17

2e uitgave 2017 review die we uitvoerden kwamen we erachter, dat voor patiënten met COPD, evenals voor rokers zonder COPD, een combinatie van farmacotherapie en een gedragsmatige interventie het meest effectief is. Wij vonden het daarom belangrijk inzicht te krijgen in deze COPD-specifieke problemen en behoeftes van zowel patiënten als artsen rondom het stoppen-met-roken. Het uiteindelijke doel was om de informatie die hieruit voort zou komen, toe te passen op bestaande stop-rokenbehandelingen, resulterend in een stop-roken-interventie op maat voor rokers met COPD. Hiermee zou de effectiviteit van dergelijke interventies vergroot kunnen worden en zouden meer patiënten met COPD succesvol kunnen stoppen met roken. Dit proefschrift is één van de eerste exploraties in dit veld waarbij patiënt- en arts-gerelateerde problemen en behoeftes inzake stop-roken-behandelingen voor patiënten met COPD in kaart worden gebracht. Allereerst hebben we gekeken, of rokers met en zonder COPD verschillen op een aantal roken-gerelateerde factoren. Vervolgens hebben we ingezoomd op de rokers met COPD en gekeken naar voorspellende factoren voor succesvol stoppen-met-roken. Tot slot hebben we ons verdiept in arts-factoren die invloed hebben op de effectiviteit van stop-roken-behandelingen. In de eerste studies zagen we dat rokers met en zonder COPD veel overeenkomsten, maar ook een aantal verschillen vertoonden op bepaalde factoren die geassocieerd zijn met roken en stoppen-met-roken; rokers met COPD rapporteerden meer depressieve symptomen, een hogere mate van nicotine afhankelijkheid en een lagere mate van zelfredzaamheid om niet te roken in bepaalde situaties. Daarnaast leken rokers met COPD zich nog minder bewust van de gezondheidsrisico’s van roken en gaven zij aan, dat ze meer empathie verwachtten van hun arts. Ook bleken existentiële gedachten bij rokers met COPD van invloed te zijn op hun rookgedrag en hadden zij nog minder vertrouwen in de effectiviteit van hulpmiddelen bij het stoppen-met-roken. In een secundaire analyse keken we vervolgens naar voorspellers voor succesvol stoppen-met-roken bij patiënten met COPD. Drie kenmerken van rokers met COPD voorspelden succesvol stoppen; die kans was ruim 3 keer hoger bij rokers met een hoog opleidingsniveau dan bij rokers met een laag opleidingsniveau. Patiënten die hun eigen gezondheid hoger waardeerden hadden ook meer kans om te stoppen en patiënten die geen partner hadden, hadden bijna 4 keer meer kans om te stoppen in vergelijking met patiënten die een rokende partner hadden. Tot slot hebben we gekeken welke factoren interfereerden met de uitvoering van stop-roken-behandelingen door artsen. Deze secundaire analyse voerden we uit op data van focusgroep discussies gehouden in 7 verschillende landen in Oost- en West-Europa en Azië. De discussies werden 17 gehouden met huisartsen en longartsen. We identificeerden hieruit 3 thema’s; allereerst zagen we frustratie bij artsen over COPD patiënten die roken. Deze frustratie had invloed op de uitvoering van stop-roken-behandelingen en kon er toe leiden dat rokers met COPD minder goed werden begeleid. Ten tweede zagen we, dat er onder artsen beperkte kennis was en negatieve overtuigingen bestonden over stop-roken behandelingen. Dit bemoeilijkte de effectieve behandeling van rokers in het algemeen. Tot slot viel op, dat organisatorische factoren, zoals gebrek aan tijd en financiële vergoeding, alsmede roken niet als verslavingsziekte beschouwen, beïnvloedde hoe artsen stop-rokenbehandelingen uitvoerden. In dit proefschrift kwam naar voren dat er veel algemene roken-gerelateerde knelpunten en attitudes zijn bij zowel patiënten als artsen. Een aantal specifieke problemen bij rokers met COPD viel op. Daarom stellen we voor om bestaande stop-roken-interventies ook voor COPD patiënten na te volgen en daar COPD-specifieke elementen aan toe te voegen, zoals extra aandacht voor depressieve symptomen, mate van nicotineverslaving en zelfredzaamheid om te stoppen met roken. Daarnaast is het belangrijk dat artsen in hun communicatie met rokers met COPD meer aandacht besteden aan sociale interacties, gezondheidspercepties en morele agenda’s omtrent roken en stoppen-met-roken. Uiteindelijk zullen ook patiënten met andere chronische aandoeningen kunnen profiteren van een dergelijke aanpak, omdat ook zij bijvoorbeeld meer kans hebben om depressieve symptomen te ontwikkelen. Om artsen bij de uitvoering van stop-roken behandelingen te ondersteunen, adviseren we om een informatief stop-rokenonderwijsprogramma inclusief communicatie en ethiek te implementeren in de geneeskunde en vervolgopleidingen. Ook stigmatisatie en hoe dit interfereert met het geven van professionele stop-roken-ondersteuning zou in deze training aan bod moeten komen. Daarnaast zouden evidence based stop-roken-behandelingen moeten worden besproken en specifieke communicatievaardigheden worden geoefend. op één lijn 58

18 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication