie zijn de bijeenkomsten dan ook een mix tussen online en fysieke ontmoetingen. Zo kan je bijvoorbeeld een spreker opnemen en dit bestand live streamen of achteraf sturen naar personen die de bijeenkomst niet hebben kunnen bezoeken. Dit scheelt voor iedereen reistijd. Dit concept is ook hybride te maken door in een aantal kleinere groepen bijeen te komen, samen te luisteren naar de spreker en vervolgens met elkaar in gesprek te gaan. Persoonlijk contact blijft een must. Dat onderschrijft het belang van de vereniging en de bijeenkomsten die we organiseren. Welke vorm we ook bedenken, ik kom graag in contact met mensen en initiatieven die vanuit verschillende expertises willen samenwerken aan dezelfde passie: een bijdrage leveren aan de leefbaarheid en veiligheid van de Nederlandse delta. WATERFORUM SEPTEMBER 2020 13

Goede waterkwaliteit, veilige dijken, goed onderhoud en hergebruik van grondstoffen. Dat vraagt om duurzame oplossingen. GMB realiseert complexe projecten met een optimaal en duurzaam resultaat. Samen met u bedenken we de oplossing. De manier waarop we deze uitdagingen aangaan, is typisch GMB. We ontwerpen, bouwen, onderhouden; we praten, denken en doen als partners. DE KRACHT VAN GMB Uitdaging verbindt Onze oplossingen zijn adequaat, innovatief en met zorg voor de omgeving. Het resultaat is een project dat aan uw eisen voldoet. Waarmee we misschien wel uw verwachting overtreffen. Een resultaat waar we samen trots op zijn. Meer weten over GMB? Kijk op www.gmb.eu of bel 088 88 54 000. Koeltorenwaterbehandeling Bifipro® systeem voor legionella en biofilm preventie Continue monitoring met de bifipro.com software en Silco® Sensor Complete waarborging koelwaterproces Duurzame techniek van koper- en zilverionisatie Chemicaliën vrije waterbehandeling ROI < 5 jaar Conform Nederlandse en Europese wetgeving Sinds 2013 bewezen > 700 systemen o.a.: Schiphol Group Friesland Campina Nederlands Forensisch Insituut Legionella Preventie info@hollandwater.com +31 (0) 343 475 090 www.hollandwater.com Holland Water - Safe Water

Waterschappen Grote ambities bij de waterschappen ‘Circulair bouwen vraagt om een andere manier van denken’ Door Marjan van Wijngaarden - Beeld: Unie van Waterschappen De waterschappen hebben grote ambities als het gaat om circulariteit. Ze tekenden in 2017 het Grondstoffenakkoord en schreven mee aan de Transitieagenda Circulaire bouweconomie. Ze staan dus achter de doelen om in 2030 voor 50 procent circulair te zijn, en in 2050 voor 100 procent. Doelen afspreken is één, maar wat betekenen ze en hoe bereik je ze in het dagelijks werk? De Unie van Waterschappen heeft daar wel ideeën over. “Als waterschappen zien we uiteraard ook dat grondstoffen uit natuurlijke bronnen opraken. En dat het winnen van grondstoffen vaak een negatieve impact heeft op het milieu”, zegt Henkjan van Meer, beleidsmede werker Moderne Overheid bij de Unie van Waterschappen. “Daarom is het belangrijk dat we goed nadenken bij het versterken van dijken en de renovatie of nieuwbouw van gemalen, rioolwaterzuiveringsinstallaties of andere bouwwerken. Willen we bijvoorbeeld wel iets nieuws bouwen, of kunnen we nog repareren of hergebruiken? En als we nieuw gaan bouwen, kunnen we dan gerecyclede materialen en grondstoffen gebruiken in plaats van nieuwe?” De waterschappen zitten nu in de fase van experimenteren en uitproberen. Als ze een project ontwerpen of aanbesteden, vragen ze soms om na te denken over circulaire oplossingen. Deze fase duurt tot 2023. Vanaf dat moment vragen de waterschappen standaard naar de mogelijkheid van circulaire oplossingen. In 2030 moet een aannemer met circulaire oplossingen komen om een aanbesteding gegund te krijgen. Dat is afgesproken in de Transitieagenda Circulaire Bouweconomie. Maatschappelijke waarde Circulair bouwen vraagt om een andere manier van denken, zegt Van Meer. “De transitie naar een circulaire economie houdt ook in dat je soms Henkjan van Meer, beleidsmedewerker Moderne Overheid bij de Unie van Waterschappen “Stel dat iets een euro meer kost om te maken, maar het levert 100 euro milieuwinst op. Dan moeten we dat toch doen?” WATERFORUM SEPTEMBER 2020 15

Waterschappen Circulair bouwen bij de waterschappen - 1 Over de circulaire brug In het gebied van waterschap Noorderzijlvest zijn veel bruggen toe aan herstel of vervanging. En dat wil het waterschap zo innovatief en circulair mogelijk doen. Voor 2023 worden er zeventien bruggen vervangen. Vorig jaar is begonnen met de voorbereiding van de aanpak van het eerste cluster van vier bruggen. Noorderzijlvest benadert duurzaamheid in een project zo breed mogelijk. In het geval van de bruggen ligt het accent op circulariteit: materiaal hergebruiken, materiaal herbruikbaar maken en modulair bouwen. Maar het waterschap kijkt ook naar zo weinig mogelijk uitstoot door bouw en transport. In een Europese aanbesteding vroeg het waterschap aannemers onder andere om met reële maatregelen te komen waarmee bij vervanging van een brug circulariteit kan worden ingevuld. Ook werd gevraagd hoe die maatregelen meegenomen en doorontwikkeld konden worden naar de volgende te vervangen brug. De plannen werden op kwaliteit beoordeeld. Naar de prijs werd niet gevraagd. Ook werd ingezet op langdurige samenwerking met de gekozen aannemer in bouwteamverband. Daardoor kunnen de lessen uit eerdere vervangen bruggen meegenomen worden in volgende projecten. een oplossing krijgt die niet 100 procent is. Soms zullen we genoegen moeten nemen met 80 procent. Voor technische mensen is dat een moeilijke boodschap. We zijn dat niet gewend.” Waterschappen zijn ook niet gewend om in de waardering van een product het milieueffect mee te nemen. “En dat moeten we wel doen”, bepleit Van Meer. “Stel dat iets een euro meer kost om te maken, maar het levert 100 euro milieuwinst op. Dan moeten we dat toch doen? We moeten daarom geen business cases meer maken, maar value cases. Dat betekent dat we steeds meer in maatschappelijke waarde gaan rekenen. Niet alleen in euro’s.” Aanjagen transitie Van Meer vindt dat overheden zoals de waterschappen een belangrijke rol hebben in het aanjagen van de transitie naar een circulaire economie. “Als wij laten zien hoe belangrijk we het vinden en als eerste op deze manier gaan werken, doen andere partijen ook mee. Dat banken bijvoorbeeld alleen 16 WATERFORUM NR 4/5 nog maar financieringen verstrekken aan bedrijven met een circulair verdienmodel. Zo wordt de hele samenleving circulair. Je komt verder als je het samen doet!” Is hij niet te optimistisch? “Nee hoor. Kijk bijvoorbeeld naar iets als thuiswerken en videobellen. Het gebeurde wel, maar het was geen gemeengoed. Door de coronacrisis werkt opeens iedereen thuis en overlegt via allerlei applicaties. En dat gaat ook helemaal prima. Als de urgentie hoog genoeg is, kunnen dingen snel veranderen. Dat gaat met circulariteit ook zo gebeuren. Niet van vandaag op morgen, maar wel over een paar jaar!” Meer weten over circulair bouwen? Kijk op circulairebouweconomie.nl of op platformcb23.nl

Waterschappen Circulair bouwen bij de waterschappen - 2 Baggerspecie wordt bouwstof De buitenkant van dijken wordt de laatste decennia voorzien van relatief dure betonnen elementen om ze bestand te maken tegen golven. De productie van deze betonnen elementen is niet duurzaam. De grondstoffen worden namelijk over grote afstanden getransporteerd. Ook kost de productie van de elementen veel energie. Als watergangen worden gebaggerd, komt daar slib uit. Het afvoeren en verwerken van dit slib is kostbaar. Bij waterschap Scheldestromen ontstond het idee om dijkbekledingselementen van baggerspecie te produceren. Zo krijgt het afvalmateriaal slib een nuttige bestemming. Bovendien worden de kosten voor een dijkverzwaring verlaagd. Door baggerspecie uit de Schelde te benutten voor dijkversterking, wordt flink bespaard op grondstoffen en energie. De CO2-uitstoot daalt en lokale bagger hoeft niet getransporteerd te worden naar depots. Duurzame dijken met grondstoffen uit de eigen regio. Zo werkt Scheldestromen met deze proef mee aan de ontwikkeling van de circulaire economie. Het project is vorig jaar van start gegaan en bevindt zich nog in de laboratoriumfase. Circulair bouwen bij de waterschappen - 3 Groene daken van hygiënische doekjes Eén van de taken van de waterschappen is het zuiveren van rioolwater in rioolwaterzuiveringsinstallaties. Als het rioolwater binnenkomt bij een waterzuivering, komt het in een rooster. Daar blijven de grove materialen in hangen: het zogenaamde roostergoed. In Nederland wordt er ieder jaar zo’n 20.000 ton roostergoed verzameld. Het grootste bestanddeel ervan zijn hygiënische doekjes. Omdat dit roostergoed niet te recyclen is, laten waterschappen het verbranden. In 2017 vroeg het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard tijdens de BlueCity Circular Challenge naar ideeën om dit roostergoed nuttig te gebruiken. In deze challenge werken teams van studenten en young professionals zes weken lang aan een product dat is gemaakt van ogenschijnlijk waardeloze reststromen. Studententeam BlueRoof had het idee om van het roostergoed een substraat te maken waarop plantjes kunnen groeien, geschikt voor groene daken. De proefdaken zijn getest en goed genoeg bevonden voor een duurproef op een echt dak. Deze proef duurt drie jaar. Er wordt dan onder meer gekeken of het materiaal niet langzaam uitloogt naar de lucht of het water. De gemeente Rotterdam is bereid een dak van een gemeentelijk gebouw in te zetten voor de proef. Uiteindelijk wil BlueRoof jaarlijks circa 5000 ton hygiënische doekjes verwerken. WATERFORUM SEPTEMBER 2020 17

Column Gezond en groen uit de crisis. Hoe dan? Door Toine Poppelaars, dijkgraaf waterschap Scheldestromen Door het coronavirus zou je het soms bijna vergeten, maar dit is de derde klap in korte tijd voor de grond-, weg- en waterbouwsector (gww) die eerder al hard is geraakt door maatregelen rond PFAS en stikstof. Ik ben van mening dat het mede de taak is van (overheids)opdrachtgevers als de waterschappen om de (water)bouw de komende tijd er weer bovenop te helpen. De waterschappen zijn gezamenlijk de grootste opdrachtgever in de waterbouwmarkt en hebben de afgelopen jaren ingezet op goed contact met alle spelers. In het begin van de coronacrisis hebben de waterschappen prioriteit gegeven aan het door laten gaan van de waterbouwprojecten. Dat is goed gelukt. De zorg voor waterveiligheid, voldoende water en het zuiveren van afvalwater is gelukkig niet in de knel gekomen. Maar alleen continueren is niet genoeg. Waterschappen spannen zich ook in om projecten of onderdelen van projecten waar mogelijk te vervroegen, zodat opdrachtnemers aan het werk kunnen blijven. Het is naar mijn mening daarbij van belang dat de maatregelen die we als overheidsopdrachtgevers treffen om de bouw vlot te trekken, tegelijk een positief effect hebben op onze ambities rond het Klimaat- en Grondstoffenakkoord. Dat hierbij soms enige terughoudendheid is aan marktzijde, begrijp ik heel goed. Het is ook een flinke uitdaging om na PFAS, stikstof en tijdens de coronacrisis, tijd en geld vrij te maken om te innoveren en te investeren in nieuw materieel en nieuwe technieken gericht op het bereiken van klimaatneutraliteit en circulariteit. We zien dat grotere aannemers de 18 WATERFORUM NR 4/5 hiervoor benodigde investeringen doen en samenwerken in het opbouwen van kennis en ervaring. Bij de waterschappen wordt echter 90 procent van het reguliere onderhoudswerk uitgevoerd door het midden- en kleinbedrijf. Die hebben vaak minder mogelijkheden om zich op korte termijn aan te passen aan deze nieuwe ambities. Er zijn al mooie voorbeelden van grote projecten waarbij het wel lukt, zoals de Sterke Lekdijk van het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. Binnen een innovatiepartnerschap wordt daar ingezet op slimme, nieuwe oplossingen voor emissieloze dijkversterkingen. Het Hoogheemraadschap van Rijnland bewijst dat het mogelijk is om grote projecten uit te voeren zonder stikstofuitstoot. Bij een project om de waterkwaliteit bij de Langeraarsche plassen te verbeteren, gaat het waterschap 470.000 m3 bagger en grond uitstootvrij afgraven door de inzet van elektrisch materieel door de aannemer. De komende tijd gaan de waterschappen in gesprek met de markt, de rijksoverheid, andere overheden en maatschappelijke partners zoals NGO’s en financiële instellingen. De gezamenlijke ambities die we hebben op het gebied van Duurzaam GWW (www.duurzaamgww.nl) vormen het uitgangspunt. De vraag is wat we gezamenlijk kunnen doen om de waterbouw gezond en groen uit deze crisis te krijgen. Dat het kan, geloof ik zeker.

Menno Holterman verwacht dat privaat en publiek op de mondiale watermarkt verder naar elkaar toe gaan groeien. Zeker op locaties met waterschaarste (foto: AIWW/NWP). Watermarkt Gesprek met Menno Holterman, ceo Nijhuis-Saur Industries Fusion cooking: het beste uit de Franse en Nederlandse watertechkeuken Door Jac van Tuijn Het waren mooie wittebroodsweken voor Nijhuis Industries, na de overname door het Franse Saur. Dat vindt Menno Holterman, die is aangesteld om vanuit Doetinchem alle industriële activiteiten voor de Franse waterreus te gaan leiden. De verkoop betekent geenszins een verlies voor de Nederlandse watertechnologiesector, legt hij uit in dit interview met WaterForum. De verkoop van Nijhuis Industries aan het Franse Saur sloeg op 19 juni bij de Nederlandse watersector in als een bom. Het nieuws rond Nijhuis was altijd dat juist zij een of ander buitenlands bedrijf hadden overgenomen en mede daardoor konden uitgroeien tot een toonaangevend Nederlands watertechnologiebedrijf dat over de hele wereld industriële waterbehandelingsinstallaties bouwt. Vorig jaar schreef het bedrijf een omzet van 90 miljoen in de boeken. Het jaar ook waarin het 115-jarig bestaan in Doetinchem nog groots werd gevierd en alle genodigden een kijkje konden nemen in de productiehal waar de filters, DAF-installaties, pompen, slibpersen en sensoren worden geassembleerd tot installaties die vandaaruit naar de hele wereld worden verscheept. Nog steeds meldt het bedrijf nieuwe contracten en innovatieve doorbraken. Waarom dan een overname? Samen met cfo Ronald Ruijtenberg en de huidige mede-investeerders had directeur Menno Holterman kunnen wachten tot er een koper langs zou komen met een zak geld. Maar het team is daarvoor nog te ondernemend en het besloot met Saur het avontuur aan te gaan om een nóg grotere internationale speler te worden op de sterk veranderende mondiale watertechnologiemarkt. Hoe zijn de eerste weken bevallen? “We hebben prachtige wittebroodsweken gehad. Het is een hele eer dat we een brug mogen slaan tussen het WATERFORUM SEPTEMBER 2020 19

Watermarkt Paspoort Naam Menno Holterman Geboorteplaats Nieuw-Lekkerland Leeftijd 50 Opleiding: 1987 - 1995 1981-1987 TU Delft Maritieme Techniek Stedelijk Gymnasium Breda Loopbaan: 2020 - heden Senior executive vice president Nijhuis-Saur Industries 2012 - 2020 ceo Nijhuis Industries 2012 - heden oprichter/ceo Naesta Holding 2011 - heden bestuurslid Netherlands Water Partnership 2020 - 2011 2007 - 2010 1998 - 2008 1997 - 1998 ceo Norit Clean Process Technologies Chief Growth Officer, Raad van Bestuur Norit Directeur Norit Haffmans Heineken, Engineer SP Breweries, Papua New Guinea goede van Frankrijk en van Nederland. We kunnen nu voortaan in twee keukens kijken. Dat heeft al direct een aantal concrete kansen opgeleverd, waarvan we het bestaan niet wisten. En we hebben inmiddels al onze eerste contracten kunnen afsluiten. Zoals een O&M-contract voor een Spaans farmaceutisch bedrijf. Het voordeel van zo’n groot concern als Saur is dat we nu een groot budget hebben om langlopende build-operate-transfercontracten te kunnen afsluiten, waarbij we een veel grotere medefinanciering kunnen inbrengen. Voorheen moesten we dat geld iedere keer maar weer zien op te hoesten.” Hoezo een hele eer? “Saur heeft in Frankrijk al een grote markt, maar heeft de ambitie nog een miljard euro extra omzet erbij te krijgen. Die groei zal vooral vanuit het buitenland moeten komen. Met het platform in Doetinchem mogen wij met onze internationale ervaring en ons wereldwijde netwerk in meer dan 140 landen aan die groei gaan bijdragen. Saur ziet dat we een flexibele organisatie zijn met een breed inzetbaar technologiepakket waarmee we makkelijk kunnen inspelen op de veranderende watermarkt. Het gaat veel klanten niet langer alleen maar om de kortste terugverdien tijd en het minimaal voldoen aan de milieueisen. Industriële klanten kijken ook naar de toekomst. Voldoet mijn waterbehandeling ook over 10 tot 15 jaar? Is er wel voldoende water beschikbaar? Kan ik snel opschalen of afschalen? Moet ik misschien meer gezuiverd afvalwater gaan hergebruiken? De flexibiliteit wordt belangrijker en daarbij past een andere set watertechnieken. Onze klanten waarderen de toegevoegde waarde die wij kunnen leveren. Het meezoeken naar verbeteringen, minder energieverbruik, meer milieuvriendelijkere chemicaliën, meer terugwinnen van energie en grondstoffen, samen werken met de lokale overheid op een industrieterrein. Slim ontwerpen, slim bouwen en slim beheren. Dat wordt steeds belangrijker. Saur ziet diezelfde trend.” Wat is slim? “Dat is bij ons vooral het modulair bouwen van installaties die we online kunnen monitoren, beheren en onderhouden. Bij onze klanten komt de kostprijs steeds meer onder druk of is er niet voldoende kapitaal beschikbaar. Daarom hebben we sterk geïnvesteerd in de automatisering van onze installaties en inmiddels volgen we er al 150 online, 24/7. Twee medewerkers houden de onlinedata in de gaten en kijken continu of de installatie soepel loopt, of er efficiëntiewinst te behalen is en de bedrijfsvoering misschien nog kan worden verbeterd. Verder hebben we geïnvesteerd in het uitbouwen van onze verhuurvloot van meer dan 50 zuiveringsinstallaties. En in modulair ontwerpen: we bouwen gestandaardiseerde units in containers die we generiek kunnen inzetten, zodat we overal makkelijk bij kunnen en onderdelen snel kunnen vervangen. Daarmee houden we de onderhoudskosten laag. Maar we hebben ze ook zo ontwikkeld dat we ze makkelijk kunnen aanpassen aan de omstandigheden bij de klant.” Waarom nu? Vanwege corona? “De coronacrisis heeft de zaak versneld. De eerste aanleiding is de veranderende watermarkt en de conclusie dat het concessiemodel, waarmee branchegenoten Veolia en Suez lange tijd veel geld hebben verdiend, zijn langste tijd heeft gehad. Grote indus - triële klanten zitten niet meer te wachten op een 15-jarig contract waarbij alleen de concessiehouder geld verdient. Het delen van kennis en opbrengsten wordt veel belangrijker, wat ook aansluit bij de transformatie naar de circulaire economie. Gedeelde verdienmodellen. Daar hoort flexibiliteit bij en daarvoor hebben wij als Nijhuis Industries in de loop der jaren al een ander businessmodel ontwikkeld, dat veel meer is gebaseerd op samenwerking en gedeeld eigenaarschap. Met Saur langszij verwachten we daar nu 20 WATERFORUM NR 4/5

Watermarkt veel sneller in door te kunnen groeien. “In het smeden van die nieuwe gedeelde verdienmodellen gaan onze lokale teams en partners een steeds grotere rol spelen. Zij kennen veel beter de lokale watervraagstukken, de overheden en de wensen van de klanten. De toekomst is dus minder centraal en meer lokaal. Dat betekent dat we sterk in ons netwerk moeten blijven investeren om die lokale aanwezigheid te kunnen vergroten. Maar we kunnen niet alles zelf en hebben een keuze moeten maken. Dat is Saur geworden.” Welke rol heeft corona gespeeld? “De afgelopen maanden hebben we door de coronapandemie minder kunnen reizen. Zo konden onze mensen bijvoorbeeld niet naar Bulgarije voor de oplevering van een zuivering. We zijn nu bezig om de bouwvertragingen op te pakken en maken daarbij gebruik van onze lokale teams. Corona heeft nog eens duidelijk gemaakt hoe belangrijk die lokale aanwezigheid is voor een wereldwijd opererend bedrijf als Nijhuis. Ook voor het verwerven van nieuwe opdrachten. Het volstaat niet meer om de naam van een lokaal bedrijfje te kunnen toevoegen aan een aanbesteding. “Je ziet ook de trend dat centrale overheden hun economie sterker gaan beschermen en bij grote opdrachten eisen dat hun nationale bedrijven kunnen meedoen. Corona heeft duidelijk gemaakt dat geopolitiek weer belangrijk wordt. Hoe de interne Europese markt ingeklemd raakt tussen de concurrerende grootmachten met Trump, Xi Jinping en Poetin. Ik roep al jaren dat de Nederlandse watersector Europa moet zien als een thuismarkt. Ik zie ook hoe Europese landen successen boeken. Neem bijvoorbeeld Spanje. Dat is erin geslaagd om binnen 15 jaar een sterke contractingsector op te bouwen die wereldwijd succesvol is in het binnenhalen van grote EPC- en O&M-opdrachten voor de bouw van waterinstallaties.” Hoezo geopolitiek? “Wereldwijd opererende bedrijven halen de grote klanten en grote waterinfrastructuurprojecten binnen. Er zijn maar weinig bedrijven die groot genoeg zijn om dat aan te kunnen, dus is er veel minder concurrentie. Maar de aanbesteding is veel politieker. Neem bijvoorbeeld de nieuwe hoofdstad die Egypte momenteel bouwt, waar 54 regeringsgebouwen moeten komen en waar zo’n 2 miljoen mensen zullen gaan wonen. Wij hebben geprobeerd het contract voor de waterinfrastructuur te krijgen. Samen met enkele publieke en private Nederlandse partijen hebben we hier maandenlang dag-en-nacht aan gewerkt en zijn we talloze keren naar Egypte geweest. Frankrijk en Duitsland dienden beide een geïntegreerd plan in voor de hele infrastructuur. Het Franse plan werd door Macron gepresenteerd en het Duitse plan door Merkel. Toch wilden de Egyptenaren heel graag ook een Nederlands plan. Maar uiteindelijk hebben de Duitsers gewonnen en omdat de Fransen het contract voor de energieleverantie al hadden gekregen. “Nederland heeft voor water nu eenmaal geen Shell, Philips of ASML. Daarom zouden we als Nederlandse watersector moeten investeren in de Europese watermarkt. Een thuismarkt waarbinnen we veilig en vertrouwd met elkaar zaken kunnen doen. Daarop zal ook de nadruk liggen bij de uitbouw van het industrieplatform.” Heeft Nederland nu de boot gemist? “We hebben geprobeerd in Nederland de handen op elkaar te krijgen voor een groot publiek-privaat waterbedrijf. In 1999 is al een poging gedaan om de waterpoot van het toenmalige Nuon te koppelen aan Norit en Paques. Dat is toen door de politiek tegengehouden. Water mocht niet geprivatiseerd worden. En dat geldt in Nederland nog steeds. Op de wereldmarkt is een privaat-publieke samenwerking heel gewoon. Er zijn ook grote kansen, bijvoorbeeld als het gaat om gezamenlijke activiteiten op communale waterzuiveringen waar ook bedrijfsafvalwater kan worden verwerkt. Of omgekeerd, dat bedrijven hun waterproductie opvoeren om de lokale gemeenschappen van drinkwater te voorzien. Ik geloof zeker dat de publieke en de private watersector steeds meer naar elkaar toe gaan groeien. Vooral waar water schaars is en de noodzaak van waterhergebruik toeneemt. “Een Nederlandse alliantie is niet gelukt. Intussen moet wij verder. Blijven groeien. We hebben met Saur onze kwetsbaarheid verkleind en zijn wat mij betreft als winnaar uit de eerste coronagolf gekomen.” De ondertekening van de overname en de oprichting van het Industrieplatform met ceo Patrick Blethon van Saur Group (foto: Saur). De onbekendere Franse waterreus: Saur Saur Group is een Frans bedrijf dat samen met Suez en Veolia behoort tot de top drie van Franse waterbedrijven. Het is in 1933 opgericht door Pierre Crussard onder de naam Société d’Aménagement Urbain et Rural (Saur) en richtte zich aanvanke lijk vooral op het Franse platte land. Omdat het altijd minder actief in het buitenland is ge weest, is het internationaal, in tegenstelling tot Veolia en Suez, altijd minder bekend gebleven. Inmiddels telt het bedrijf 9000 medewerkers en haalde het in 2019 een omzet van 1,497 miljard euro. Saur beheert ruim 4000 waterinstallaties, voornamelijk in Frankrijk, maar ook in andere landen. In december 2018 kwam Saur Group in handen van de Zweedse investeerder EQT. WATERFORUM SEPTEMBER 2020 21

Stedelijk waterbeheer Klimaatadaptatie: pittiger opgave dan gedacht Help, de stad verzuipt Door Pieter van den Brand Het ‘nieuwe normaal’ in stedelijk waterbeheer: steeds extremere plensbuien. Vanwege de klimaatverandering moet ons land als eerste ‘rainproof’ worden. De aanleg van wadi’s en extra waterbergingscapaciteit is in volle gang. Maar waar staat neerslagbestendig Nederland eigenlijk? En hoe hoog wordt het prijskaartje? 22 WATERFORUM NR 4/5

Enschede ligt op een stuwwal en kent een hoogteverschil van zo’n veertig meter. De wateroverlast kan er na een wolkbreuk soms zeer heftig zijn. Stedelijk waterbeheer Wethouder Jurgen van Houdt (Enschede) “De neerslag valt voor bijna 70% op particulier terrein. Als daar niets gebeurt, blijft het voor ons dweilen met de kraan open.” (foto: Snijders Fotografen) Nederland zwelgt in zijn waterleed. De onafgebroken reeks van acht smoorhete dagen eindigde afgelopen augustus met verpletterend noodweer. De media brachten het waterballet volop in beeld. Bewoners probeerden een borstcrawl uit in hun ondergelopen straat. In een woning dreef een koelkast door het souterrain. De pompen van de brandweer moesten eraan te pas komen. “Zoiets heb ik nog niet eerder gezien”, luidde het commentaar van een van de brandweerlieden. En zo maakt elke plek in het land wel zijn ‘ergste bui ooit’ mee. Ook voor Enschede is de aanleg van extra waterbergend vermogen zeer urgent, weet wethouder Jurgen van Houdt. “Onze ligging dwingt ons tot actie.” De Twentse gemeente ligt op een stuwwal en kent een hoogteverschil van zo’n veertig meter. Enschede ontbeert de grachten van Amsterdam en er stroomt niet, zoals in Nijmegen, een grote rivier langs. Juist dat verklaart de wateroverlast bij piekbuien. Infiltratie van hemelwater is lastig, omdat in de ondergrond ondoorlatende leemlagen zitten. Maar de stad is druk met klimaatadaptatie. Naast talloze wadi’s is een ondergrondse waterberging aangelegd ter grootte van drie Olympische zwembaden (capaciteit: 7 miljoen liter). Ook pakt Enschede het herstel van vroegere waterlopen op. Actueel is het doortrekken van de Stadsbeek vanuit de westkant van de stad richting het centrum. Doel is niet alleen het regenwater in de lagergelegen woonwijken op te vangen, maar ook de grondwaterproblemen te verminderen. In straten met een zeer hoge grondwaterstand wordt drainage aangelegd, die aansluit op de nieuwe Stadsbeek. Dit systeem moet het grondwaterpeil verlagen, als dat te hoog is, en bij een lage grondwaterstand juist hemelwater infiltreren tegen de verdroging. “Maar met maatregelen in de openbare ruimte zijn we er nog niet”, zegt Van Houdt. “De neerslag valt voor bijna zeventig procent op particulier terrein. Als daar niets gebeurt, blijft het voor ons dweilen met de kraan open.” Met een gedragscampagne wil de gemeente de bewoners van de betreffende wijken stimuleren hun stoeptegels in te ruilen voor plantjes, groene daken en regenwatervijvers aan te leggen en hun regenpijpen van de riolering af te koppelen. Rotterdam Een stad met eveneens een scherpe focus op extreme neerslag en wateroverlast is Rotterdam. Zo’n 85 procent van de stad ligt onder het niveau van de Maas. Ruim 1100 gemalen zijn nodig om dat gebied droog te houden. Uit de vele analyses, modelleringen, stresstests en de eigen klimaateffectatlas blijkt dat er nog veel moet gebeuren, zegt programmamanager Johan Verlinde van het Rotterdams WeerWoord, het vorig jaar gestarte actieprogramma-inwording van gemeente en regionale waterbedrijven. “Onze stad is nog onvoldoende in staat extreme buien te verwerken, als we kijken naar de wateroverlastmeldingen die we krijgen. Op basis van een stresstest voor neerslag hebben we bijvoorbeeld zo’n 15 duizend percelen geïdentificeerd waar de vloer bij een heftige bui nat wordt. Tot 2022 willen we de 2500 meest kwetsbare panden gaan aanpakken.” Hoe? De gemeente wil de sponswerking van de stad vergroten en minder verstening en meer vergroening. Eén van de pijlers is de komst van meer opslagcapaciteit. Sinds 2013 zijn negen Waterpleinen aangelegd. In de grond onder deze speelpleinen zijn op het regenwaterriool aangesloten infiltratiekratten met holle ruimtes aangebracht, die het water tijdelijk vasthouden, zodat het langzaam in de bodem kan wegzakken. Het grootste Waterplein onder het Benthemplein bij het Zadkine-college kan 1700 kuub water verstouwen. Het Sparta-stadion in Spangen beet het spits af met de ‘urban waterbuffer’. Al het regenwater dat op het Spartaplein en het stadion valt, wordt opgevangen in een kratjesbuffer onder het plaatselijke Cruyff Court, door een helofytenfilter gezuiverd en voor irrigatie van het voetbalgras ingezet. “Kunstgras heeft veel meer water nodig dan een normaal grasveld. Het veld mag niet te droog worden, om verwondingen van spelers te voorkomen”, legt Verlinde uit. Door het hergebruik bespaart de voetbalclub jaarlijks 15 duizend liter drinkwater. Een tweede stedelijke waterbuffer is gerealiseerd in een groen dak op het voormalige gemeentearchief in de wijk Middelland. “Regenwater is niet iets wat per se snel weg moet. Wel merken we dat de nog altijd lage prijs van drinkwater grootschalig hergebruik tegenwerkt.” Kenmerkend voor de Rotterdamse aanpak, aldus Verlinde, is het maatwerk per wijk. “Sommige wijken zijn 100 procent sociale woningbouw. We sparren dan ook intensief met de woningcorporaties die een bestand van zo’n 140 duizend woningen hebben. We zien dat daar nog een grote kennisbehoefte is. Vier van mijn collega’s zijn er één dag in de week gedetacheerd. De samenwerking gaat niet over geld, maar over weten wat er speelt en afstemmen over wat te doen.” Het onderdeel ‘Rotterdammers in Beweging’ van het Rotterdams Weerwoord richt zich op de inwoners. Johan Verlinde (WeerWoord Rotterdam) “Regenwater is niet iets wat per se snel weg moet, maar de nog altijd lage prijs van drinkwater werkt grootschalig hergebruik tegen.” WATERFORUM SEPTEMBER 2020 23

Het moeraslandschap in de stad Stedelijk waterbeheer (Bron: Studio ArchitectuurMAKEN, Hosper landschapsarchitectuur en stedenbouw, Sweco, GEP Regenwater) De sociale huurwoning als watermachine Niet alleen de openbare en particuliere terreinen, maar ook huizen en gebouwen moeten zich aanpassen aan de aanzwellende wateroverlast door de klimaatverandering. Neem de 2,2 miljoen sociale huurwoningen die Nederland telt. Geef die een voortrekkersrol in het klimaatbestendig maken van ons land. Dat was de leidende gedachte achter de studie en publicatie ‘Stad X Klimaat - het gebouw als watermachine’. Het onlangs afgeronde onderzoek spitst toe op vijf ontwerpvisies, van behapbare ‘quick wins’ tot grootse vergezichten. In het oog springt een diepte-infiltratiesysteem, ontworpen voor de wijk Assendorp in Zwolle, dat al het regenwater dat in een gesloten bouwblok valt, in de bodem beschikbaar houdt voor later gebruik. En passant bewatert het hemelwater de groene daken van de huizen en vult het de grijswatertanks voor huishoudelijk gebruik. Een nadeel van deze zelfvoorzienende collectieve waterberging is dat bewoners een deel van hun privétuin op moeten offeren. Een prikkelend toekomstbeeld is het moeraslandschap in de stad. Deze oplossing is bedacht voor de inklinkende woonwijk Het Lage Land in Rotterdam, waar het grondwaterpeil net onder de oppervlakte ligt en de bodem geen extra waterdruppel meer kan absorberen. In de komende decennia wordt er stapsgewijs steeds meer water toegelaten in het gebied, waardoor het tot moeraslandschap transformeert en niet meer lijdt onder extreme regenval. Volgens projectleider Jutta Hinterleitner van BNA Onderzoek is het nog hele een uitdaging van droom naar daad te gaan. De branchevereniging voor architecten is samen met de TU Delft de trekker van deze studie. “Beleid wordt stap voor stap gemaakt en is nergens operationeel.” Als voorbeeld noemt Hinterleitner de hemelwaterverordening waar Amsterdam nu aan werkt. “In het buitenland zijn al voorbeelden van zo’n verordening. In Zwitserland geldt voor nieuwe gebouwen de eis dat een deel van het regenwater op eigen grond wordt verwerkt en niet naar het riool afgevoerd wordt. Dat geeft een impuls om een gebouw als watermachine in te richten. Je kunt niet alles afwentelen op de openbare ruimte. In sommige straten hier in Amsterdam wordt elke vierkante centimeter driedubbel benut. Daar is geen ruimte meer. Ook gebouwen zelf daarom moeten een rol krijgen bij klimaatadaptatie. Er zijn volop mogelijkheden. Wel is het nodig los te komen van bestaande kaders. We moeten meer gaan experimenteren. Zo kom je erachter wat wel werkt en wat niet.” Jutta Hinterleitner 24 WATERFORUM NR 4/5

Stedelijk waterbeheer Frans van de Ven (Deltares) “Je praat over een transformatieproces dat niet op een achter namiddag is gedaan. Nederlandse steden zullen rond 2050 pas overal klimaatbestendig zijn.” Financiering Met subsidies wil de gemeente hen verleiden hun daken te vergroenen en stoeptegels in te ruilen voor groen. “We willen inwoners bewust maken van de effecten van de klimaatverandering op hun woon- en leefomgeving en hen aansporen zelf bij te dragen. Samen bekijken we hoe we hun buurt beter tegen weersextremen bestand kunnen maken.” Toolbox Bij Deltares bevestigt Frans van de Ven dat de regenval in ons land steeds heftiger wordt. “Volgens de laatste neerslagcijfers viel er op sommige plaatsen in Noord-Holland in augustus zo’n 75 tot 80 millimeter op een dag”, zegt de teamleider stedelijk waterbeheer bij het kennisinstituut en universitair hoofddocent stedelijk waterbeheer aan de TU Delft. Van de Ven stond aan de wieg van de vorig jaar verschenen ‘Toolbox Klimaatbestendige Stad’ vanuit het Nationaal Kennis- en innovatieprogramma Water en Klimaat, die een veertigtal maatregelen met kostenplaatjes aanreikt voor zowel de openbare ruimte als privéterreinen. “De toolbox wordt in toenemende mate gebruikt, niet alleen door gemeenten en waterschappen, maar ook door landschapsarchitecten, stedenbouwkundigen en groenmensen”, vertelt Van de Ven. “Onder meer bij het opzetten van risicodialogen en het ondersteunen van gezamenlijke ontwerpprocessen. Je ziet dat deze groepen ook voor zichzelf willen verkennen wat ze in een gebied kunnen doen. In de komende versie gaan we ook de baten van klimaatadaptatie in beeld brengen.” Een maatregel die meer aandacht verdient, aldus Van de Ven, is waterberging in de aardebanen onder wegen, die ervoor zorgen dat de krachten van het verkeer naar de ondergrond worden afgedragen. “Daar is veel ruimte om water op te slaan, zowel als piekbuffer en als droogtereservoir, zonder dat de stabiliteit van de weg daaronder hoeft te lijden.” Rond klimaatadaptatie is een brede beweging gaande, zegt Van de Ven, maar het peloton is langgerekt. “De koplopers gaan over tot implementatie, maar in de staart heerst nog een afwachtende houding. Je praat ook over een transformatieproces dat niet op een achternamiddag is gedaan. Nederlandse steden zullen op de lange termijn rond 2050 pas overal klimaatbestendig zijn. Uit recent onderzoek weten we dat steeds meer bewoners het probleem met wateroverlast in hun omgeving herkennen, maar dat ze hulp nodig hebben bij de zoektocht naar passende maatregelen. De onbekendheid met mogelijke oplossingen is bij hen nog groot, maar men ziet in dat de oplossing een aanpak door de gemeente en henzelf gezamenlijk vergt.” De hamvraag blijft hoe je als gemeente de extra kosten van de adaptatieoperatie financiert. Pas komend najaar, als de gemeenteraad zich over de uitvoeringsagenda buigt, is bekend wat het Rotterdams Weerwoord jaarlijks krijgt. “Het hangt ervan af hoe de gemeente uit de coronacrisis komt”, zegt Verlinde. Voorlopig draait het programma op de 2,45 miljoen euro die voor 2020 eerder in het coalitieakkoord is gereserveerd. Om het collegetarget voor 2022 te halen, mikt het stadsbestuur voorlopig op een reservering van jaarlijks 12,5 miljoen euro. De twee waterbuffers zijn met Europees subsidiegeld gefinancierd. Enschede kreeg eerder dit jaar 1,3 miljoen euro uit het Deltafonds om de aanleg van de Stadsbeek versneld uit te kunnen voeren. De eenmalige subsidiepot van het Rijk was bedoeld om dit soort innovatieve proefprojecten te steunen. “Zonder geld kun je niets doen, dus zo’n subsidie is erg welkom”, zegt Van Houdt. Naast deze subsidie en bijdragen van het waterschap en de provincie betaalt Enschede de realisatie van de klimaatadaptatieopgave grotendeels vanuit het Gemeentelijk Rioleringsplan. “Wateroverlast is de aanleiding om aan de slag te gaan, maar we zien dat andere partijen dan meeliften, van de stadsverwarming tot de aanleg van fietspaden. Omgekeerd komt het voor dat de wateropgave weer profiteert van werkzaamheden van andere disciplines of partijen. We kijken altijd naar de synergie met andere maatregelen en ambities.” Enschede heeft de versnipperde uitvoeringsbudgetten samengebracht, aldus Van Houdt. Meeliften met de rioolvervanging is ook in Rotterdam vanzelfsprekend, zegt Verlinde. De omgang met extreme neerslag is een thema dat het stadsbestuur direct heeft gekoppeld aan de zorgplicht voor hemelwater en is daarmee tevens onderdeel van het gemeentelijk rioleringsplan. De stad investeert dit jaar 76 miljoen euro in rioolvernieuwing. De ambitie van het Rotterdams WeerWoord is om bij elk rioolonderhoudsproject neerslagbestendige maatregelen mee te nemen, zoals vergroening en waterbergingscapaciteit. “We vervangen hier jaarlijks 40 kilometer aan riolering. We pakken dan ook meteen de buitenruimte aan”, zegt Verlinde. De kernvraag bij klimaatadaptatie, stelt Deltares-expert Van de Ven, is hoe schadegevoelig een stad is. “Van belang is dat de kritieke infrastructuur niet uitvalt. Uit de stresstests van gemeenten komt veel prioriteitsinformatie. Dat zorgt ervoor dat de acute problemen bovenop de stapel belanden en dat er sneller financiële middelen beschikbaar komen. Net zoals er voor de filebestrijding opeens veel geld uitgetrokken werd. Van meerkosten hoeft bij klimaatadaptatie desondanks geen sprake te zijn, de uitzonderingen daargelaten, als je het tempo van het groot onderhoud van de stad slim kunt benutten. Meekoppelen en synergie zijn belangrijk. Maar als je iets extra’s moet doen, is het uiteraard een heel ander verhaal.” WATERFORUM SEPTEMBER 2020 25

Rioleringen Oude rioolbuis krijgt verjongingskuur Tekst: Adriaan van Hooijdonk, foto’s: M.J. Oomen In mei 2020 startte rioleringsbedrijf M.J. Oomen Moerdijk, een VolkerWessels-onderneming, met de renovatie van de riolering in de gemeente Amersfoort. In totaal repareert en renoveert het bedrijf daar dit jaar 10 kilometer aan rioolbuizen. “Wij voeren hier al geruime tijd reinigings- en inspectiewerkzaamheden uit. Daarom zijn wij goed bekend met de staat van het riool”, vertelt Bram van Bekkum, adviseur riolering bij M.J.Oomen. Zo brachten medewerkers met een rioolcamerarobot de staat van de riolering in kaart. Dat leverde een wisselend beeld op. “We signaleerden meerdere scheuren. Ook was het beton op sommige plaatsen beschadigd door gassen uit het rioolwater.” Vanwege deze bevindingen is ervoor gekozen om die riolen te herstellen door middel van relinen. “Daarbij brengen we een op maat gemaakte glasvezelkous aan in het riool. Die kous bestaat uit een een glasvezeldoek die is geïmpregneerd met een op UV-licht reagerende hars en een folie om de hars op zijn plaats te houden. Zo kan het riool weer minimaal vijftig jaar mee. Daarmee is relinen een duurzaam en kosteneffectief alternatief voor het vervangen van het riool.” Doordat de gemeente de betonnen rioolbuizen bij het relinen niet hoeft te vervangen, levert dit ook aanzienlijke milieuwinst op. Een ander groot voordeel is dat de straat niet is opengebroken én dus niet opnieuw bestraat hoeft te worden. Daardoor ondervinden omwonenden nu slechts beperkt overlast van het werk. Voor de opdrachtgever is deze methode bovendien financieel gezien aantrekkelijker dan volledige vervanging. Door gereguleerde verwarming met UV-licht, vindt een polymerisatie plaats, waardoor de hars uithardt. Aan de binnenzijde van het riool vormt zich een nieuwe, naadloze buis die de belastingen van het oorspronkelijke riool kan overnemen. En dat zorgt voor versnelling. Zo vernieuwt M.J.Oomen ruim 10 km in een half jaar met een minimum aan overlast. Dat is met reguliere vervanging niet denkbaar. Een medewerker installeert valbeveiliging om te voorkomen dat hij in het riool valt. Voor M.J. Oomen staat de veiligheid altijd voorop. Voorbereiding op het intrekken van de kous in het riool. De liners komen opgevouwen aan, in houten kisten die worden hergebruikt. 26 WATERFORUM NR 4/5

Rioleringen De ingebrachte kous wordt op druk gebracht met lucht. Vervolgens wordt de UV-trein met constante snelheid door de kous voortbewogen, waardoor de kous uithardt. De UV-trein wordt verwijderd en de put-buisverbinding wordt waterdicht afgewerkt. WATERFORUM SEPTEMBER 2020 27

Betrouwbare en veilige industriële datacommunicatie oplossingen vragen om samenwerken WESTERMO heeft een jarenlange geschiedenis in het ontwikkelen en produceren van betrouwbare industriële netwerk oplossingen met een bijzonder lange levensduur. In een steeds sneller veranderende omgeving, met meer connectiviteit, meer data en meer cyber dreiging zijn fl exibiliteit en aanpassingsvermogen van het netwerk vereist. WESTERMO heeft een decennia terug WeOS geïntroduceerd, haar eigen robuuste besturingsplatform voor de gehele netwerk switch lijn. Toekomstgericht met periodiek functionele uitbreidingen om adequaat kwetsbaarheden te verhelpen, het productieproces 24/7/365 effi ciënt en veilig te laten functioneren. En MODELEC helpt je daar graag bij. MODELEC, waarmee kunnen wij je helpen? • Netwerk ontwerpen • Confi gureren • Afname testen FAT/SAT • Ondersteuning op locatie • Trainingen Industrieel Ethernet switch, compact voor laag 2 switching tot routing Industrieel Ethernet extender switch, voor bestaande 2 draads bekabeling Industrieel Ethernet routing switch, krachtig voor de meest robuuste vorm van ICT www.modelec.nl Tel. 0318-636262 sales@modelec.nl

In gebieden met veel glastuinbouw, zoals het Westland, blijkt de toxische druk in het oppervlaktewater zeer hoog (foto: Mieke Bos ). Waterkwaliteit Hoe schadelijk is een optelsom van kleine verontreinigingen? Toxische druk op de kaart gezet Door Marga van Zundert De zorg over de optelsom van vele kleine verontreinigingen in het oppervlaktewater neemt toe. Hoe schadelijk zijn wat meststoffen, bestrijdingsmiddelen, wat sporen industrie-chemicaliën en een vleugje medicijnresten? Voor het eerst is er een kaart van Nederland die deze ‘toxische druk’ toont - met de nodige kanttekeningen. “Waar voorheen het belangrijkste risico voor mens en milieu een gevolg was van lokale, relatief hoge concentraties van een individuele stof, gaat het nu veel meer om diffuus verspreide mengsels van stoffen die elk afzonderlijk een lage concentratie hebben, maar tezamen een minstens zo schadelijke uitwerking kunnen hebben”, zo waarschuwt de Raad voor leefomgeving en infrastructuur afgelopen voorjaar in het rapport ‘Greep op gevaarlijke stoffen’. De Rli pleit nadrukkelijk voor “het monitoren van de toxische druk op mens en milieu”. Annemarie van Wezel, hoogleraar Environmental Ecology (UvA) en lid van de adviescommissie: “Uitgangspunt voor het beleid wordt het totaaleffect op mens en milieu. Dat lees je bijvoorbeeld ook terug in de doelstelling van de Green deal van de Europese Unie: ‘a toxic-free environment’.” Dit is ook een reactie op de regrettable substitution, vertelt Van Wezel. Stoffen worden verbannen vanwege hun schadelijkheid en vervolgens vervangen door alternatieven die al snel even kwalijk blijken. Een bekend voorbeeld is GenX, dat minstens even persistent en schadelijk lijkt als voorgangers PFOS en PFAO. Om het totaaleffect van verontreinigingen, de toxische druk, goed in kaart te brengen, stak Europa de afgelopen jaren flink onderzoeksgeld in de ontwikkeling van meetinstrumenten, bijvoorbeeld via het onderzoeksproject Solutions. Van Wezel: “Deze technologie is er nu en implementatie ervan loopt, ook in de watersector. Maar toxische druk meten is zeker nog geen routine en is ook nog niet verankerd in wetgeving.” Eerste plaatje Het Planbureau voor de Leefomgeving publiceerde dit voorjaar in de Nationale Analyse Waterkwaliteit voor het eerst een overzichtskaart van de toxische druk in het Nederlands oppervlaktewater (zie afbeelding op pagina 30). Het Westland, maar ook de Flevopolder, gebieden met veel glastuinbouw, kleuren er rood op. De noordelijke provincies springen er positief ‘blauw’ uit. Het zuiden geeft een gemengd beeld. Annemarie van Wezel (UvA) “Toxische druk meten is zeker nog geen routine en is ook nog niet verankerd in wetgeving.” WATERFORUM SEPTEMBER 2020 29

Waterkwaliteit Gevaarlijke cocktail? Zorg is er niet alleen over het toenemend aantal microverontreinigingen in het oppervlaktewater, maar ook over interactie tussen de componenten die de toxische effecten nog kunnen vergroten. De mix of ‘cocktail’ zou schadelijker kunnen zijn dan de optelsom van de indivi duele effecten. De nu meest gebruikte msPAFmethode voor toxische druk houdt daar geen rekening mee. Leo Posthuma (RIVM en Radboud Universiteit): “Voorbeelden van synergisme, en ook het tegenovergestelde - antagonisme - in de toxicologie zijn er. Maar ze zijn erg zeldzaam, zeker als je het hebt over de concentraties die je normaal gesproken in het milieu aantreft. Ongevallen kunnen daarop natuurlijk een uitzondering zijn.” Dat msPAF geen rekening houdt met het ‘cocktaileffect’ noemt Posthuma daarom “verantwoord”. Leonard Osté (Deltares) sluit zich daarbij aan. “Als je alle huidige wetenschappelijke kennis overziet, is synergie in ieder geval niet het grootste risico. Dat zit toch echt in het grote en groeiend aantal verschillende stoffen in oppervlaktewater. Synergie mag je in mijn ogen dan terecht verwaarlozen in msPAF. Bovendien nemen bioassays dat effect uiteraard wel mee.” Leonard Osté, expert Waterkwaliteit en sediment bij Deltares, had de totstandkoming onder zijn hoede en zet meteen een kanttekening. “De kaart is vooral een indicatie van de huidige toxische druk in Nederland. De resultaten op verschillende locaties zijn niet helemaal vergelijkbaar qua methodiek.” De kaart blijkt ingekleurd op basis van msPAF-waarden: meer-soorten Potentieel Aangetaste Fractie. msPAF varieert tussen nul en honderd procent en geeft weer welk deel van de waterorganismen nadelige gevolgen ondervindt van de aanwezige verontreinigingen. Uitgangspunt zijn concentratiebepalingen van zo veel mogelijk stoffen. Voor elke stof wordt die concentratie vermenigvuldigd met een bijbehorende toxiciteitsfactor die weergeeft of inschat (afhankelijk van de beschikbare wetenschappelijke kennis) hoe schadelijk de stof is. Het RIVM ontwikkelde een database waarin de factor voor 12.000 bekende, veel voorkomende stoffen is vastgelegd. Vervolgens worden alle individuele bijdragen opgeteld tot een totale toxische druk, de msPAF-waarde. Osté: “Het rekenwerk is niet echt ingewikkeld. Maar het ontbreekt nog aan een protocol. Hoeveel stoffen neem je bijvoorbeeld minimaal mee? Meet je er honderd of duizend? Reken je met een gemiddelde jaarconcentratie of de mediaan? En wat doe je met stoffen die heel kort pieken? Er zitten nogal wat keuzes achter. Hoe je daar mee omgaat, dat moet allemaal nog wat uitkristalliseren.” Het PBL publiceerde in de Nationale Analyse Waterkwaliteit voor het eerst een overzichtskaart van de toxische druk in het Nederlands oppervlaktewater. Gebieden met veel glastuinbouw, zoals het Westland, kleuren er rood op (bron: Nationale Analyse Waterkwaliteit, Planbureau voor de Leefomgeving). Kanarie “De msPAF-methode is goed opgepikt”, vindt hoogleraar Duurzaamheid en milieurisico’s Leo Posthuma (RIVM, Radboud Universiteit). Als huidig coördinator toxiciteit binnen 30 WATERFORUM NR 4/5 de Kennisimpuls Waterkwaliteit was hij verantwoordelijk voor de lancering van de methodiek in 2016, onder de naam Ecologische Sleutelfactor Toxiciteit. “Inmiddels heb ik in zeker veertig rapportages msPAF-bepalingen teruggezien. Dat is groen en rijp door elkaar, maar het onderschrijft de grote behoefte aan een meetmethode.” msPAF is echter maar de helft van wat de sleutelfactor toxiciteit beoogt, bena drukt Posthuma. “Zeg maar de chemische helft. 12.000 stoffen is veel, maar bij elkaar wordt vaak nog geen halve procent van alle 140.000 in Europa geproduceerde stoffen gemeten.” Om een echt compleet beeld te krijgen van de toxische druk, omvat de sleutelfactor ook bioassays: metingen van het effect van alle verontreinigingen op waterorganismen en biodiversiteit. “Je weet dan niet precies welke stoffen verantwoordelijk zijn, maar je neemt wel álle mogelijke invloeden mee. Ik vergelijk het altijd met de kanariein-de-kolenmijn.” Leonard Osté (Deltares) “Het rekenwerk is niet echt ingewikkeld, maar het ontbreekt nog aan een protocol.”

Waterkwaliteit Non-target screening Om toxische druk te kunnen bepalen, is snelle identificatie van nieuwe stoffen in het milieu essentieel. Het speurwerk naar onbekende componenten - non-target screening - is een tak van sport waarvoor ook drinkwaterbedrijven veel belangstelling hebben. Zij willen hun ‘grondstof’ immers goed in de gaten houden. Bij Vitens wordt het grondwater periodiek gescreend op nieuwe stoffen. En wanneer er in bronnen eenmaal sporen zijn aangetroffen, wordt onderzocht of er trends waarneembaar zijn. Ook wordt onderzoek verricht naar wingebieden, om op tijd eventuele naderende verontreinigingen te detecteren. Bernard Bajema, projectleider op het Vitens laboratorium: “We gebruiken vooral vloeistofmassaspectrometrie om nieuwe componenten te ontdekken, omdat die erg gevoelig is. Vinden we een onbekende stof, dan willen we natuurlijk weten wat het precies is. We raadplegen dan de grote bibliotheken, vaak in samenwerking met universiteiten.” Dat kan een hele puzzel zijn. Het kan immers om een pesticide of farmaceutische component gaan, maar evengoed om een van de vele natuurlijke humuszuren of afbraakproducten daarvan. Bajema: “We concentreren ook monsters om in diverse bioassays te onderzoeken of zo’n nieuwe component biologische effecten heeft. Denk bijvoorbeeld aan de Caluxtest voor oxidatief vermogen.” Leo Posthuma (RIVM, Radboud Universiteit) “12.000 stoffen is veel, maar bij elkaar wordt vaak nog geen halve procent van alle 140.000 in Europa geproduceerde stoffen gemeten.” STOWA presenteerde in 2016 ook een adviespakket voor bioassays, een selectie van een tiental tests uit de meer dan honderd beschikbare, commerciële assays. Waterschappen en waterlaboratoria hadden twijfels, maar “de kogel is door de kerk”, aldus Posthuma. “Met een msPAF-bepaling voldoe je aan de eis in de Kaderrichtlijn Water om een beeld te scheppen van de ecologische waterkwaliteit, en bioassays zijn vaak nog een tikje exotisch in de huidige praktijk. En ook kostenoverwegingen spelen uiteraard mee.” Er wordt inmiddels gewerkt aan een tweede versie van het bioassayadviespakket. Posthuma: “De feedback die we kregen, is daarin meegenomen. We selecteren en valideren tests die gevoelig zijn in milieurelevante concentraties en letten op gebruiksgemak, snelheid, high-throughput en kosten. Sommige van de tests spitsen zich ook toe op specifieke locaties. In een landbouw- of kassengebied zijn doorgaans andere stoffen bepalender dan benedenstrooms van een rioolwaterzuiveringsinstallatie.” Het Hoogheemraadschap van Delfland ligt in het rode gebied op de PBL-kaart. “De waterkwaliteit is nog onvoldoende, daar maken wij ons uiteraard zorgen over”, reageert Marcel Belt, lid van het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap. “Ook voor onze ambities in biodiversiteitsherstel is het belangrijk dat de toxische druk fors daalt.” Delfland gebruikt data van het reguliere meetnet en projectmatige metingen om via msPAF de toxische druk te monitoren. “Incidenteel voeren we ook bioassays uit. Wij kijken of en hoe deze ervaring in de toekomst kan worden meegenomen. Dat doen we in overleg met Kennisimpuls Waterkwaliteit.” Eén getal Een berekening plus een reeks assays. De sleutelfactor Toxiciteit klinkt nog niet als één handzame, heldere waarde voor toxische druk die burgers en beleidmakers graag zien. “Helaas, de realiteit is complex. Bij toxische druk is het nooit één meting en je weet het”, reageert Stefan Kools, wetenschappelijk onderzoeker en adviseur ecotoxicologie bij KWR. “Wat een resultaat in een bioassay precies betekent voor mens en milieu is vaak al een complexe vraag. En dan wil je ook nog liefst direct weten welke stoffen erachter zitten. Met die uitdaging worstelt de hele wereld. De meetmethoden zijn beduidend praktischer en robuuster geworden de afgelopen decennia.” Om toxische druk te meten moeten eigenlijk twee werelden samenkomen, aldus Kools. De chemie en de biologie. De toenadering is er zeker, benadrukt hij. “Dat zie je bijvoorbeeld in de ontwikkeling van specifieke bioassays, testen die zich richten op een bepaalde subgroep aan stoffen, zoals hormoonverstorende stoffen, PFAS of dioxines. Maar er valt nog een slag te maken. Belangrijk is dat we de komende jaren veel resultaten en ervaringen blijven uitwisselen.” Ook Osté stelt dat je voorlopig niet ontkomt aan een “batterij aan technologieën” voor de meting van toxische druk. “Dat is prijzig. Maar als je als maatschappij zoveel stoffen gebruikt, moet je ook de middelen vrijmaken om de bijbehorende effecten te monitoren.” Aan de andere kant, de razendsnelle vooruitgang in ICT, micro-elektronica, moleculaire technieken en sensoren maken de ontwikkeling van een goed meetpakket weer een stuk makkelijker, besluit hij bemoedigend. WATERFORUM SEPTEMBER 2020 31

Drinkwaterzuivering PWN en GMB renoveren gezamenlijk voorzuivering Andijk 1 De oude dame krijgt een make-over Door Adriaan van Hooijdonk Drinkwaterbedrijf PWN en aannemer GMB zijn in 2018 in bouwteamverband gestart met een groot, uitdagend project: de renovatie van ‘de oude dame’ - de ruim 50 jaar oude voorzuivering Andijk 1. Kosten: 25 tot 30 miljoen euro. Tijdens de werkzaamheden, waarbij ook asbest en chroom 6 moeten worden aangepakt, gaat de levering van drinkwater gedeeltelijk door. Hoe pakt het bouwteam dat aan? PWN’ers noemen de voorzuivering, in mei 1968 geopend door prins Claus, intern soms liefdevol ‘de oude dame’. En niet zonder reden. “Vanaf de opening 50 jaar geleden heeft PWN continu onderzocht hoe we hier nog beter drinkwater konden maken”, zegt Patrick Franken, teammanager Installatie Onderhoud & Projecten bij PWN. “Daarom zie je overal in de voorzuivering technische aanpassingen waarvan de oorsprong en het doel tegenwoordig soms niet meer volledig zijn te achterhalen.” Andijk 1 speelt een cruciale rol in de drinkwatervoorziening van circa 783.000 huishoudens en bedrijven in NoordHolland. PWN neemt het IJsselmeerwater voor Andijk 1 in vanuit een bekken. Daarna gaat het eerst langs een viswering. Vervolgens pompen vier inlaatpompen het water via een leiding naar zes microzeven om algen, wieren en schelpen af te vangen. Na de zeven gaat het water met twee leidingen naar mengbakken waar ijzerchloridesulfaat wordt gedoseerd. Drie leidingen vervoeren het water naar drie flocculatoren. De toegevoegde chemicaliën in de flocculatoren hechten zich aan de organische stoffen die in de bassins naar beneden zinken. Het residu dat in de goot verdwijnt, passeert vervolgens twaalf zandfilters. Het voorgezuiverde water uit Andijk 1 gaat dan naar de UV-installatie (voor de verwijdering van medicijnresten en desinfectie), het koolfiltergebouw en verschillende reinwatermicrozeven voor het na een laatste desinfectiestap uiteindelijk in de waterleiding komt. Renovatie om meerdere redenen De renovatie heeft meerdere redenen. Zo groeit de vraag naar water in de provincie Noord-Holland. Bovendien blijft de capaciteit van de in 2014 geopende waterzuivering Andijk 3 32 WATERFORUM NR 4/5 achter bij de beoogde levering die was voorzien in het ontwerp. Daarom besloot PWN Andijk 1 te renoveren om de leveringszekerheid van drinkwater tot 2035 te garanderen. PWN en GMB zijn in 2018 in bouwteamverband gestart met het project. Beide partijen trokken vanaf het begin samen op en dachten continu vanuit elkaars belangen om een zo’n goed en succesvol mogelijk resultaat te bereiken. “Wanneer je in bouwteamverband samenwerkt, is de engineer ook de aannemer”, licht Franken toe. “Ingenieurs- en adviesbureaus zijn in vergelijkbare projecten de engineers. De aannemer moet vaak meer tijd uittrekken om het ontwerp te beoordelen. In bouwteamverband staat de aannemer zelf aan de lat.” “Samen brachten we eerst de staat van de installatie in beeld”, vertelt Herbert Grolleman, projectleider bij GMB. “Denk hierbij aan pompen, microzeven, afsluiters en de elektrotechnische installatie. Dat was niet altijd eenvoudig, omdat er soms weinig documentatie beschikbaar was. Daarom voerden we ook meerdere visuele inspecties uit.” Samen maakten de partijen per onderdeel de afweging om bijvoorbeeld te reviseren of volledig te vernieuwen. De staat van de verschillende onderdelen van de installatie bleek veel slechter dan aanvankelijk was verwacht. Dat komt onder meer omdat er de laatste jaren niet veel is geïnvesteerd in de afgeschreven installatie. Bovendien had PWN er niet op gerekend dat Andijk 3 niet aan de capaciteitsverwachtingen zou voldoen. Drinkwaterlevering moet doorgaan Eind 2019 kwamen de partijen samen tot een ontwerp. De werkzaamheden zijn momenteel in volle gang. Inmiddels zijn de eerste vier microzeven van totaal zes in setjes van

Drinkwaterzuivering Herbert Grolleman (links) en Patrick Franken bij ‘de oude dame’. De ruim 50 jaar oude voorzuivering Andijk 1 wordt gerenoveerd terwijl de levering van drinkwater gedeeltelijk doorgaat. Andijk 1 krijgt volautomatische procesvoering Plenty Een van de meest in het oog springende vernieuwingen van Andijk 1 is de volautomatische procesautomatisering. PWN en Dunea ontwikkelden samen jaren geleden het zogenoemde Plenty-concept. Dit omvat alle functionele eisen - tot in de kleinste details vastgelegd - die aan de procesautomatisering worden gesteld om onbemande procesvoering onder reguliere omstandigheden mogelijk te maken. Het omvat de volledige automatisering van de voorzuivering, waarin alles functioneel tot in de kleinste details is vastgelegd. De bedrijfsvoerders grijpen alleen nog handmatig in bij calamiteiten en afwijkingen, die niet door de procesautomatisering worden opgevangen. Het systeem wordt gevoed door een model dat de vraag van drinkwater perfect voorspelt. De veldlocaties waar voorheen mensen te vinden waren, functioneren met Plenty volledig onbemand. Op basis van vooraf ingestelde parameters blijven de verschillende onderdelen van de voorzuivering te allen tijde de drinkwaterproductie verzorgen. “Wanneer er vroeger een storing was, moesten we de bedrijfsvoerder soms ’s nachts uit bed bellen om op locatie te komen”, zegt Patrick Franken, teammanager Installatie Onderhoud & Projecten bij PWN. “Dat is straks niet meer nodig. Bij een storing kan de bedrijfsvoerder het probleem ook thuis via de laptop verhelpen.” WATERFORUM SEPTEMBER 2020 33

Drinkwaterzuivering twee vervangen. “Dat bleek nog een hele uitdaging”, blikt Grolleman terug. “Zo hebben we het dak van het gebouw waarin de microzeven staan, opengemaakt, de bestaande zeven eruitgehaald en door nieuwe zeven vervangen. De eerste vier nieuwe zeven zijn nu in gebruik. De resterende twee volgen snel.” Daarnaast is het staalwerk in de flocculatoren gestraald en geconserveerd. Ook zijn de zandfilters gerenoveerd door nieuwe filterdoppen en kleppen aan te brengen, het beton te repareren en nieuw leidingwerk te plaatsen. Een van de grote uitdagingen in het project is dat de waterlevering vanuit Andijk 1 gedeeltelijk moet blijven doorgaan. Aanvankelijk was het idee om de voorzuivering in de komende winter volledig uit te zetten, maar daar zijn de partners uiteindelijk van afgestapt. “De voorzuivering heeft twee straten, waarvan er één is uitgezet om onder andere de leidingdelen te vervangen, te stralen en te conserveren”, licht Franken toe. “Verder heeft GMB de hal waar de microzeven staan, opgedeeld in zes afzonderlijke ruimtes met een tussengang. Zo bleven de andere zeven werken tijdens de vervanging. Ook is lokaal afzuiging geplaatst en zijn ruimtes gecreëerd om de renovatiewerkzaamheden naast de productie van water te kunnen uitvoeren. Zo blijft er constant water geleverd vanuit Andijk 1 om te kunnen voldoen aan de vraag naar water.” Inmiddels is tweederde van de werktuigbouwkundige scope van het project afgerond. Beide partijen verwachten dat de nieuwe elektrotechnische installatie in oktober is opgebouwd met nieuwe laagspanningsruimtes, schakelkasten en nieuwe bekabeling. De werkzaamheden bij voorzuivering Andijk 1 zijn in volle gang. Jacob van Veen, werknemer van aannemer GMB aan het werk in Andijk 1. Asbestsanering en chroom 6 PWN en GMB wisten van tevoren dat ze op veel plaatsen in de voorzuivering asbest zouden tegenkomen. Daarom zijn specifieke maatregelen genomen om het asbest zo veilig mogelijk te saneren. De aanwezigheid van chroom 6 op het leidingwerk was niet voorzien - na het aantreffen daarvan zijn alle werklocaties onderzocht. GMB heeft voor dit project een plan ‘Veilig werken met chroom 6’ opgesteld. Dat beschrijft alle maatregelen, onderzoeken en de verwerking van chroom 6. GMB-medewerkers gebruikten onder meer volgelaats ademhalingsmaskers om de oude chroom6-verflagen van de leidingen te verwijderen en een nieuwe coating aan te brengen. Ook controleerden ze de leidingen op wanddiktes, met als resultaat dat veel leidingen zijn vervangen. Franken van PWN kijkt vooralsnog terug op een succesvolle samenwerking. “Binnen een korte periode voerden we een tot nu toe succesvol project uit. En dat terwijl de productie van drinkwater, ook tijdens de afgelopen superhittegolf, gedeeltelijk door moest gaan.” Ook Grolleman van GMB is zeer positief over de samenwerking. “Door vanaf de start in bouwteamverband samen te werken, hebben we vanaf het begin oog gehad voor onze gezamenlijke belangen. Om zo een succesvol project uit te voeren.” 34 WATERFORUM NR 4/5

Column De droogte en mijn supermarkt Door Jac van Tuijn, waterjournalist Tijdens de droge weken in augustus liep ik naar de supermarkt en zag ik op de stoep een bladertapijt zoals je dat normaal alleen in de herfst ziet. Ha, dacht ik, de bomen reageren op de droogte. Ze laten hun bladeren vallen, een eeuwenoud mechanisme dat laat zien hoe klimaatadaptief de natuur is. Maar wat doet de mens? Die gaat juist meer water gebruiken. Zwembadjes in de tuin vullen. Golfbanen groen houden. Zelfs waterschappen gaan meer water gebruiken om met grondwater hun beken nat te houden, zodat zeldzame vissoorten kunnen overleven. Was de droogte wel echt zo erg als de media ons de afgelopen zomer hebben doen geloven? Natuurlijk roepen Vitens en Brabant Water dat we ons drinkwater niet moeten verspillen. Daar is het te kostbaar voor. Maar is het niet ook zo dat natuurorganisaties op zanderige heidevelden de opkomende vegetatie weghalen? Dat doen ze om te voorkomen dat de heide overwoekerd raakt. Maar maakt dat het landschap niet juist gevoeliger voor droogte? Hoe weinig klimaatadaptief zijn we bezig als we de heide conserveren en de droogte van alles de schuld geven? Ook de enorme stortbuien haalden de media. Miljoenen kubieke meters water vielen er en die zijn zó naar de zee weggestroomd. Waarom houden de waterschappen dat water niet vast, vroeg iedereen zich af. Als Nederland niet zo dichtbevolkt zou zijn, was dat geen probleem geweest. Als je kijkt naar de grote stuwmeren in ZuidEuropa, dan is dat daar allang de dagelijkse praktijk. Maar in de lage landen valt water nu eenmaal minder makkelijk vast te houden en liggen overstromingen direct op de loer. Dijkgraaf Hein Pieper van Rijn en IJssel kwam in het nieuws met een dapper plan om samen met Duitsland een groot meer aan te leggen. Zoals ZuidHolland het zoete Brielse meer al heeft, zo zou ook de Achterhoek in de zomer de beschikking moeten kunnen hebben over een groot zoetwaterbekken. Voor de hoge zandgronden is het linksom of rechtsom. Ofwel gaan boeren andere gewassen telen en natuurorganisaties hun gebieden anders inrichten, zodat de watervraag daalt. Ofwel moeten de waterschappen grote bergingen inrichten. Maar is er geen derde weg? De afgelopen drie droge zomers hebben laten zien dat er een automatische reflex is naar grondwater. En dat kan best, zolang het in de natte maanden maar weer wordt aangevuld. Het gaat om de balans. Grondwater is in hoge mate klimaatadaptief. Het vult zich weer aan. Zeker in Nederland. Maar het aanvullen wordt door ons tegengewerkt. Die zware zomerse buien kunnen niet in de bodem infiltreren, maar worden via riool en drainagestelsels zo snel mogelijk naar de zee afgevoerd. Dus als we het grondwater zien als een spons die we in de zomer kunnen inzetten voor onze waterslurpende maatschappelijke activiteiten, dan moeten we in onze steden veel meer wadi’s en doorlaatbare verhardingen gaan aanleggen. Het afkoppelen van regenwater van het riool heeft nog heel veel meer voordelen en ik snap eigenlijk niet dat de waterwereld het afkoppelen niet veel doortastender oppakt. Terug naar de supermarkt. Twee jongens deelden er gratis kranten uit, maar mijn voorganger weigerde de krant. Immers, zo zei hij, in de krant staan alleen maar leugens. Dat kwam hard aan. Dagelijks doe ik mijn stinkende best mijn stukken zo goed mogelijk te onderbouwen. Hoezo leugens? Ja, het klopt dat de media hits, clicks en kijkcijfers willen scoren om de adverteerders te behouden. Tegelijk wordt het journalistieke werk heel moeilijk gemaakt door het vele geroeptoeter om media-aandacht te krijgen. Wat er de afgelopen zomer over de droogte is gezegd, ook door experts en bestuurders, daar word ik erg triest van. Kunnen we het populisme niet buiten de watersector houden en alleen naar buiten treden met inhoud en minder bezig zijn met de eigen drang om te scoren? WATERFORUM SEPTEMBER 2020 35

Duurzaamheidsdoelen Hein Molenkamp, directeur Water Alliance: ‘Watertechbedrijven zijn niet bewust bezig met de VN-Duurzaamheidsdoelen’ Door Jeroen Bezem “De discussies over de VN-Duurzaamheidsdoelen spelen zich vooral af op overheids- en beleidsniveau”, zegt Hein Molenkamp, directeur van Water Alliance, de netwerk organisatie van de Nederlandse watertechnologie. “Onder onze mkb-achterban wordt die SDG-kretologie niet veel gehanteerd.” Toch voorziet de VN bij de realisatie van die doelen een belangrijke rol voor het bedrijfsleven. Kan Water Alliance als intermediair de handschoen oppakken? In september 2015 namen de 193 lidstaten van de Verenigde Naties de Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling aan. De 17 Sustainable Development Goals (SDG’s) in deze agenda richten zich onder meer op het uitroeien van extreme armoede en honger, universele gezondheidszorg, kwaliteitsonderwijs, schoon water en sanitatie en een groene economie. Bij het bereiken van deze duurzaamheidsdoelen (die uiterlijk in 2030 gerealiseerd moeten zijn) ziet de VN niet alleen een centrale rol weggelegd voor overheden en maatschappelijke organisaties, maar met name ook voor ondernemingen. Veel grote multinationals - waaronder ook Nederlandse, zoals Philips en Unilever - hebben zich inmiddels aan SDG’s gecommitteerd, maar voor kleinere ondernemingen ligt dat minder voor de hand. In de watertechnologiesector blijkt dat duidelijk, stelt Hein Molenkamp vast. Als directeur van Water Alliance verkeert hij regelmatig in (internatio36 WATERFORUM NR 4/5 nale) kringen waar de duurzaamheidsdoelen op de agenda staan, maar onder zijn eigen achterban leeft het allemaal veel minder. De watertechbedrijven zijn vooral bezig met de eigen bedrijfsvoering. Eigenlijk is dat niet zo erg, weet Molenkamp, want laat daar nu nét de expertise van Water Alliance liggen: de vertaalslag maken van het beleid naar de markt. Molenkamp: “Als je als bedrijf een technologie hebt ontwikkeld waarmee je schoon water uit vuil water kunt maken, dan ben je in feite bezig met de invulling van SDG #6 (schoon water en sanitatie, red.). Maar in het businessplan van je bedrijf staat dat niet zo. Een individueel bedrijf dat in een innovatietraject zit, is niet bewust bezig met internationale duurzaamheidsdoelen, maar indirect natuurlijk wel.” Triple helix “Eigenlijk zijn wij als Water Alliance een typisch voorbeeld van een ‘triple helix’organisatie: we verbinden overheid, kennisinstituten en bedrijven”, vervolgt hij. “Maar onze focus is wél het laten groeien en internationaliseren van de Nederlandse watertechnologiebedrijven. In de dagelijkse contacten met die bedrijven praat je nauwelijks over die SDG’s, maar uiteindelijk is er wel een directe lijn te trekken tussen hun business en de invulling van die SDG’s.” Molenkamp gebruikt nadrukkelijk de meervoudsvorm, want hij stelt dat de Nederlandse watertechsector zich echt niet alleen op SDG #6 hoeft te richten. “Er zijn veel meer duurzaamheidsdoelen die veel hebben te maken met de beschikbaarheid van schoon water. Lang niet alle aan ons verbonden bedrijven zijn bezig met drinkwater of afvalwaterzuivering. Een deel richt zich bijvoorbeeld op industrieel proceswater. Die watertechbedrijven hebben in feite te maken met andere SDG’s. Maar uiteindelijk gaat, wereldwijd, de beschikbaarheid van schoon water ook meteen over het voorkomen van armoede en conflicten en heeft het een directe relatie met gezondheid. Op overheidsniveau leidt de invulling van die SDG’s tot een missiegedreven aanvliegroute, zoals je ziet bij de recente aanpassing van het Nederlandse Topsectorenbeleid. Daar kan de watertechnologiesector zeker de vruchten van plukken. Maar een water

Duurzaamheidsdoelen De WaterCampus biedt alle ruimte aan toegepast onderzoek en productontwikkeling op het gebied van watertechnologie (foto: Daniël Hartog). Het ecosysteem WaterCampus WaterCampus Leeuwarden is het knooppunt van de Nederlandse watertechnologiesector, en heeft de ambitie deze sectorverbindende rol ook internationaal te vervullen. Het ‘innovatie-ecosysteem’, zoals Hein Molenkamp het noemt, is gebaseerd op drie pijlers. Naast Water Alliance, de netwerkorganisatie die met de bedrijven de Nederland se watertechnologie internationaal probeert te vermarkten, zijn dat het wetenschappelijke kennisinstituut Wetsus en het Centre of Expertise Water Technology (CEW). Daarvan is Wetsus de oudste. Dit kennis- en onderzoeksinstituut is in feite een faciliterende organisatie waarin 23 nationale en internationale kennisinstituten en universiteiten en meer dan 100 bedrijven hun bijdrage leveren. “Wetsus zit aan de voorkant van het innovatietraject”, zegt Hein Molenkamp. “Daar vindt de ideevorming plaats en is men op zoek naar nieuwe doorbraaktechnologie.” De derde pijler, het CEW, is het kennis- en innovatiecentrum voor toegepast onderzoek en productontwikkeling op het gebied van watertechnologie. Het CEW bundelt expertise van onderwijs, onderzoek, overheden en ondernemingen. Hierbij wordt ook samengewerkt met het Centrum voor innovatief vakmanschap Water CiV en het Waterapplicatiecentrum. Met het fundament van die drie pijlers is de WaterCampus in staat samenwerking te organiseren tussen (inter)nationale bedrijven, kennisinstellingen en overheden in de watertechnologiesector. Daarnaast biedt het een unieke onderzoeksinfrastructuur en is het een ontmoetingsplaats van wetenschappers en bedrijven uit heel Europa. De innovatiecapaciteit van WaterCampus is in de eerste plaats gericht op watertechnologie, maar ook thema’s als bodemvruchtbaarheid, herbebossing, schone energie, etc. krijgen - steeds vaker - de aandacht. “Watertechnologie is nadrukkelijk ‘enabling’ voor vele andere sectoren”, aldus Molenkamp. WaterCampus Leeuwarden is gebaseerd op drie pijlers. techbedrijf denkt niet: ‘op welke SDG zal ik me eens gaan richten?’. Ze zijn bezig met hun eigen bedrijfsvoering, hun eigen marktsegment en hun eigen producten en dat is natuurlijk niet meer dan logisch. Daarom is het aan ons, de triple helix, om dat goed met elkaar te verbinden.” Maatschappelijke vraagstukken “Water Alliance heeft een transitierol”, stelt Molenkamp vast. “Zowel van markt naar beleid als van beleid naar markt. Daarom is het goed dat we deel uitmaken van het innovatie-ecosysteem dat de WaterCampus in Leeuwarden is. We kunnen daar maatschappelijke vraagstukken adresseren en dat leidt uiteindelijk tot innovatieve technologieën die naar de internationale markt kunnen worden gebracht. Dat traject - van maatschappelijk vraagstuk naar innovatieve, vermarktbare technologie - wordt aangejaagd door de overheidsmiddelen die in de WaterCampus zijn gestoken. Veel van de nieuwe technologieën die we met bedrijven naar de markt brengen, dragen bij aan de oplossing van maatschappelijke problemen, zoals via de SDG’s. Daardoor is het voor overheden interessant om dat proces te ondersteunen, want het geeft invulling aan het beleid. “We leggen de overheden overigens wel regelmatig uit dat ze niet moeten rekenen op ‘instant succes’. Het kan soms wel tien jaar of langer duren voordat een innovatief idee ook daadwerkelijk uitmondt in een bruikbare technologische oplossing. Die wij als Water Alliance vervolgens internationaal kunnen etaleren.” WATERFORUM SEPTEMBER 2020 37

Cybersecurity Hoe wapenen waterbedrijven zich tegen cyberaanvallen? Cybersecurity is een kwestie van gezond verstand Door Joeri van der Kloet Bedrijven die onder de kritieke infrastructuur vallen, zoals een groot deel van de watersector, moeten aan strenge cyber-eisen voldoen. Hoe zorg je ervoor dat de installatie veiliger wordt? Henk Geurts van Hirschmann Network Solutions betrekt zijn klanten zoveel mogelijk in dat proces: “Cybersecurity is geen rocket science. Met gezond verstand kom je al een heel eind.” De fase dat vrijwel niemand zich druk maakte over cybersecurity in de watersector ligt inmiddels achter ons. “Je zou kunnen zeggen dat men in de branche van onbewust onbekwaam langzaam naar bewust onbekwaam is geschoven”, meent Henk Geurts, technical consultant bij Hirschmann Network Solutions. “Procesbeheerders vragen zich tegenwoordig niet meer af óf ze zich druk moeten maken om cybersecurity, maar hoe ze het moeten aanpakken.” Traditioneel is cybersecurity een taak die bij het domein van de informatietechnologie (IT) hoort. Geurts: “Een procesautomatiseerder in het operationele domein ziet cybersecurity in de regel dan ook als een kostenpost. Je weet vaak pas wat die kostenpost heeft opgeleverd op het moment dat je installatie platligt en je losgeld moet betalen.” De gevolgen van een geslaagde aanval op het IT-domein zijn echter niet te vergelijken met een aanval op het domein van de OT (operationele technologie). “In de drinkwatervoorziening kunnen de gevolgen van een ‘breach’ immens zijn. Bij zo’n aanval kunnen tienduizenden mensen en bedrijven in de problemen komen.” 38 WATERFORUM NR 4/5

Cybersecurity Ondanks het toegenomen bewustzijn zijn procesbeheerders nog vaak niet bekend met de specifieke risico’s en gevolgen van een mogelijke cyberaanval. “Die procesbeheerders zijn gewend zich te verdiepen in een nieuw type filter, slimme sensoren, of een andere techniek waarmee vaak kosten zijn te besparen”, weet Geurts. “Cybersecurity is iets wat nog relatief nieuw voor ze is.” Geen overzicht Bedrijven die eenmaal zover zijn dat ze maatregelen willen nemen op het gebied van cybersecurity, weten vaak niet waar ze moeten beginnen. “Maar het begint altijd bij het netwerk”, weet Geurts. “Je moet precies weten hoe dat in elkaar zit. In de praktijk blijkt de procesbeheerder dat meestal niet precies te weten. Ze kunnen vaak tot in detail vertellen hoe apparaat X aan het netwerk verbonden is en hoe je daarbij komt, maar er is vaak geen goed overzicht van het complete netwerk. Er zijn vaak alleen detailtekeningen, maar het begint bij het grote geheel: welk apparaat maakt waarvan deel uit, dat is de vraag.” Bij het in kaart brengen van dat netwerk kunnen medewerkers een grote rol spelen. Geurts: “Het is een goed idee om het personeel zoveel mogelijk te betrekken en het bespoedigt het proces aanzienlijk. Dat scheelt niet alleen geld, maar het levert ook veel meer inzicht in het netwerk - en dat is een goede investering.” Hoognodige Als het complete netwerk eenmaal in beeld is gebracht, kan gewerkt worden aan een indeling in zones en verbindingen. Geurts: “Daarbij maak je onderscheid in apparaten die absoluut met elkaar moeten kunnen communiceren en apparaten waarbij dat optioneel is. Je komt soms in situaties waar een machine in een bepaalde afdeling verbinding maakt met een compleet andere afdeling, terwijl daar geen noodzaak voor is. In de operationele technologie hoor je vaak ‘als het werkt, dan werkt het’ en daarmee houdt het op. Bij ons begint het proces daar eigenlijk juist: wij willen die communicatie in het netwerk beperken tot het hoognodige.” Procesautomatiseerders zijn vaak huiverig voor veranderingen in hun OT-domein, meent Geurts. “Er wordt enorm veel tijd gestopt in het optimaliseren van dat proces en dan kan het vervangen van een bepaalde regelklep daar al invloed op hebben. Er wordt daar niet zomaar even ergens een kabeltje uit getrokken. Men is veel te bang dat het proces daarna minder efficiënt wordt. Daarom zie je in het OT-domein dat alle nieuwe apparaten ergens in het bestaande netwerk worden geknoopt, om maar niets te hoeven veranderen. Het resultaat is echter dat na verloop van tijd al die apparaten en installaties op dat grote, platte netwerk zijn aangesloten en dat een geslaagde cyberaanval in dat geval je complete OT-domein bedreigt, niet slechts de applicatie waarop de aanval is binnengekomen.” Niet ingewikkelder De indeling in zones en verbindingen is volgens Geurts vaak een kwestie van goed nadenken en je gezonde verstand gebruiken. “Op basis van het eerder genoemde blokschematisch overzicht kan je samen met de klant heel goed bepalen welke communicatie tussen welke apparaten belangrijk is. Die samenwerking is cruciaal. Je wilt niet dat zo’n klant op een gegeven moment zegt: ‘jullie weten het allemaal zo goed, doe het zelf maar.’ Je moet cybersecurity dus niet ingewikkelder maken dan het is.” Soms zijn complexe firewalls niet eens nodig: een simpele hardwarematige segmentering is vaak al voldoende. Geurts: “Ik neem daarbij als voorbeeld altijd het huis van je opa en oma. Daar zaten vroeger twee zekeringen in de meterkast. Eentje voor beneden, eentje voor boven. Als er dus boven een lampje kortsluiting maakte, had de complete bovenverdieping geen stroom. Veel slimmer is om een segmentering aan te brengen. De wasmachine, de keuken: die krijgen allemaal hun eigen zekering. Zo doen we dat in een netwerk ook. Als je daarbij dan ook nog eens gebruikmaakt van moderne ‘managed switches’ kan het apparaat alleen nog contact maken met dat deel van het netwerk dat jij uitkiest, ook al is er aan de fysieke kabel niks veranderd.” 2G De aanleg van een een cybersecure netwerk gaat idealiter volgens de IEC62443-norm (gericht op continuïteit en digitale weerbaarheid), maar in de praktijk kan dat niet altijd. Zo zijn er waterbedrijven die drinkwater winnen in tamelijk afgelegen (natuur)gebieden. Naar die bron ligt een leiding om het water te verpompen en een stroomvoorziening voor de pomp die ter plekke het water oppompt. Die voorziening dient echter op afstand gemonitord en aangestuurd te worden en in een ideale situatie zou dat bekabeld plaatsvinden. “Het is natuurlijk geen doen om vele kilometers glasvezel door een natuurgebied te trekken, dus dat moet je toch echt draadloos doen”, legt Geurts uit. “Daarbij wordt gebruikgemaakt van 2G-, 3G- en 4G-apparatuur. Voor ons is het een hele uitdaging om dergelijke verbindingen cybersecure te maken. Toch moet dat, omdat juist die afgelegen gebieden kwetsbaar zijn voor aanvallen.” Kosten Een veilig netwerk vergt een bepaalde investering. “Bedrijven willen uiteraard eerst weten wat het gaat kosten. Daarnaast wil men ook weten of het een eenmalige investering betreft of dat er periodiek terugkerende kosten bij komen kijken. In de cybercrimewereld ontstaan bijna dagelijks nieuwe bedreigingen, waarvoor je je klant wilt beschermen.” Uiteindelijk draait het erom dat een installatie blijft draaien. Geurts: “Vaak realiseert men zich pas hoe essentieel een installatie is op het moment dat hij niet meer draait.” Meer info: www.hirschmann.nl/hns WATERFORUM SEPTEMBER 2020 39

Cybersecurity Cybersecurity in tijden van corona Ken je netwerk! Door Joeri van der Kloet Nu in veel bedrijven minder personeel op de werkvloer aanwezig is, is het risico dat er minder inzicht en toezicht is op de cybersecurity binnen het bedrijf. Niet alleen omdat fysieke toegang wellicht makkelijker is dan normaal, maar ook omdat er minder zicht is op informatiestromen binnen de operationele processen. “Als je ter plekke geen zicht hebt op je proces, kan je dan de informatiestromen op processorniveau nog wel vertrouwen?” Sebastiaan Koning, senior consultant bij Hudson Cybertec, legt de vinger op de zere plek: minder personeel op de werkvloer resulteert vaak in minder inzicht in het proces. En dan gaat het niet over de bovenliggende automatiseringslagen, maar dieper in de installatie: de processoren, ofwel de PLC’s. “Juist die PLC is je laatste redder in nood, waar je altijd op moet kunnen vertrouwen. Als er een overstroming plaatsvindt, een sluis een noodstop moet krijgen, of er ergens een chemische brand uitbreekt, moet die automatiseringslaag feilloos werken. Als die systemen gecorrumpeerd zijn, heb je in zo’n situatie een levensgroot probleem”, aldus Koning. In tijden van corona Goede cybersecurity zit hem niet uitsluitend in de technische kant. Dus alleen het plaatsen van firewalls is zeker niet voldoende. De mens op de werkvloer én de organisatie zijn, samen 40 WATERFORUM NR 4/5 met de techniek, de drie pijlers waar cybersecurity op rust. In tijden van corona zijn die twee niet-technische pijlers anders dan anders. En dat kan gevolgen hebben voor cybersecurity, weet Koning: “Minder mensen op de vloer betekent minder overzicht. Zonder goede toegangsbeveiliging kunnen mensen gemakkelijker binnenkomen en minder snel worden opgemerkt. Een crimineel met verstand van zaken trekt ergens een camera of een PLC los, sluit een laptop aan die zich voordoet als die camera of PLC en hij kan zo je bedrijfsnetwerk op.” Bij een minder goede fysieke controle wordt een sluitende cybersecurity, vooral in de operationele omgeving, belangrijker. Koning: “Door het thuiswerken mis je de digitale bescherming die je binnen de muren van je bedrijf wel hebt. Ook al probeer je het thuiswerken goed in te richten, je hebt er toch minder controle op. In de praktijk zullen mensen niet heel snel vanuit huis inloggen op een installatie, maar toch is dat niet ondenkbaar.” Beperkt Als installaties toch benaderd moeten worden vanuit een ander netwerk, moet dat veilig gebeuren. Koning: “Dat hele protocol moet voldoen aan de IEC62443-norm, de internationale cybersecuritynorm voor Industrial Automation & Control Systems (IACS). Daarbij breng je op een slimme manier segmenteringen aan in je netwerken en systemen. Die richt je vervolgens zo in dat als er een ‘breach’ plaatsvindt, de schade beperkt blijft tot een gedeelte van je installatie.” Op afstand kunnen inloggen op het netwerk hoeft niet per se een probleem te zijn, maar alleen als voldaan is aan een aantal voorwaarden. “Werk daarbij met een protocol waarbij degene die inlogt alleen de hoognodige rechten krijgt binnen de gekaderde systemen”, legt Koning uit. “Het is niet slim om iemand op afstand op een engineer workstation te laten komen, waarbij alle PLC’s in de installatie kunnen worden benaderd. Er is in het operationele domein ook helemaal geen reden om iemand op afstand bij je PLC’s te laten.” Ken je netwerk Aan de andere kant is het zeker wel nuttig om informatie op afstand te kunnen uitlezen. Koning: “Dat geeft veel mogelijkheden om processen in de gaten te houden. Maar je kunt die

Cybersecurity mogelijkheid ook gebruiken om het netwerk zelf te monitoren. ‘Ken je netwerk’ zeggen wij bij Hudson Cybertec altijd. Want hoe kun je op bepaalde communicatie vertrouwen als je zelf geen inzicht in die communicatie hebt? Je hebt inzicht nodig in de onderlinge componenten en op de manier waarop die componenten met elkaar communiceren.” In de praktijk is dat in de IT (informatietechnologie) beter geregeld dan in de OT (operationele technologie). “Dat is verklaarbaar”, vindt Koning. “Vanwege de ‘legacy’ (veroudering van systemen, red.) en de snelheid waarmee ontwikkelingen in de OT plaatsvinden. Maar wil je het veilig maken, zal je toch echt moeten beginnen met je netwerk goed in kaart brengen.” Dat er nu een crisis aan de gang is, wil niet zeggen dat deze tijd ongeschikt is voor het aanscherpen van de cybersecurity, integendeel. Koning: “Ik zou zeggen: doe het juist nu, want heel veel zaken en delen van de installaties zijn op dit moment minder in bedrijf. Je kunt er nu juist vaak beter bij dan onder normale omstandigheden. Een deel van het inventarisatiewerk kunnen we ook middels online interviews al doen.” OT-monitoring Het is van groot belang, en niet alleen nu, om precies te weten welke activa er zijn en dat het netwerkverkeer inzichtelijk is, zodat niets aan het toeval wordt overgelaten. “Hiervoor maken wij gebruik van onze OT-monitoringoplossing”, legt Koning uit. “Deze meet onder andere afwijkingen in het netwerkgedrag binnen het OT-netwerk. Deze gedetecteerde afwijkingen kunnen duiden op een cyberaanval, maar ook op ongeoorloofde toegang tot systemen of zelfs ongeoorloofde ‘setpointwijzigingen’. De Hudson Cybertec-oplossing voor OT-monitoring is specifiek voor het OT-domein ontwikkeld en verder geoptimaliseerd.” Aan de hand van een voorbeeld bij de waterschappen, maakt Koning duidelijk hoe dat werkt. Het draait om het verschil tussen ‘intrusion detection’ en ‘intrusion prevention’. “IT gaat altijd voor prevention”, weet Koning. “Maar daarmee leg je soms ook je proces deels plat. Neem nu de waterschappen: een gemaal gebruikt in de regel tussen de 0 tot 80 procent van het vermogen om water weg te werken. Als een waterschap ineens op 100 procent van z’n vermogen begint te draaien, legt een ‘prevention systeem’ het gemaal plat, want er zou een cyberaanval kunnen plaatsvinden. Als je die monitoring te rigide maakt, snij je jezelf in de vingers, want bij hevige regenval moet dat gemaal toch echt op 100 procent kunnen draaien, ook al komt dat bijvoorbeeld maar eens per jaar voor. Intrusion detection gaat daar flexibeler mee om: die maakt wel die melding, maar zorgt ervoor dat als de procesoperator dat wil, het gemaal toch op 100 procent kan draaien. Detectie en alarmering dus, in plaats van blokkering.” Ketenveiligheid Ondanks dat OT-cybersecurity nog lang niet op het niveau is van ITcybersecurity, ziet Koning wel ontwikkelingen. “Bedrijven die hun IT- en OT-kant goed op orde hebben, kijken vaak ook al verder dan alleen hun eigen installatie. Er zijn bedrijven die zeggen: ‘Als je zaken met ons wilt doen, zal jouw bedrijf ook conform IEC 62443 moeten functioneren. Ketenveiligheid dus. Maar nogmaals, het begint bij jezelf: ken je netwerk!” Meer info: www.hudsoncybertec.com WATERFORUM SEPTEMBER 2020 41

Zowel voor het meten van de diepte als van de kwaliteit van het water in de rivier is Rijkswaterstaat afhankelijk Innovaties van steekproeven. Het Datalab van Rijkswaterstaat onderzocht met HAL24K of datascience-analyses meer inzichten kunnen halen uit de beschikbare gegevens (foto: Erland Bakker/Rijkswaterstaat). Inzet kunstmatige intelligentie bij meting diepte en waterkwaliteit in rivieren Niet meer, maar slimmer meten Door Mark Brok Meten is weten. Maar om meer te weten, is het niet altijd nodig om ook meer te meten. Dat is de conclusie van een aantal proefprojecten bij Rijkswaterstaat. Door de inzet van kunstmatige intelligentie haalt het Datalab van de dienst samen met smart-infrastructuurspecialist HAL24K nu veel meer informatie uit de meetgegevens over de diepte en de waterkwaliteit in rivieren. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor vaarwegen waar dagelijks talloze schepen overheen varen, en voor de kwaliteit van het water in de rivieren. Een deel van die verantwoordelijkheid vertaalt zich in het verrichten van metingen. Zowel voor het meten van de diepte als van de kwaliteit van het water in de rivier is Rijkswaterstaat afhankelijk van steekproeven. Het water is immers niet overal even diep, de waterkwaliteit is op verschillende plekken afhankelijk van externe factoren en het is niet mogelijk om dagelijks de volledige bodem in kaart te brengen en elke druppel te meten. Dat werken met beperkte data betekent wel dat het risico op blinde vlekken ontstaat. En dat de gegevens niet altijd compleet zijn. Een manier om het probleem deels te ondervangen, is door meer metingen te verrichten. Maar dat is niet altijd mogelijk en vraagt om een extra investering van tijd en middelen. Het Datalab van Rijkswaterstaat onderzocht daarom met HAL24K of datascience-analyses meer inzichten kunnen halen uit de beschikbare gegevens. 42 WATERFORUM NR 4/5 Inzicht in waterkwaliteit Voor het bepalen van de kwaliteit van het water meet Rijkswaterstaat handmatig honderden parameters, waaronder de concentratieniveaus van chemische en organische elementen die in de rivier voorkomen. Door data te analyseren die over een periode van vijftien jaar zijn verzameld, ontdekten de datascientists dat veel parameters een sterke correlatie hebben. Dat betekent dat het niet nodig is alle parameters elke keer te meten, maar dat deze in plaats daarvan ook eenvoudig van andere kunnen worden afgeleid. Zo zijn er minder metingen nodig en dat levert een efficiencyvoordeel op. Om een beter beeld te krijgen van de waterkwaliteit met bestaande metingen, bouwden de dataspecialisten van HAL24K en het Datalab daarnaast een innovatief machine learning-model. Dit model kan op basis van wekelijkse metingen op bepaalde locaties, accurate wekelijkse voorspellingen doen over de waterkwaliteit op locaties waar niet wekelijks wordt gemeten. Zonder extra metingen uit

Innovaties Hoe betrouwbaar en nauwkeurig zijn de modelberekeningen? In een tijdsgewricht waarin zo’n beetje alle modellen en modelberekeningen in het openbaar ter discussie worden gesteld - denk aan de actuele discussies over stikstofdepositie, of aan de modellen die geluidsoverlast door luchthavens en verkeerslawaai in beeld brengen - is het legitiem om je af te vragen hoe betrouwbaar de modelberekeningen in deze projecten van Rijkswaterstaat zijn. Ondrej Urban, senior data scientist bij HAL24K, geeft antwoord op die vraag: “De modellen in beide MGD-projecten (minst gepeilde diepte, red.) bereikten een ‘root mean squared error’ (RMSE) van ongeveer 30 centimeter, dus gemiddeld is de voorspelling ongeveer 30 centimeter verwijderd van de meting, wat voor zover wij weten een verbetering is ten opzichte van bestaande voorspellingen. Deze nauwkeurigheid kan waarschijnlijk verder worden verbeterd en we hebben een aantal ideeën over hoe we dit kunnen doen. Voor het waterkwaliteitsproject hangt de prestatie sterk af van de werkelijk gemeten parameter. Over het algemeen presteren de parameters die sterk seizoensgebonden zijn - bijvoorbeeld hoog in de zomer en laag in de winter - beter, maar er zijn ook andere factoren. Gemiddeld was de gemiddelde nauwkeurigheid ongeveer 75% voor de parameters waar het model iets heeft geleerd. Het verbeteren van de prestaties van de modellen, vereist meer werk. Daarvoor zijn zowel input van specialisten als meer data nodig.” Voorspellingen en metingen van de minst gepeilde diepte. Gemiddeld is de voorspelling ongeveer 30 centimeter verwijderd van de meting (bron: HAL24K). te voeren, kan zo met behulp van data science een meer continu beeld van de kwaliteit van het hele rivierenstelsel worden verkregen. Rivierdieptes voorspellen Voor het meten van de zogenaamde minst gepeilde diepte (MGD) in rivieren vertrouwt Rijkswaterstaat op de ruime ervaring van de inspecteurs. Die schatten dagelijks in wat de ondiepste punten van de rivier zouden zijn, om daar vervolgens metingen te verrichten. En hoewel die kennis erg waardevol is, kan data science ook hier van toegevoegde waarde zijn en extra operationele efficiëntie, objectiviteit en nauwkeurigheid bieden. Door gebruik te maken van data afkomstig van dieptemetingen, waterstanden en rivierafvoer over een afstand van meer dan 100 kilometer van de Waal, kon in een eerste studie een machinelearning-model worden ontwikkeld dat voorspelt hoe de rivierbodem zich ontwikkelt. Dit stelt de inspecteurs nog beter in staat om de meetlocaties per dag te bepalen. Recentelijk heeft HAL24K in het kader van Rijkswaterstaats innovatieprogramma De Digitale Rivier een vervolgonderzoek succesvol afgerond om MGD-modellen met externe datasets verder te ontwikkelen, zodat ze voorspellingen voor vier dagen vooruit kunnen afgeven. Hierop kan bijvoorbeeld de scheepvaart de routes en lading optimaliseren en veiliger navigeren. Meer tijd over Wat de projecten van Rijkswaterstaat en HAL24K bovenal hebben aangetoond, is de potentie van het combineren WATERFORUM SEPTEMBER 2020 43 van domein-specifieke kennis en ervaring met data science. Vooral in complexe omgevingen kunnen de disciplines elkaar versterken. Met teams die vaak op volle capaciteit werken, kunnen voorspellende, zelflerende en objectieve modellen bestaande datastromen snel verwerken en inzichten vergroten zonder meer te meten. Zo kunnen schippers vertrouwen op nog nauwkeuriger informatie voor het navigeren door verschillende rivierdieptes en hebben Rijkswaterstaatinspecteurs nog beter inzicht in de waterkwaliteit in de rivieren. Meer info: hal24k.com Voor het meten van de minst gepeilde diepte (MGD) in rivieren vertrouwt Rijkswaterstaat op de ruime ervaring van de inspecteurs. Hier kan data science van toegevoegde waarde zijn (foto: Martin van Lokven/Rijkswaterstaat/Ruimte voor de Rivier).

Waterzuivering Dutch Spiral en VEGA ontfermen zich over reststoffen waterzuivering Een schone zaak Bij afvalwaterzuivering zijn alle ogen uiteraard gericht op het eindproduct, het gezuiverde water. Maar tijdens de verschillende processtappen ontstaan ook reststoffen, die moeten worden verwijderd. Waar moet een bedrijf bijvoorbeeld heen met het achterblijvende roostergoed, slib en zand? Dutch Spiral biedt een schone containeroplossing met geïntegreerde schroeftransporteur. En de radarsensoren van VEGA houden het niveau in de gaten, zodat de container tijdig gewisseld kan worden. Zodra 70 procent van het maximale vulniveau is bereikt, wordt de containerwissel voorbereid. 44 WATERFORUM NR 4/5

Waterzuivering Dutch Spiral, gevestigd in GrootAmmers, biedt een oplossing voor het veilig, schoon en geurarm afvoeren van reststoffen uit waterzuiveringsinstallaties. Het belangrijkste product van het Nederlandse familiebedrijf zijn hun asloze schroeftransporteurs. Daarnaast biedt Dutch Spiral samen met het Duitse bedrijf Huber SE op het gebied van afvalwaterzuivering een slimme oplossing voor roostergoed-, zand- en slibbehandeling. Deze oplossing wordt in vrijwel elke waterzuiveringsinstallatie in Nederland toegepast. Het gaat daarbij in principe om een container die met een geïntegreerde schroeftransporteur automatisch wordt gevuld. In Nederland zijn tot op heden al meer dan 230 van dergelijke containers in gebruik. Hoewel er kan worden gekozen voor kant-en-klare, compacte oplossingen, kunnen de containers ook worden aangepast aan elke situatie ter plaatse. Automatisch vullen In deze automatisch vulbare containers worden roostergoed, zand en slib verder verwerkt. Zo is de ‘sludgetainer’ STC speciaal ontwikkeld voor het transport van ontwaterd slib. Bij de ontwikkeling van deze slibcontainer is met name gelet op minimale geuroverlast. Afhankelijk van het formaat kan deze container maximaal 30 kubieke meter slib opnemen. De Dutch Spiral roostergoedcontainer RGC is daarentegen speciaal ontworpen voor het transport van roostergoed. Het grote voordeel van de systemen: bij de containers verloopt het vullen autonoom - de vullingsgraad en dus het transportvolume zijn op afstand te regelen. De positionering van de container wordt gewaarborgd door het plaatsen van aanrijplaten. De container wordt gevuld via een stortkoker of schroeftransporteur. Aan het einde daarvan, dus bij de ingang van de container, bevindt zich een gasveerbediende plaatafsluiter. De plaatafsluiter is voorzien van een naderingsschakelaar die de positie van de container en de openstand van de schuif detecteert. Onder de instort bevindt zich een asloze schroeftransporteur van Dutch Spiral, die wordt aangedreven door een haakse tandwielkast. Veilige stop De vullingsgraad van de container wordt bewaakt met behulp van een niveaumeting. Dit is waar de sensoren van VEGA om de hoek komen kijken, die in dit geval een melding geven bij een vullingsgraad van 75 procent. Er is dan voldoende tijd om het wisselen van de container te plannen. “We werken al meer dan 16 jaar met VEGA samen en hadden al goede ervaringen met sensoren uit de serie VEGASON, waarbij de meting op basis van ultrasoon plaatsvindt”, aldus Aart-Jan Brussee, commercieel directeur bij Dutch Spiral. Toen verleden jaar de compacte radarsensor op de markt kwam, was het bedrijf dan ook zeer geïnteresseerd. “Met de introductie van de nieuwe VEGAPULS-serie werd de radartechnologie betaalbaar voor onze systemen en we konden onze klanten vanaf dat moment voor hetzelfde geld een nog betere, betrouwbaardere oplossing bieden. De overstap naar de nieuwe sensoren viel ons dan ook niet zwaar.” De nieuwe serie compacte radarniveausensoren meet contactloos het niveau in de containers. De VEGAPULS C 11 is zonder veel moeite te installeren. WATERFORUM SEPTEMBER 2020 45

Roostergoed, zand, slib. De reststoffen van waterzuiveringsinstallaties stellen hoge eisen aan sensoren. Slimme radaroplossing Begin 2020 kwam er een nieuwe serie compacte radarniveausensoren op de markt. Het hart wordt daarbij gevormd door een door VEGA nieuw ontwikkelde radarmicrochip, die speciaal voor de eisen in de niveaumeting is geoptimaliseerd. Mede dankzij deze kleine microchips zijn nu zeer compacte sensoren mogelijk. Deze zijn bovendien zo gunstig geprijsd dat ze in alle toepassingen de tot nu toe gebruikte ultrasoonsensoren vervangen. De VEGAPULS-serie C 11, C 21 en C 22 heeft een vaste kabelaansluiting en is uitgevoerd in beschermingsgraad IP66/IP68. Niet alleen werken radarsensoren onafhankelijk van temperatuurschommelingen, gassen, vacuüm en druk, maar ze zijn met name ongevoelig voor verontreinigingen. Dat zijn allemaal factoren die bij niveaumeetinstrumenten op basis van ultrasoon vaak tot storingen leiden en die Aart-Jan Brussee maar al te goed kent: “De contactloze meting is simpelweg ideaal voor onze toepassing. Normaal gesproken is het een natuurlijk verschijnsel dat aangroei op de sensor een nauwkeurige meting sterk bemoeilijkt. En dan is er meestal ook nog sprake van condensatie, de aanwezigheid van waterstofsulfide en extreme mechanische belastingen door het roostergoed. Kortom, allemaal omstandigheden die voor radartechnologie pleiten.” Een continue niveaumeting is ook noodzakelijk omdat we te maken hebben met een continuproces dat 24/7 doorloopt. De samenstelling van de afvalwaterstroom is echter niet altijd gelijk, omdat het van het gezuiverde water afgescheiden materiaal bestaat uit de meest uiteenlopende reststoffen. Daarom is een nauwkeurige niveau meting cruciaal, een meting die betrouwbaar meldt wanneer de container moet worden geleegd. 46 WATERFORUM NR 4/5 En laat dat nu een ideale toepassing zijn voor sensoren van de nieuwe VEGAPULS-serie, aangezien deze hun metingen doen bij een frequentie van 80 GHz en daardoor beschikken over een uitstekende signaalfocussering. Het radarsignaal kan vrijwel tot op de millimeter nauwkeurig op het te meten medium worden gericht. Daardoor ontstaan er zelfs bij ingebouwde obstakels of bij aangroei op wanden geen stoorsignalen. Anders dan bij ultrasoonsensoren is daardoor meestal helemaal geen stoorsignaalonderdrukking nodig. Bovendien zijn meeten stoorsignalen beter te scheiden - de meting wordt een veelvoud eenvoudiger en nauwkeuriger dan bij gebruik van andere meetmethoden. In de containers wordt nu de volledig ingekapselde VEGAPULS C 11 gebruikt. De sensor wordt eenvoudig op de bovenkant van de container gemonteerd en houdt zicht op het gehele containervolume - dus tot de bovenrand. Hierdoor kunnen de beheerders van waterzuiveringsinstallaties bij ongewone gebeurtenissen snel reageren. Bovendien kan het hele containervolume volledig worden benut, omdat de nieuwe compacte sensoren zonder blokafstand meten tot aan de rand van de container, iets wat met ultrasoonsensoren niet mogelijk is. Voor de zekerheid is er ook nog een naderingsschakelaar geïnstalleerd, die meldt wanneer de container helemaal vol is. Veilig zicht op afstand De nieuwe compacte VEGAPULSserie is uiteraard niet alleen geschikt voor gebruik in deze containeroplossing, maar voor een breed scala aan toepassingen in de afvalwaterindustrie. Bovendien is de nieuwe serie sensoren niet alleen vanwege de gunstige prijs een echt alternatief voor ultrasoonsensoren, maar ook vanwege de hoge betrouwbaarheid en lange levensduur. Aart-Jan Brussee vindt het met name een groot voordeel dat de sensor draadloos via bluetooth in combinatie met de VEGA Tools-app eenvoudig vanaf de smartphone of tablet kan worden aangepast. Parametreren, weergave en diagnose zijn daarmee ook vanaf een afstand geen probleem meer. Dit maakt het werk bij de vaak zware en moeilijk toegankelijke omstandigheden een stuk gemakkelijker. “Hier zie je dat VEGA zich richt op praktische relevantie. En dat is een aanpak die ook in ons DNA zit. De basis is gefundeerde knowhow en expertise. Wat het verschil is met andere fabrikanten? VEGA biedt altijd net iets meer aan ondersteuning en hun medewerkers weten waar ze het over hebben”, besluit Brussee. De oplossing met ultrasoon wordt nu weliswaar nog steeds gebruikt op de oudere containers, maar in de toekomst zal uitsluitend worden gekozen voor de compacte radarserie, in concreto voor de VEGAPULS C11.

Bedrijvenregister C-mark B.V. Munsterstraat 9, 7418 EV Deventer www.c-mark.nl info@c-mark.nl T: +31 (0)88 - 831 05 00 Deltares Postbus 177, 2600 MH Delft www.deltares.nl info@deltares.nl T: +31 (0)88 - 335 82 73 Endress+Hauser BV Nikkelstraat 6, 1411 AJ Naarden www.nl.endress.com info@nl.endress.com T : +31 (0)35 - 695 86 11 EnviroChemie BV Waarderweg 52 c, 2031 BP Haarlem www.envirochemie.com sales-benelux@envirochemie.com T: +31 (0)23 - 534 54 05 Festo BV Schieweg 62, 2627 AN Delft www.festo.com info.nl@festo.nl T: +31 (0)15 - 251 88 90 Hiller GmbH Schwalbenholzstr. 2, D-84137 Vilsbiburg (D) www.hillerzentri.de info@hillerzentri.de T: +31 (0)318 - 73 14 00 Imbema Holland BV Nijverheidsweg 5- 7, 2032 CN Haarlem www.imbema.com info@imbema.com T: +31 (0)88 - 130 60 30 Keller Nederland Leeghwaterstraat 25 2811 DT Reeuwijk sales@keller-holland.nl T: +31 (0)182 - 39 98 40 Krohne Nederland B.V. Kerkeplaat 14, 3313 LC Dordrecht www.krohne.com infonl@krohne.com T: +31 (0)78 - 630 62 00 Landustrie Sneek B.V. LANXESS NV Pieter Zeemanstraat 6, 8600 AD Sneek www.landustrie.nl info@landustrie.nl T:+31 (0)51 - 548 68 88 Ketenislaan 2, bldg 7748/2, 9130 Kallo, BE www.lpt.lanxess.com bart.goossens@lanxess.com T:+32 3 653 44 65 Logisticon Water Treatment B.V. Energieweg 2, 2964 LE Groot Ammers www.logisticon.com water@logisticon.com T: +31 (0)184 - 60 82 60 Modelec Galvanistraat 38, 6716 AE Ede www.modelec.nl sales@modelec.nl T: +31 (0)318 - 63 62 62 Nijhuis Water Technology Innovatieweg 4, 7007 CD Doetinchem www.nijhuisindustries.com info@nijhuis-water.com T: +31 (0)314 - 74 90 49 NWP (Netherlands Water Partnership) Bezuidenhoutseweg 2 2594 AV Den Haag www.nwp.nl, info@nwp.nl T: +31 (0)70 - 304 37 00 PROCENTEC Nederland Klopperman 16 2292 JD Wateringen info@procentec.com T: +31 (0)174 - 67 18 00 SUEZ Water NV Willem Barentszweg 4, 5928 LM Venlo www.water-benelux.com contact.water.nl@suez.com T: +31 (0)77 - 323 12 31 VEGA Meet- en Regeltechniek Arnhemseweg 213-2 3817 CG Amersfoort info.nl@vega.com T: +31 (0)33 - 450 25 02 WATERFORUM SEPTEMBER 2020 47

Hoe EFFICIËNT zijn uw blowErs op dit moment? lET’s Talk ben van Maanen, sales Engineer +31 683 077866 ben.van.maanen@aerzen.nl echte efficiëntie betekent vandaag de dag dat de keuze van de blowertechnologie precies moet worden aangepast aan de belastingsprofielen in waterzuiveringsinstallaties. omdat de belasting bij elk biologisch zuiveringsproces sterk fluctueert, ligt hier het grootste energiebesparingspotentieel. met onze performance³-productportfolio, bestaande uit Blower, Hybrid en turbo, vinden we altijd de meest efficiënte en geschikte oplossing voor u. met de nieuwe generatie G5plus blowers en turbo’s kunt u nu nog efficiënter werken. profiteer van tot 30% energiebesparing! Let’S tALK! we zullen u graag adviseren! www.aerzen.nl

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
Home


You need flash player to view this online publication