9

9 4. Ons aller Illias (3) Vertaling Ben Bijnsdorp 1, 223 - 244: Verbaal geweld voortgezet. Achilles (Peleïde) vaart uit tegen Agamemnon (Atreïde) Peleus' zoon sprak daarop weer in krenkende taal tot de Atreïde en bracht zijn toorn niet tot bedaren: "Zuipschuit met je hondsogen en je hertenhart, 230 nooit durf je het aan om met het krijgsvolk je te wapenen tot de oorlog of een hinderlaag te leggen samen met de beste Grieken: dat schijnt jou je dood te betekenen. Nee, jouw voorkeur gaat er naar uit in het scheepskamp der Grieken geschenken af te troggelen van wie jou maar tegenspreekt, 235 een volkuitzuigend vorstje ben je, omdat je over slappelingen heerst; maar reken maar, Atreïde, dat je nu voor het laatst hebt gehoond. Bij deze verzeker ik je met een grote eed erbij: bij deze scepter hier, die nooit meer bladeren en twijgen zal krijgen, nu hij eenmaal zijn tronk in de bergen verlaten heeft, 240 en niet meer zal opbloeien - het mes heeft hem immers rondom ontdaan van zijn blad en zijn bast: en nu dragen de zonen der Grieken hem in hun handen als rechters die de verordeningen handhaven onder de hoede van Zeus; dit zal werkelijk een dure eed zijn: ooit zal het gemis van Achilleus de zonen der Grieken overvallen ja allen: maar dan zal jij niet in staat zijn te helpen ook al knaagt het aan je, wanneer velen ten prooi vallen en sneuvelen door de moordende Hektor: dan zal jij je hart openrijten in woede dat je de beste der Grieken niet respecteerde..." 1, 245 - 284: Nestor probeert te bemiddelen. 250 - Zo sprak de Peleïde, en smeet de scepter met zijn gouden knoppen tegen de grond en zelf ging hij weer zitten. En van zijn kant bleef Agamemnon tieren. Maar kalmerend stond in hun midden Nestor op, aanvoerder der Pyliërs met heldere stem,

10 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication