0

PLA TFORM VOOR DE DIGITALE OVERHEID MA A RT 2016 Life eentst yS Cybersecurity Ccriminaliteit Smart cities p t iti Inf fti ili p Diensterlening Open data d Burticipatie fe eentsg Cybersecurity b Infeiligheid Diitlii ti Wie zorgt er voor informatieveiligheid? Wanneer wordt open data bruikbare informatie? eiligheid Diensterlening D InfoIfeiligheid ty g Digitalisering Omgvingset Diensterlening Dit li O Smart cities Lif ts Innotie p ti Diensterlening p Computercriminaliteit Digitalisering Cybersecurity Open data Inft d t Smart citie Omgving hid Waarom willen burgers geen digitale dienstverlening? g

I N HOU D EDITORIAL 03 04 07 08 10 12 14 16 19 20 22 24 26 28 30 33 34 36 Vanzelfsprekend ‘Burger verleiden en beetje dwingen’ Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen over digitaliserende overheid BOBOTAAL Het goed overbrengen van een key message Samen veiliger Visitatiecommissie Informatieveiligheid adviseert gemeenten De gemeente als goede huisvader Hoe Den Helder de informatieveiligheid verhoogt Opsporingsambtenaar mag legaal hacken De Wet computercriminaliteit III in de praktijk Aan de rand van de digitale afgrond Heeft overheid iets geleerd van DigiNotar-affaire? Achter dikke cyberdijken Integrale aanpak cybersecurity bij Rijkswaterstaat LINDA KOOL Slimme Barbie en de digitaliseringsgolf ‘Naast digitaal ook mensentaal nodig’ Wetenschappers kritisch over overheidsdienstverlening Retail inspiratiebron voor stadsloketten Amsterdam halveert wachttijden dienstverlening Waar burger en overheid elkaar ontmoeten Life events vormen remedie tegen botsende logica’s Digitaal werken in praktijk gebracht Van vaag containerbegrip naar concreet en breed gedragen doel HENK WESSELING Mentale spagaat Digitale dropout moet ook meedoen Geef lastige burgers eigen regie bij digitalisering ARJAN EL FASSED Meteen open, dat handelsregister Slimme data creëert slimme oplossingen Gemeente Utrecht zet datasets voor burgers open Van open data naar bruikbare informatie Kadaster anticipeert op ontwikkeling van datagebruik

I NHOUD E DITOR IAL MAESSEN LEEST 39 40 42 44 46 48 50 Why motivating people doesn’t work… Een fundament voor elke smart city Hoe je als overheidsorganisatie grip houdt op smart cityinitiatieven Internet of things in stroomversnelling Nieuw landelijk netwerk Lora maakt steden slimmer Ik verbind jou, jij verbindt mij Wordt blockchain net zo’n revolutie als het internet? Wat zou je doen met een miljoen? Burgers beslissen mee over gemeentelijke begroting Omgevingswet geeft gemeenten de ruimte Bal ligt bij wethouders, raadsleden en ambtenaren Colofon Bij informatieveiligheid verwachten we van de overheid dat deze hierover expertise heeft en kaders stelt, toetst en handhaaft. Maar zo vanzelfsprekend als dit is in de analoge wereld, is het nog niet gesteld in de digitale wereld. De digitale wereld is fysiek onbegrensd en verandert telkens disruptief waardoor de wettelijke kaders er een beetje achteraan hobbelen. Juist die ongrijpbaarheid stelt andere eisen aan overheden die verantwoordelijkheid moeten nemen voor de informatieveiligheid. Het vergt een hoge mate van alertheid binnen organisaties. Bij voorkeur door mensen met bovengemiddelde kennis en vaardigheid in de juiste positie te brengen. De kenniskapiteins in het kraaiennest! Helaas is de werkelijkheid weerbarstiger. Taskforces organiseren inspiratiesessies. Commissies visiteren overheden. Samenwerkingsverbanden voeren verkenningen uit. Mooie initiatieven, maar wanneer wordt informatieveiligheid als een eigen verantwoordelijkheid gezien die net zo vanzelfsprekend is als goed huisvaderschap voor een gebouw? Waar blijft de verinnerlijking? inGovernment Dienstverlening nieuwe stijl vraagt om een andere overheid. Niet een overheid die alles zelf doet en zich beroept op vanzelfsprekend gezag. Wel een overheid die in gezond contact staat met burgers en bedrijven. Een overheid die werkt op basis van inclusiviteit, interactie en innovatie. inGovernment is het multimediale platform voor de digitale overheid. Naast verhalen over digitalisering, dienstverlening en smart cities, wordt aandacht besteed aan actuele thema’s zoals open data, cybersecurity en social media. We bieden naast praktijk ervaringen ook ruimte voor opinie en reacties. Are you in? Het internet of things maakt het leven van burgers in smart cities makkelijker, maar ontslaat overheden niet van de verantwoordelijkheid om de achterliggende technologie te doorgronden en regie te houden. Ik heb vooralsnog meer vragen dan antwoorden. Ik merk dat hoe meer ik weet, ik besef dat ik nog niks weet. Laten we deze onwetendheid benutten en voeden door meer expertise binnen organisaties op te bouwen. ‘Hoe meer je weet, hoe meer je weet dat je niks weet’ is een de Socratische wijsheid. Dit principe zien we ook terug bij het Dunning-Krugereffect dat stelt dat mensen met minder dan gemiddelde kennis en vaardigheid vaak hun competentie overschatten en mensen met bovengemiddelde kennis en vaardigheid die juist onderschatten. Ik moest aan deze wijsheid denken bij het lezen van verschillende bijdragen over informatieveiligheid in dit nummer van inGovernment. Naarmate de digitale wereld complexer wordt, dienen zich nieuwe dilemma’s aan. Dilemma’s die we in de vertrouwde analoge wereld al waren vergeten. Want hoe vaak denkt u bij het betreden van een gebouw na over de mate waarin wel aan de bouw- en veiligheidsvoorschriften is voldaan waardoor uw veiligheid gedurende het verblijf is gewaarborgd. Het zal wel in orde zijn, stellen we ons zelf gerust, en nemen de lift naar boven. VANZELFSPREKEND Otto Thors is hoofdredacteur van inGovernment en zelfstandig adviseur dienstverlening en sociale media @Thorsius

I NTE R VI EW ‘BURGER VERLEIDEN EN BEETJE DWINGEN’ NATIONALE OMBUDSMAN REINIER VAN ZUTPHEN OVER DIGITALISERENDE OVERHEID Maak als overheid niet te veel haast met de digitalisering, vindt Reinier van Zutphen, de ontwikkelingen gaan voor veel burgers al snel genoeg. De Nationale Ombudsman is kritisch over een overheid die wil loslaten, maar tegelijk de burgers met hernieuwd wantrouwen tegemoet treedt. ‘De labelling van iemand die een vergissing maakt als fraudeur is desastreus.’ Tekst: Peter Kanne, redacteur inGovernment D e afspraak met de Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen staat op woensdag 3 februari, een uur voordat hij zich moet melden in de Tweede Kamer vanwege de kwestie ‘Kinderombudsman’. Maar daar gaat dit interview niet over. Voor inGovernment spreken we hem over de digitale overheid en de gevolgen daarvan voor de relatie tussen overheid en burger. En over hoe hij als nationaal instituut zijn taak ziet in tijden van bestuurlijke decentralisaties. Is de digitale overheid een zegen of een vloek voor de burgers? Beide. Het is natuurlijk een verbetering, voor veel mensen is het makkelijker. Maar we zien ook een aantal bezwaren. Sommige mensen vallen buiten de boot, ook oudere mensen. Daarvoor moet je extra zorg hebben. Hoe moet die zorg eruitzien? Als je een goede overheid bent, moet je van tevoren bedenken wie de burgers kunnen zijn die ermee te maken krijgen. Je moet ervoor zorgen dat mensen niet tussen wal en schip raken. De overheid zegt tegen de mensen: je moet met die participerende maatschappij mee gaan 4 doen. En veel mensen kunnen dat ook. Maar de groep die dat niet kan, wil je ook laten participeren. Daar moet je zorg voor hebben. De eerste stap is: wie zijn het? De tweede stap: op welke dingen die mis kunnen gaan, moet ik me als overheid voorbereiden. Vindt u de campagne ‘Vaarwel blauwe envelop’ een goede manier om mensen aan de digitale overheid te laten wennen? We hebben gezien dat deze campagne ongelooflijk veel onrust heeft opgeleverd. We hadden 3.000 telefoontjes. Dat is veel. En dan heb ik het nog niet over wat er bij de Belastingdienst zelf binnenkwam. Mensen die een klacht of een vraag kunnen formuleren, krijgen alsnog de papieren aangifteformulieren in de bus. Maar degenen die dat niet kunnen, en niet bellen, blijven ervan verstoken. En die zitten echt in de problemen. Dus ik zit veel meer op de lijn van het verleiden. Dat de mensen gaan zien: het kan ook online en dat is prachtig, daar ga ik eens gebruik van maken. We zagen zelfredzame mensen door die campagne het gevoel krijgen dat ze dat niet meer zijn. Mensen die nu goed mee kunnen doen, moeten niet door de digitalisering het gevoel krijgen dat ze dat niet meer kunnen. De staatssecretaris zegt: voor schrijnende gevallen zijn er uitzonderingen mogelijk. Maar oud zijn is toch geen schrijnend geval in Nederland? Tegen de overheid zou ik willen zeggen: maak nu niet te veel haast, want de digitalisering gaat uit zichzelf al heel snel. Zorg dat je de burger erbij houdt. Maar gaat verleiden dan wel de digitale doorbraak brengen? Nee, je moet op zoek naar de goede combinatie. Je moet mensen wel die kant op duwen. Maar tegelijkertijd moet je ze laten zien wat de voordelen van digitalisering zijn. En die worden door sommige mensen echt niet gezien. Door de campagne rond het verdwijnen van de blauwe envelop zijn er veel meer gebruikers van MijnOverheid gekomen. Dus een beetje dwingen helpt mensen wel om te ontdekken wat er precies mogelijk is. Met de Belastingdienst ga ik binnenkort praten over wat nu eigenlijk de filosofie is achter de manier van digitaliseren. Hoe kijk je tegen mensen aan, wat denk je dat ze kunnen, wat vertrouw je ze toe? Wat levert mij dat straks – als ombudsman – voor klachten op? Ik heb bij de Belastingdienst soms het gevoel dat ze denken: 17 miljoen mensen

regelen te treffen als er iets misgaat en dat ze burgers met wantrouwen tegemoet treden. Er lijkt een discrepantie tussen dit ‘loslaten in vertrouwen’ en een overheid die burgers ziet als potentiële fraudeurs. Dat is inderdaad een ernstige tegenstelling. In ons jaarverslag over 2015 zul je dat ook terugvinden. Als overheid zeg je: we vertrouwen erop dat je het goed doet en dat je het zelf kunt. En tegelijkertijd: als je één vinkje verkeerd zet in het systeem, dan ben je een fraudeur. De labelling van iemand die een vergissing maakt als fraudeur is desastreus. Dan sla je alles wat aan vertrouwen bestond in één keer weg. Dat zie je ook bij de decentralisaties. De fi losofi e is goed: dicht bij de burger. Maar als verschillende overheden ook die ‘Zorg dat je de burger erbij houdt.’ krijgen op de een of andere manier iets van ons in de bus, dan valt die nul komma zoveel procent die klaagt eigenlijk heel erg mee. Maar dat is niet de manier waarop ik naar overheidsdienstverlening zou willen kijken. De alertheid om daar waar het fout gaat actief en snel in te grijpen, dat moet beter. Kunnen digitale systemen daarbij helpen? Ja, dat zag je bij het gijzelingenrapport. Daar vroegen we ons met alle betrokken organisaties af: hoe kun je nu voorkomen dat het erger wordt als je één keer je boete niet betaald hebt omdat je geen geld hebt. Dat betekent dat er bij een tweede keer een rode vlag zou moeten komen. Dat kun je in die digitale systemen regelen, waardoor je jezelf in staat stelt om veel eerder in het proces het probleem boven water te krijgen. Als dan die rode vlag zichtbaar is: ernaartoe! Dat kun je niet meer digitaal doen. Daar moet je op af. Er wordt dan vaak gezegd dat dat geld kost. Klopt, de directe kosten zijn er. Maar de maatschappelijk besparing daarna is aanzienlijk. Dat geldt ook voor het UWV. Niet voor niets wil het UWV af van het alleen maar tegenstelling gaan hanteren, dan wordt het er alleen maar erger op. Vroeger hadden we te maken met één rijksoverheid. Als we straks te maken krijgen met de lokale overheden die ook zo tegengesteld gaan denken, gaat het echt fout. De creativiteit die van gemeenten wordt gevraagd om op een goede manier het gesprek te voeren met hun burgers, dat is een enorme klus. ‘ GE digitaal begeleiden van werkzoekenden en het persoonlijk contact behouden. Als er nu ergens een groep mensen is die menselijke aandacht nodig heeft, dan is het wel daar. Letterlijk ontmoeten is bij het UWV belangrijk. Bij sommige mensen heeft het digitale contact geen effect of het ontmoedigt. Ambtenaren bij overheidsorganisaties krijgen de boodschap er vertrouwen in te hebben dat burgers zelf veel kunnen. Tegelijkertijd zien we bij overheden een refl ex om nieuwe maatLeidt dit tot rechtsongelijkheid? Het concept van rechtsongelijkheid zou eens opnieuw moeten worden onderzocht. De gelijkheid moet erin zitten dat de burger iets krijgt van de overheid waardoor hij in staat is het probleem dat hij heeft aan te pakken. Dat mag verschillen. Ik zie juristen erg redeneren vanuit de gedachte ‘gelijke gevallen gelijk behandelen’. Ik ben ook jurist, maar ik heb er een tweede regel bij geleerd en die luidt: gelijke gevallen bestaan eigenlijk niet. Dus je moet ieder geval afzonderlijk bekijken

‘Omdat de wereld om ons heen verandert, moeten wij ook in ons werk veranderen.’ en onderbouwen waarom je een bepaalde beslissing neemt. Dat vraagt een enorme inspanning, want dat is niet zo makkelijk als gelijke gevallen gelijk behandelen. Het goede antwoord is: lever ik het maatwerk waar dit geval om vraagt? Maakt de decentralisatie het werk van de Nationale Ombudsman moeilijker? Ja, voor een deel wordt het ingewikkelder. Ik ben van 287 gemeenten de ombudsman en ik zit daar heel dicht op. Maar ik kan niet in alle 287 gemeenten iedere casus oppakken. Omdat de wereld om ons heen verandert, moeten wij ook in ons werk veranderen. De verschuiving van het rijksniveau naar het lokale niveau betekent dat we op een andere manier kijken naar ons werk. Bijvoorbeeld bij de eigen bijdrage in de Wmo, daar hebben we alle 287 gemeenten aangeschreven met de vraag: hoe heb je dat in jouw nieuwe relatie met je burger vormgegeven? En dat proberen we in lessons learned neer te zetten, zodat ze er zelf mee aan de slag kunnen. Ik kan niet bij al die gemeenten langs. De expertise van gemeenten zelf zal ook aanzienlijk moeten toenemen. Ik ga wel met veel gemeenten praten. We kunnen ons terugtrekken op ons bastion en denken: als er een klacht komt, gaan we hem behandelen. Maar dat vind ik niet de aantrekkelijkste invulling van de functie. Als ik echt iets wil betekenen voor de ontwikkeling in de samenleving, dan moet ik daar dichter op komen te zitten. Voor mij betekent dat: de hand reiken en zeggen: ‘Kom jij bij mij langs of mag ik bij jou langskomen?’ Ik geloof er echt in dat de overheid in alles wat ze doet de burger in het vizier heeft. Dat doe ik door klachten te behandelen, dingen aan de kaak te stellen, onderzoek te doen. En aan de andere kant kijken wat de ontwikkelingen zijn en overheden prikkelen om te verbeteren en te vernieuwen. Dat vraagt om erop af te gaan. Niet om als een Haagse prins ontvangen te worden, maar om met de mensen te praten. Je zult me dus veel onderweg treffen. De Nationale Ombudsman decentraliseert mee? Ja, een deel van ons werk decentraliseert mee. Zo is het. Powered by: De gemeente van de toekomst Is uw gemeente klaar voor de toekomst? Dat is de kernvraag in deze leergang die de Binnenlands Bestuurs Academy samen met PBLQ heeft opgezet. In vier modules behandelen wij de thema’s die de komende jaren een grote impact op uw gemeentelijk organisatie hebben. Aanmelden en meer informatie www.binnenlandsbestuur.nl/leergangPBLQ Op www.binnenlandsbestuur.nl/leergangPBLQ vindt u meer informatie en inschrijfmogelijkheden. 6

B OB OTA AL HET GOED OVERBRENGEN VAN EEN KEY MESSAGE Laatst sprak ik voor een Europees gezelschap. Als medeontwikkelaar van een online tool was ik op het programma gezet om een toelichting te geven over mogelijke next steps. Deze applicatie had ik niet alleen gemaakt. Met overige betrokkenen was voorafgaand aan dit bewuste seminar een fl inke ‘slag gemaakt’ over de inhoud van mijn voordracht. Onze boodschap bevatte zodoende de (voor Europese kringen onvermijdelijke) termen ‘approach’, ‘awareness’ en ‘solution’. H AL OF Ik doe dit soort werk doorgaans graag. Het helpt om zelf scherp te krijgen waar we ook alweer precies mee bezig zijn. En je steekt soms wat op van de andere sprekers. Met interesse wachtte ik dan ook op de eerste rij tot het mijn beurt was. De hooggeleerde man op het podium toonde een imposante cijfertabel. Voor het trekken van conclusies was volgens hem aanvullend onderzoek nodig. Uiteraard. Een herinnering kwam boven aan een zaaltje in de catacomben van het Brusselse. Daar had ik iemand ooit gloedvol horen betogen: ‘Het trekken van conclusies is voorbarig vanwege de multi-gefacetteerde dimensionering van de context.’ Je moet er maar opkomen! Toen was het mijn beurt. Zoals altijd had ik het naar mijn zin op het podium. Maar was het me ook gelukt om de key message goed over te brengen? Achteraf heb ik vrij veel ‘in order to’ gebruikt. Hetgeen zoveel wil zeggen als: alles ligt in elkaars verlengde en is afhankelijk van elkaar. Prima, dat valt nog best te rijmen met de Europese gedachte. Vragen uit de zaal onthaalde ik enthousiast volgens het gebruikelijke stramien bij dit soort gelegenheden: ‘Terechte vraag. Als ik het goed begrepen heb dan [vul hier je eigen key message in]. Ik kan u verzekeren dat het onze aandacht heeft. Dank voor uw waardevolle suggestie.’ Na mij verscheen een onderzoekster op het toneel. Integraliteit vormde een belangrijke basis voor ‘good practice’, betoogde ze. ‘So we facilitate integration based on considerations.’ Wederom een universele conclusie. En zoals zo vaak met Bobotaal valt er weinig op af te dingen. Ergens neigt dit soort uitspraken naar overbodigheid, ware het niet dat in de Europese projecten alles draait om vervolgprocessen. En dan is het best handig om niet al te uitgesproken, concreet of stellig te zijn. En dus werden liefhebbers van vage beeldspraak ook op deze middag bepaald niet teleurgesteld. Een oudere heer vroeg zich bijvoorbeeld af hoe we ‘improvement’ konden ‘tackelen’. Intellectueel een mooie tegenstrijdigheid leek me, al had hij dat waarschijnlijk niet zo bedoeld. Ook hoorde ik uit zijn mond de meest zinloze conclusie van de hele sessie: ‘We have to extend the awareness of the possibilities through follow-up of activities.’ Door activiteiten het bewustzijn van kansen vergroten, hoe nietszeggend wil je het hebben! Het publiek in de zaal was inmiddels al afgehaakt. En ook de dagvoorzitter vond het genoeg: ‘No more sheets!’ Net op tijd. Want Bobotaal heeft weliswaar haar nut bij dit soort gelegenheden, maar we moeten het ook weer niet overdrijven. Erwin van der Linden is auteur van het boek ‘Bobotaal’ en deelt quotes via twitter als ‘De Wethouder’

I N F ORMATI E VE LIGH E I D SAMEN VEILIGER VISITATIECOMMISSIE INFORMATIEVEILIGHEID ADVISEERT GEMEENTEN Informatieveiligheid is belangrijk voor gemeenten omdat ze veel met persoonsgegevens werken. Maar hoe vul je het in de praktijk in? De visitatiecommissie Informatieveiligheid adviseert gemeentebestuurders op bestuurlijk niveau. Commissievoorzitter Frans Backhuijs: ‘Dit is typisch een onderwerp waarover je veel van elkaar kunt leren.’ Tekst: Marieke Vos, journalist D e drie leden van de visitatiecommissie zijn bestuurders met een rijke ervaring. Commissievoorzitter Frans Backhuijs is burgemeester van Nieuwegein en vicevoorzitter van de VNG-commissie Dienstverlening en Informatiebeleid, Maarten Ruys was onder andere gemeentesecretaris van Groningen en Wim Blok is directeur publiekszaken handhaving en veiligheid bij de gemeente Leiden. Inmiddels bezochten zij zo’n dertig gemeenten, waar ze met de bestuurders een op de situatie van de betreffende gemeente afgestemd gesprek voerden. ‘Het is altijd een open gesprek, dat bovendien vertrouwelijk is. We willen bestuurders ondersteunen, als peers onder elkaar. De visitatie is echt om hun gemeente verder te helpen. Zo wordt dat overigens ook ervaren, we krijgen veel positieve reacties’, zegt Backhuijs. RANDVOORWAARDE De visitatiecommissie is onderdeel van de Digitale Agenda 2020 (zie kader) en wortelt in de resolutie die de buitengewone algemene ledenvergadering van de VNG in november 2013 aannam en waarin staat dat informatieveiligheid een randvoorwaarde is voor de professionele gemeente. ‘Gemeenten zijn aan de slag gegaan met informatieveiligheid. Daar helpt deze commissie bij’, zegt Backhuijs. 8 De visitatiecommissie wil in twee jaar tijd (men heeft tot medio 2017) 120 gemeenten bezoeken. Een aantal daarvan selecteerde de commissie zelf, omdat gestreefd wordt naar een mix van grote en kleine gemeenten. Een aantal gemeenten meldde zichzelf aan. Er wordt altijd een beknopt vooronderzoek gedaan met onder meer de gemeentesecretaris van de betreffende gemeente, zodat de visitatiecommissie haar vragen op de situatie van de gemeente kan afstemmen. Daarna wordt er een afspraak gemaakt van twee uur, waarin de visitaWim Blok, Frans Backhuijs en Maarten Ruys (v.l.n.r.)

VISITATIECOMMISSIE INFORMATIEVEILIGHEID ONDERDEEL DIGITALE AGENDA 2020 Informatieveiligheid is een cruciale randvoorwaarde voor een betrouwbare overheid en goede dienstverlening aan inwoners en ondernemers. Gemeenten willen meer samen optrekken op het gebied van digitalisering en dit geldt dus ook voor informatieveiligheid. Met de Digitale Agenda 2020 zetten VNG en KING in op een collectieve aanpak voor gemeenten tiecommissie spreekt met in ieder geval de verantwoordelijke gemeentebestuurder, de gemeentesecretaris en indien nodig de directeuren. Tijdens dat gesprek wordt de specifieke situatie van de betreffende gemeente doorgenomen aan de hand van een gestructureerde onderwerpenlijst. VERSCHILLENDE ACHTERGROND De drie commissieleden brengen met hun verschillende achtergrond elk een benaderingswijze in, waardoor informatieveiligheid strategisch, operationeel en thematisch kan worden besproken. Dit gesprek mondt uit in een beknopt advies, waar de betreffende gemeente mee verder kan om informatieveiligheid binnen de gehele organisatie te verankeren. ‘De bestuurders die we tot nu toe spraken stelden ons bezoek op prijs’, vertelt Maarten Ruys. ‘Het helpt hen om inspiratie op te doen, om specifieke vraagstukhier concreet mee bezig zijn en de expertise en capaciteit die ze hiervoor hebben verschilt echter sterk’, zegt Backhuijs. ‘We horen ook dat de diverse voorzieningen en hulpmiddelen die onder meer vanuit VNG-KING en de IBD [Informatiebeveiligingsdienst, red.] zijn ontwikkeld door gemeenten als bruikbaar worden ervaren’, vult Blok aan. De vraagstukken van gemeenten zijn deels heel concreet. Zo geven gemeenten aan af te willen van de diverse audits voor informatieveiligheid, onder andere omdat vaak om dezelfde gegevens wordt gevraagd. ‘ J ken te bespreken en om nog een keer goed na te denken hoe de verschillende verantwoordelijkheden zijn belegd in hun organisatie. Gemeenten zijn natuurlijk wel bezig met informatieveiligheid, maar in de dagelijkse gang van zaken denkt men er niet altijd even scherp aan. Het helpt om specifiek stil te staan bij de verschillende aspecten van informatieveiligheid.’ BETER BETREKKEN Tijdens de visitatie wordt onder meer besproken hoe bestuurders de gemeenteraad beter kunnen betrekken bij het thema informatieveiligheid en hoe dit onderwerp continu geagendeerd kan worden. Wim Blok: ‘Informatieveiligheid zit in veel vraagstukken verborgen en daar kun je op aanhaken. Zoals de samenwerking met partijen in het sociaal domein. Als je dat bespreekt, dan kun je dit onderwerp agenderen. We overleggen dan bijvoorbeeld welke taal daar het beste bij past.’ De resultaten van de visitaties zijn vertrouwelijk, dus daar kunnen de commissieleden niets over zeggen. Wel zien ze inmiddels een paar rode draden. ‘We merken dat elke gemeente die we spreken inmiddels wel doordrongen is van het belang van informatieveiligheid. De mate waarin ze VERSNELD Onder meer de VNG, departementen en gemeenten startten al het ENSIA-project dat onderzoekt of die audits kunnen worden gestroomlijnd. ‘Wij adviseren om dit project waar mogelijk versneld te doen’, zegt Backhuijs. Ruys: ‘Zowel bestuurders als de ambtelijke leiding onderkennen bovendien de noodzaak van standaardisatie. Dan gaat het niet alleen om standaardisatie van systemen en applicaties, maar ook van bijvoorbeeld contracten en afspraken over gegevensuitwisseling. Ook dat horen we in veel gesprekken.’ Op de algemene ledenvergadering van de VNG in juni zullen de eerste bevindingen worden gedeeld. Sommige bevindingen zijn concreet en praktisch, zoals de versnelling van ENSIA. Sommige gaan meer over de perceptie van informatieveiligheid. Frans Backhuijs: ‘We merken dat gemeenten soms een spanningsveld ervaren tussen optimale digitale dienstverlening, privacy en informatieveiligheid. Als je het scherp bekijkt, dan is er echter geen sprake van een spanningsveld maar versterken deze onderwerpen elkaar. Informatieveiligheid is nodig om succesvol je dienstverlening te digitaliseren. Als visitatiecommissie proberen we gemeenten daarmee te helpen.’ C Y B E R SECU R ITY

I N F ORMATI E VE I LIGH E I D DE GEMEENTE ALS GOEDE HUISVADER HOE DEN HELDER DE INFORMATIEVEILIGHEID VERHOOGT Hoe geeft een gemeente vorm aan informatieveiligheid? Arjen Bol, chief information security officer (CISO) bij de gemeente Den Helder, vertelt over zijn vaak ‘onzichtbare’ werk. ‘Onder water zijn we continu bezig om de processen en procedures op orde te houden.’ Over risico’s, bewustwording en de broodnodige bestuurlijke verankering. Tekst: Marieke Vos, journalist D e gemeente Den Helder begon in 2006 met het opstellen van haar eerste informatiebeveiligingsplan. In 2014 is dit plan ingrijpend vernieuwd en uitgebreid met beveiligingseisen en -maatregelen, zoals het beheer van informatiebeveiligingsincidenten. Den Helder is net als alle andere gemeenten aangesloten bij de Informatiebeveiligingsdienst (IBD) en heeft haar beleid gebaseerd op de Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (BIG). Chief information security officer Arjen Bol: ‘We willen als gemeente in 2017 aan deze gestelde richtlijnen voldoen, BIGcompliant zijn. Daartoe stelden we in 2014 een implementatieplan op. We zijn nu bezig om alle ruim driehonderd maatregelen in te voeren, zoals de inrichting van toegangsbeheer en logging & monitoring. We liggen op schema.’ BESTUURLIJKE VERANKERING Bol heeft veel contact met gemeenten in de regio en weet dat ook zij druk bezig zijn met informatieveiligheid. ‘Het kost ons allemaal veel energie om alle beveiligingsmaatregelen goed te documenteren, 10 te actualiseren en consequent uit te voeren.’ Vaak is tijd – lees menskracht en budget – beperkt omdat er nog zo veel andere prioriteiten zijn binnen een gemeente. Bol: ‘De medewerkers van het implementatietraject komen uit de organisatie en als daar andere prioriteiten gelden, zoals het oplossen van een calamiteit, dan gaan die voor. Dat gebeurt overal.’ H PE Bestuurlijke verankering van informatieveiligheid is heel belangrijk en dat is in Den Helder goed geregeld. ‘Het college van burgemeester en wethouders is eindverantwoordelijk voor informatiebeveiliging en een wethouder, Bob Haitsma, heeft dit onderwerp in zijn portefeuille.’ Daarnaast heeft de gemeente een werkgroep informatiebeveiliging met onder meer de teamleider ICT, de adviseur concernstaf, de afdelingsmanager dienstveren de IT-afdeling. Maar dit onderwerp is niet uitsluitend ICT, het is organisatiebreed. Het gaat over beveiliging van informatie binnen de gehele organisatie en bijvoorbeeld ook over gedrag.’ GESLAAGD Naast de implementatie van de BIG houdt de gemeente zich bezig met de auditcyclus, zoals die voor DigiD. ‘We hebben al onze audits onlangs weer gehad en zijn lening en Bol. Zij komen maandelijks bij elkaar. ‘Ik rapporteer aan de portefeuillehouder, de werkgroep en de directie, ook over de implementatie van de BIG’, vertelt Bol. Deze bestuurlijke en organisatorische borging is bepalend voor het welslagen van het informatiebeveiligingsbeleid, stelt hij. ‘Een risico is dat informatiebeveiliging helemaal wordt overgelaten aan de CISO

ervoor geslaagd, ook voor het landelijke onderzoek naar de veiligheid van Suwinet.’ Bol pakt een paar dikke dossiermappen om te laten zien wat dit soort controles inhouden. Het zijn indrukwekkende stapels papier vol afvinklijsten van getroffen maatregelen. ‘Deze audits komen elk jaar terug en zijn voor ons een continu aandachtspunt. Het is voor gemeenten van groot belang om ervoor te slagen, want als dat niet het geval is, kan in een ultiem geval de DigiD-aansluiting of Suwinet worden afgesloten. Dat heeft grote gevolgen voor de dienstverlening van de gemeente.’ DERDE SPEERPUNT Een derde speerpunt, naast de implementatie van de BIG en de auditcyclus, is privacy. ‘Gemeenten werken met veel persoonsgegevens en natuurlijk moet je die zorgvuldig en veilig bewaren en gebruiken. Als burger wil ik dat mijn gegevens goed beveiligd zijn, als CISO vind ik dat de gemeente goed huisvaderschap moet voeren over persoonsgegevens.’ Op 1 januari van dit jaar trad de Meldplicht Datalekken in werking en de Autoriteit Persoonsgegevens (voorheen het College Bescherming Persoonsgegevens) gaat in 2016 gemeenten extra streng controleren op de naleving daarvan. De meldplicht bracht niet veel nieuwe regels, want de wet Bescherming persoonsgegevens gold al. Wel is privacy nog meer een aandachtspunt geworden voor gemeenten vanwege de nieuwe taken in het sociaal domein. Den Helder heeft onder meer een privacyconvenant gesloten met haar partners in het sociaal domein, waar men persoonsgegevens mee uitwisselt. Ook moet elke gemeente de rol van data protection officer invullen. De gemeente Den Helder is daar nu mee bezig. BEWUSTWORDING Een gemeente kan haar plannen en procedures voor informatiebeveiliging nog zo goed op orde hebben, het gaat pas echt werken als de medewerkers ze gebruiken, weet ook Den Helder. Bewustwording staat bij de gemeente daarom hoog op de agenda. Bol: ‘We starten dit jaar een bewustwordingsprogramma. Niet eenmalig, want dit is iets dat je continu moet herhalen en toetsen.’ Den Helder gebruikt voor deze campagne materiaal van de IBD. ‘Het is de bedoeling dat veilig omgaan met informatie uiteindelijk in de genen van al onze medewerkers zit.’ Voorafgaand aan het interview hield de gemeente een themalunch over het onderwerp privacy. De raadszaal zat vol, en er werd actief meegepraat. Het onderwerp leeft zeker onder de medewerkers, dus het begin van de bewustwording is er. Uit de vragen die werden gesteld bleek wel dat men een spanningsveld ervaart tussen informatieveiligheid aan de ene kant en gemak en dienstverlening aan de andere kant. Hoe ga je bijvoorbeeld om met burgers die hun persoonsgegevens aan de gemeente mailen omdat ze dat handig vinden? Kun je wel een kopie van een vergunningaanvraag verstrekken, als daar het BSN en de adresgegevens van een burger op staan? Uiteindelijk kom je dan uit bij het ‘goede huisvaderschap’ waar Arjen Bol aan refereert en dat dit spanningsveld wegneemt: ‘Informatiebeveiliging is nodig voor goede en verantwoorde dienstverlening.’ C Y B E R SECU R ITY

COMPUTE R CR IMI NALITE IT OPSPORINGSAMBTENAAR DE WET COMPUTERCRIMINALITEIT III IN DE PRAKTIJK Met de recente terroristische aanslagen en digitale zedenzaken achter ons, wil de overheid zo snel als mogelijk de Wet computercriminaliteit III invoeren. Die wet heeft grote impact op de privacy van iedere burger die op internet is aangesloten. De juridisch correcte interpretatie blijft voorlopig voor alle partijen gissen. Tekst: Wouter Parent CEH, digitaal risicobeheerser bij CYCO Cybercrime Cover e politie heeft als opsporingsinstantie bevoegdheden om overtreders van wet- en regelgeving aan te pakken. Al jaren is goed merkbaar dat criminelen zich niet alleen fysiek schuldig maken aan hun strafbare feiten: de digitale wereld evolueert in rap tempo. Dit heeft grote impact op de digitale opsporingscapaciteit van het justitieapparaat en de toepasselijke wetgeving. Al jaren loopt wetgeving achter op digitale ontwikkelingen. D E K Recent is daarom de Wet bescherming persoonsgegevens aangepast met onder andere de Meldplicht Datalekken en de Wet computercriminaliteit III zal waarschijnlijk niet lang op zich laten wachten. GROTE IMPACT Beide wetten hebben grote impact op de privacybeleving. De Wet bescherming persoonsgegevens verplicht de verantwoordelijke beheerders van privacygevoelige data deze zo goed mogelijk te beschermen en melding te maken bij (vermoedelijk) misbruik op straffe van 12 politie deze bevoegdheid nog niet. Uitsluitend de AIVD mag nu nog ‘terughacken’. De vernieuwde wet biedt de ambtenaar, daartoe gemachtigd door de officier van justitie en de rechter-commissaris, dus de mogelijkheid om ingrijpende maatregelen te nemen. Het digitaal afluisteren van internetverbindingen van criminelen heeft steeds minder zin. Veel gebruikers communiceren op internet door middel van encryptie. De datastroom wordt versleuteld, waardoor er tijdens de overdracht niet veel meer overblijft dan onleesbare abraeen bestuurlijke boete van maximaal 820.000 euro. De Wet computercriminaliteit III geeft opsporingsambtenaren de bevoegdheid om geautomatiseerde werken (servers, computers, smartphones en dergelijke) binnen te dringen, onderzoek te doen en eventueel de toegang te blokkeren. Dit geldt alleen bij ernstige misdrijven zoals zedenzaken, terrorisme, zware mishandeling, hennepteelt en andere in de wet genoemde strafbare feiten. Nu heeft de cadabra. Door mee te kijken met een computerscherm en door toetsenbordaanslagen af te vangen, kan de opsporingsdienst de data inzien voordat deze worden versleuteld. HOFNARRETJE Een bekend voorbeeld waarbij de ‘hackwet’ uitermate fijn zou zijn geweest is de zaak van het Hofnarretje in Amsterdam. Hierbij had de verdachte Robert M. alle pornografische data op zijn computer zeer goed versleuteld. Hij communiceerde via het – nagenoeg anonieme – TOR-netwerk, waardoor hij voor opsporingsdiensten onvindbaar was. Digitale misdrijven vinden vaak plaats via geautomatiseerde werken van derden door zogenoemde botnets. Dit betekent dat niet via de computer van de crimineel zelf data wordt verstuurd, maar via de computer van bijvoorbeeld u als ambtenaar, of uw buurman. Of een willekeurige derde die per ongeluk een keer een verkeerde link aan heeft geklikt of de browser niet up-to-date had en een vervalste website bezocht. Veel virussen en malware weten zich vaak heel goed te verbergen. Hacken kan verregaande gevolgen hebben. Veel organisaties zijn volledig afhankelijk geworden van geautomatiseerde systemen. Bij hacken – ook al gebeurt dit te goeder trouw – gaat er weleens wat

R MAG LEGAAL HACKEN mis. Systemen zijn tegenwoordig compleet op elkaar ingeregeld. Tijdens hacking worden systemen op oneigenlijke manieren benaderd en op de proef gesteld. Hierdoor kan een systeem door een kleine fout geheel ontregeld raken, data kunnen verloren gaan of worden juist beschikbaar voor derden terwijl dat niet de bedoeling was. Bij organisaties en bedrijven is de data-eigenaar vervolgens beboetbaar door de Autoriteit Persoonsgegevens. Wanneer de hackende ambtenaar een foutje maakt, kan dit dus zeer grote gevolgen hebben voor derden. JUISTE MINDSET Om een systeem succesvol binnen te dringen, zal de juiste mindset aanwezig moeten zijn. Daar komt bij dat de ambtenaar gehouden is aan strenge weten regelgeving en dat hij iedere handeling die wordt uitgevoerd duidelijk moet documenteren. In het kader van waarheidsvinding (bij een rechtbank) moet forensisch kunnen worden vastgesteld hoe men tot bepaald bewijs is gekomen. Wanneer deze documentatie niet (correct) wordt opgemaakt, is de kans aanwezig dat de verdediging van de verdachte gehakt maakt van de tenlastelegging. Voor gericht hacken zijn specifieke vaardigheden en zeer veel kennis van de automatiseringssystemen noodzakelijk. Iedere hacker (ethisch of niet) heeft zijn of haar specialisatie. De hackende ambtenaar moet een systeem en de reacties van dit systeem op bepaalde gebeurtenissen dus door en door kennen. De ambtenaar zal dus reeds bij aanstelling al zeer veel kennis en ervaring moeten hebben met diverse automatiseringssystemen en software. En door de snelle evolutie op digitaal gebied moet hij zichzelf continu bijscholen. NIEUWE BEVOEGDHEDEN De opsporingsambtenaar moet bovendien bevoegdheden krijgen om ernstige digitale criminaliteit op te sporen en waar nodig direct een halt toe te roepen. Een kinderpornonetwerk of een digitaal drugscircuit zijn voorbeelden van strafbare feiten die zo snel mogelijk moeten worden gestopt en waarvan justitie de daders graag wil berechten. De mogelijkheden daartoe zijn nu zeer beperkt. Aanpassing van de wetgeving is momenteel een doorn in het oog van privacy evangelisten. Men kan zich de vraag stellen of de persoonlijke levenssfeer van de verdachten of betrokkenen niet te erg wordt aangetast. Wanneer een opsporingsambtenaar of de rechter-commissaris bij een huiszoeking bewijslast heeft gevonden waarvoor de machtiging tot huiszoeking is afgegeven, moet hij stoppen en het pand verlaten. In de fysieke wereld zijn deze zaken duidelijk omschreven. De digitale wereld zit echter anders in elkaar. Met één muisklik kan de persoonlijke beschermde levenssfeer van een betrokkene of verdachte ernstig worden aangetast en kan aan overige betrokkenen mogelijk ernstige schade worden berokkend. De toekomst zal uitwijzen hoe hier mee moet worden omgegaan. Beleidsregels moeten worden opgesteld hoe de wetgeving moet worden geïnterpreteerd. Jurisprudentie zal uiteindelijk over enkele jaren zekerheid geven over de juridisch correcte interpretatie van de wet. Dat blijft voorlopig voor alle partijen eigenlijk gissen. Tot die tijd is de hackende ambtenaar aan zijn lot overgeleverd. C Y B E R SECU R ITY

C Y B E R SECU R ITY AAN DE RAND VAN DE DIGITALE AFGROND HEEFT DE OVERHEID IETS GELEERD VAN DE DIGINOTAR-AFFAIRE? ‘Nederland loopt internationaal gezien voor op het gebied van computerbeveiliging’, zo liet staatssecretaris Dijkhoff (Veiligheid en Justitie) begin januari aan de NOS weten. Toch opvallend in een jaar waarin in Nederland het aantal cyberincidenten op computersystemen van bedrijven en overheden fors is gestegen. We lijken niets te hebben geleerd van de DigiNotar-affaire. Tekst: Mary-Jo de Leeuw, Vice President Women in Cyber Security Foundation Foto: ANP/Koen Suyk D igiNotar was een Nederlands bedrijf dat veiligheidscertificaten verstrekte aan bijvoorbeeld banken en webwinkels, maar ook aan een groot aantal websites van de Nederlandse overheid. Overheidswebsites zoals DigiD, de Belastingdienst en de Rijksdienst Wegverkeer (RDW) maken gebruik van veiligheidscertificaten. Zo kunnen ze bezoekers van websites garanderen in een volledig veilige internetomgeving terecht te zijn gekomen. Totdat bekend werd dat digitale inbrekers erin waren geslaagd om grote aantallen valse DigiNotar-certificaten uit te geven. Toen waren die garanties, samen met die digitale inbreker, spoorloos verdwenen. DigiNotar trok vervolgens alle uitgegeven certificaten in. Hierdoor waren vele overheidswebsites dagenlang onbereikbaar met totale chaos en miljoenenclaims tot gevolg. GROOTSCHALIG FALEN De Tweede Kamer, bezorgd over de vele veiligheidsincidenten, dwong een onderzoek naar de affaire af. De uitkomsten waren niet mals: de overheid had geen capaciteit op het gebied van informatieveiligheid en nam op geen enkele wijze E E verantwoordelijkheid. Om die reden moest er een speciale Taskforce worden opgericht om het onderwerp hoog op de bestuurlijke agenda te zetten. Een dergelijke affaire zou daarmee voor altijd tot het verleden behoren. Uit het onderzoek bleek verder dat de overheid zes maanden voor de uiteindelijke ramp gewaarschuwd werd voor het lek. Ze waren dat ‘alleen even vergeten te melden’ aan derden. De inschatting was dat dit lek de overheid op geen enkele 14 BID) in het leven geroepen voor een periode van twee jaar. Een taskforce suggereert brute kracht en een guerrilla-aanpak om de taakomschrijving – zet het onderwerp informatieveiligheid bij bestuurders hoog op de agenda – uit te voeren. Helaas was een Wob-verzoek nodig om antwoord te krijgen op een paar simpele vragen over de kosten en de opbrengsten van een dergelijke taskforce. Uit de antwoorden blijkt dat er bijna vijftig mensen in twee jaar aan het werk zijn geweest, dat er miljoenen euro’s zijn uitwijze zou raken. En daarmee werd de trend van grootschalig falen ingezet! TASKFORCE BID In februari 2013 werd door minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties) de taskforce Bestuur en Informatieveiligheid Dienstverlening (taskforce

tingdienst en ICT kostte de belastingbetaler de afgelopen jaren enkele honderden miljoenen. Blunders bij de uitkeringsinstantie UWV, miljarden door het afvoerputje bij het ministerie van Defensie en dan nog veel mislukte ICT-projecten bij de politie. gegeven aan overwegend externe bureaus en aan het opleveren van negen producten. Producten zoals een zogenaamde dialoogsessie, een risico-bewustzijnsessie, een verankersessie en een app iVeiligheid. Het is aan te raden om deze app eens te bekijken in de appstore of in de Google Playstore. Oordeelt u zelf! DIGICOMMISSARIS Betrouwbaar online zaken doen met de overheid is, met de DigiNotar-affaire in het achterhoofd, een uitdaging op zich. En daarom werd er aangedrongen op het benoemen van een Digicommissaris: een stevige, overheidsbrede regisseur die alles in goede banen moet leiden. Zo’n belangrijke taak staat of valt met de kennis en ervaring die iemand meeneemt om een dergelijke functie uit te voeren. Dan verwacht je een ‘echte’ sollicitatieprocedure zoals bij andere (belangrijke) overheidsfuncties het geval is. Je verwacht dat de persoon die dit belangrijke werk gaat doen, gezien de complexiteit van de opdracht minstens iemand is met een gedegen track record op het gebied van informatieveiligheid, ICT of cybersecurity. Toch? Ineens was daar op 1 augustus de Digicommissaris. Het kabinet besloot, blijkens de aanstellingsbrief die ministerpresident Mark Rutte De commissie-Elias gaf in zijn eindoordeel aan dat een deel van de blunders voortkomt uit totale desinteresse van politici maar ook uit pure onkunde. De dag dat het eindrapport van de commissie-Elias aan de Kamer werd aangeboden, was een zoveelste voorbeeld van gebrek aan ICTkennis. Voormalig Kamervoorzitter Van Miltenburg nam het rapport in ontvangst. Niet wetende dat haar micronaar de Tweede Kamer stuurde, iemand aan te stellen die ‘eerder langjarig burgemeester is geweest’ na in het bedrijfsleven en de advieswereld functies te hebben vervuld. De redder in nood die door het kabinet voor vier jaar werd aangesteld, is iemand zonder gedegen (en aanwijsbare) ervaring met de thematiek en complexiteit van het onderwerp waarvoor hij verantwoordelijk is. BLUNDERS Hoe kun je veiligheid garanderen als bestuurlijk Nederland worstelt met ICT? De commissie-Elias deed in 2013 en 2014 onderzoek naar de lange reeks ICT-blunders en liet geen spaan heel van het overheidsbeleid. De combinatie Belasfoon aanstond, wist ze met een volgende blunder geschiedenis te schrijven. Van Miltenburg gaf namelijk ruiterlijk toe dat zij ‘nog even de betekenis van ICT moest opzoeken’. En er leek daarbij een heuse triomfantelijke glimlach op haar lippen te verschijnen. GEEN VERSTAND VAN ZAKEN Door het inrichten van instituties als de taskforce BID en het in het leven roepen van de Digicommissaris is de indruk gewekt dat informatieveiligheid hoog op de agenda staat. In hoeverre dat tot genomen verantwoordelijkheden heeft geleid, is niet te zeggen. Het is niet de vraag óf zich weer een volgende cyberaffaire gaat aandienen, maar wanneer! Beleggen we de verantwoordelijkheden voor informatieveiligheid voorlopig buiten onze eigen organisaties of gaan we daadwerkelijk de mouwen opstropen en een barricade opwerpen op het gebied van ICT in het algemeen en cybersecurity in het bijzonder? C Y B E R SECU R ITY

C Y B E R SECU R ITY ACHTER DIKKE CYBERDIJKEN INTEGRALE AANPAK CYBERSECURITY BIJ RIJKSWATERSTAAT Hoe ga je als organisatie om met de verantwoordelij kheid voor de veiligheid van mensen, de continuïteit van vitale infrastructuur en de beveiliging van maatschappelij ke belangen? Rij kswaterstaat zag het dreigingsbeeld in de wereld snel toenemen, waarbij de eigen missie steeds afh ankelij ker werd van kwetsbare systemen. Op basis van ketengerichte risicoanalyses is een groot aantal maatregelen in gang gezet. Tekst: Ervin Ehlert, programmanager Zakelijk bij Centrale Informatievoorziening Rijkswaterstaat ‘S luizen, gemalen en bruggen slecht beveiligd’, kopte het nieuwsitem van EenVandaag op 14 februari 2012. De reportage zoomde in op de rioleringspompen en gemalen van de gemeente Veere. De Oosterschelde-stormvloedkering werd bij de beelden getoond, waardoor binnen het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) dit onderwerp op de beleidsagenda kwam. Kort daarna schreef de Algemene Rekenkamer (AR) in het verantwoordingsonderzoek over 2011: ‘Informatiebeveiliging Rijkswaterstaat schiet tekort.’ Naast een onvoldoende ingerichte organisatie werd geconstateerd dat een risicoafweging voor diverse cruciale veiligheidssystemen ontbrak. Vier jaar na dato is al veel bereikt. Beleid, kaders en strategieën zijn opgesteld, de informatiebeveiligingsorganisatie is ingericht, processen zijn beschreven, medewerkers worden opgeleid, het beveiligingsniveau van techniek is blijvend verbeterd en medewerkers met kennis van cybersecurity zijn de organisatie komen versterken. KRITISCHE SUCCESFACTOREN Rijkswaterstaat heeft een missie op de drie grote infrastructuren Water, Vaarwegen en Wegen: droge voeten en een vlot en veilig verkeer over wegen en vaarwegen. Om deze missie te volbrengen, 16

wordt steeds vaker in ketens samengewerkt met andere overheden. Daarbij blijkt dat deze ketenpartners vaak onbewust onbekwaam zijn waar het cybersecurity betreft. Welke kritische succesfactoren zijn in de aanpak van Rijkswaterstaat te onderkennen? Het analyseren van risico’s voor het functioneren van de cruciale ketens is de eerste stap in het proces van beheersing. Met deze risicoanalyses in de hand kunnen de beleidsdirecties en bestuurders van de organisatie deelgenoot worden gemaakt van de problematiek. Voorbeelden van hacks op vitale infrastructuur – zoals de aanval op het nucleaire programma van Iran of de verstoring van stroombedrijven en een luchthaven in Oekraïne – kunnen het beeld versterken. De visie van Rijkswaterstaat gaat verder dan alleen moedwillige verstoringen. Safety en continuïteit, belangrijke bedrijfswaarden voor (politieke) bestuurders, zijn integraal onderdeel van het verhogen van de cybersecurity. De gevolgen van het falen van systemen door fouten van medewerkers, slecht ingeregelde processen en uitval van techniek zijn immers voor een groot deel dezelfde. AL DOENDE LEREN Een laatste niet onbelangrijke succesfactor is het al doende leren gebleken. Daar waar in het verleden veel plannen op de plank bleven liggen, is op basis van een plan van aanpak op hoofdlijnen direct met de uitvoering gestart. Vanuit deze uitvoering SAMEN OPTREKKEN VOOR CYBERSECURITY Rijkswaterstaat voert gesprekken over samenwerking op het gebied van cybersecurity met de andere onderdelen van IenM en met organisaties zoals ProRail, LVNL, Waterschappen, Provincies, en de ministeries van Algemene Zaken, Defensie en Economische Zaken. Op operationeel niveau wordt samengewerkt met het NCSC, de AIVD en de SOC’s van Belastingdienst en het Shared Service Center­ICT. Kennisuitwisseling vindt plaats met het Nederlands Forensisch Instituut en de TU Delft. zijn de plannen iteratief aangescherpt, waarbij de uitvoerbaarheid voorop stond. Doordat snel resultaten zichtbaar werden is veel positieve energie binnen de organisatie voor het programma ontstaan. De integrale aanpak van Rijkswaterstaat richt zich op een drietal hoofdthema’s. Dit betreft security by design, security procesbesturing en operationele security, waarvoor het Rijkswaterstaat Security Operations Center (RWS SOC) is opgericht. Security by design geeft de richting aan voor het beveiligen van (nieuwe) informatievoorziening. Bestaande strategische en tactische kaders worden vertaald naar operationele eisen aan nieuwe systemen (bijvoorbeeld een tunnel- of brugbedieN R ning) en beveiligingssystemen. Daarnaast wordt de architectuur van bestaande systemen opnieuw ontworpen. Herijking van uitgevoerde risicoanalyses liggen hieraan ten grondslag. Security procesbesturing geeft aan hoe security by design wordt toegepast. Gedachte hier is dat wanneer cybermaatregelen vanaf het begin worden meegenomen bij ontwerp, bouw en exploitatie deze beter in het gehele systeem passen. Daarnaast is er aandacht voor security in ITIL-processen, zoals de inbedding van het Security Operations Centre in het Rijkswaterstaat incident- en crisismanagementproces. PERIODIEK EVALUEREN Het security-managementproces richt zich op het beheersen van cyberrisico’s conform de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst (BIR). De BIR schrijft het periodiek evalueren van het beveiligingsniveau ten opzichte van dreigingen voor de ‘te beschermen belangen’ voor. Indien noodzakelijk moeten beleid en maatregelen worden aangepast. Het Security Center richt zich op het nauw samenwerken met partners bij de Rijksoverheid en daarbuiten om kennis up-to-date te houDe integrale aanpak van Rijkswaterstaat is binnen de Nederlandse overheid niet onopgemerkt gebleven. Dit heeft ertoe geleid dat met een groeiend aantal collega- overheden en publieke instellingen wordt samengewerkt (zie kader). Rijkswaterstaat levert bijdragen aan Information Sharing and Analysis Centers (ISAC): de Rijks-ISAC, ISAC Keren en beheren en ISAC Tunnels. AMBITIE Ook is Rijkwaterstaat begin dit jaar toegetreden tot het Nationaal Response Netwerk (NRN) waar securitykennis op het gebied van industriële controlesystemen wordt ingebracht. Dit houdt in dat Nederland een beroep kan doen op Rijkswaterstaat in geval van grote incidenten of crises op het gebied van industriële of procesautomatisering. De ambitie van Rijkswaterstaat is om maatschappelijke meerwaarde te creëren door met alle ketenpartners in de infrastructuur en organisatorische partners op strategisch, tactisch en operationeel niveau samen te werken aan een veilige digitale omgeving. Meer weten? RWS-iv-Partner@rws.nl den, ervaringen te delen en medewerkers uit te wisselen. Het RWS SOC staat aan de lat voor het voortdurend monitoren van gebeurtenissen op de objecten, systemen en netwerken van Rijkswaterstaat. Wanneer onverklaarbare of ongewenste gebeurtenissen optreden, wordt een adequate respons in gang gezet: een snelle reactie op cyberaanvallen of systeemuitval. Het SOC grijpt in op basis van het securitybeeld dat uit de monitoring en intelligence volgt. Het SOC kan ook forensisch onderzoekers inschakelen om de oorsprong van cyberincidenten te onderzoeken. Dit ingrijpen gebeurt in nauwe samenwerking met de crisisorganisatie en (ICT) beheerders. C Y B E R SECU R ITY

Tijd voor verdieping Erasmus Academie is sterk op het gebied van gespecialiseerde innovatieve opleidingen voor professionals. Zo bieden wij binnenkort aan: Sturen van Innovatie in het waterdomein | Start donderdag 2 juni Voor grip op innovatieve processen en hun bestuurlijke context www.erasmusacademie.nl/innovatie_waterdomein Data Science & Machine Learning | Start dinsdag 7 juni Leer de waarde van data kennen en hier de juiste, innovatieve inzichten uit te genereren www.eur.nl/erasmusacademie/datascience/ Vraag voor ons volledige aanbod onze nieuwe studiegids aan: www.erasmusacademie.nl/studiegids PLATFORM VOOR DE DIGIT ALE OVERHEID ✔ kwartaalblad ✔ website ✔ e-nieuwsbrief ✔ events ✔ partners Wilt u ook een GRATIS abonnement op inGovernment? Ga naar www.binnenlandsbestuur.nl/ingovernment/ abonnement of neem contact op met de klantenservice via 020 – 573 3600 of per e-mail: klantenservice@ingovernment.nl Digitalisering raakt alle beleidsvelden en beïnvloedt de werkwijze van alle professionals. Deskundige toepassing van slimme innovaties versterkt de maatschappelijke impact van de overheid Otto Thors - hoofdredacteur www.binnenlandsbestuur.nl/ingovernment/abonnement

LI N DA KO OL SLIMME BARBIE EN DE DIGITALISERINGSGOLF De start van het nieuwe jaar begint vaak met lijstjes. Lijstjes over de meest veelbelovende technologieën die in 2016 zullen doorbreken. Lijstjes over belangrijke ethische dilemma’s waar we in 2016 knopen over moeten doorhakken. Ook dit jaar waren ze er weer. Op die lijstjes stond bijvoorbeeld CRISPR/Cas9: de technologie om menselijke genen te bewerken en die de ‘designerbaby’ een stap dichterbij brengt. China realiseerde het afgelopen jaar belangrijke doorbraken op dit gebied. Maar op die lijstjes stonden ook zaken die we normaal gesproken niet met zwaarwegende ethische dilemma’s associëren. Barbie stond namelijk op de lijst. Niet omdat ze voor het eerst een – toe te juichen – meer divers uiterlijk krijgt, maar omdat Barbie slim wordt. HelloBarbie heeft sensoren, een microfoon en wifi - verbinding. Ze neemt gesprekken op en verstuurt die naar de cloud. Kunstmatige intelligentie analyseert de informatie en kiest een passend antwoord. Maar al snel bleek dat Barbie kon worden gehackt en dat haar antwoorden te veranderen waren. Een beveiligingsonderzoeker toonde dit al aan bij een andere kinderpop; na tussenkomst van de onderzoeker kon ze alleen nog putten uit Vijftig tinten grijs. Niet echt het kindergesprek waar ouders op zitten te wachten. HOE S Slimme Barbie staat symbool voor een reeks producten die worden uitgerust met sensoren, internet en, via de cloud, rekenkracht en kunstmatige intelligentie krijgen. Hoewel de term Internet of Things al jaren bekend is, rollen nu de connected devices daadwerkelijk van de fabrieksband. De slimme meter, de slimme tandenborstel, de slimme bh, en zelfs de iconische koelkast is eindelijk te bestellen (althans, in Zuid-Korea). Bedrijven en overheden zien het Internet of Things als nieuwe groeimotor van de economie. Tegelijkertijd zijn er zorgen over beveiliging, privacy en autonomie. Hoe weet je straks welk object jouw kan ‘lezen’ en hoe de aan jouw getoonde informatie is afgestemd op hoe je ‘gelezen’ bent? Terug naar de lijstjes. Daar stond nóg iets op. De toekomst van adverteren, via geleiding van het bot. De techniek wordt al gebruikt voor slechthorenden. Een Duits advertentiebureau gebruikte recent de techniek om reclameboodschappen te verzenden naar reizigers in het openbaar vervoer, te horen als ze met hun hoofd tegen het raam leunden. En de eerste patenten zijn aangevraagd om advertenties te personaliseren op basis van lichaamshouding en taal, en waarbij de huid gebruikt wordt om de boodschap door te geven. De lijstjes maken mij één ding duidelijk. We staan aan de vooravond van een nieuwe digitaliseringsgolf die grote maatschappelijke vragen oproept. Onze omgeving ‘verslimt’ ongemerkt: ze verzamelt en analyseert informatie over ons en geeft persoonlijke feedback. Zo is menselijk gedrag op steeds meer plekken op subtiele wijze te beïnvloeden en te sturen. Hoe ver mag technologie daarin gaan? Hoe houden we controle als sturing onzichtbaar is? Dat lijken mij belangrijke vragen voor 2016. Want terwijl beleidsmakers zich vastbijten in discussies over dataprotectie en waar data wel en niet mag worden opgeslagen, perkt de slimme omgeving intussen onze persoonlijke autonomie en zelfbeschikking in. Linda Kool is senior onderzoeker Technology Assessment bij het Rathenau Instituut

DIGITALE DI E NST VE R LE N I NG ‘NAAST DIGITAAL OOK MENSENTAAL NODIG’ WETENSCHAPPERS KRITISCH OVER OVERHEIDSDIENSTVERLENING Zes wetenschappers mochten zich tijdens een congres uitspreken over de staat van de digitale overheidsdienstverlening. Enkele van hun conclusies: naast digitaal contact blijft persoonlijk contact tussen overheid en burger nodig, en de digitale ongelijkheid tussen burgers neemt verder toe. Tekst: Peter Kanne, redacteur inGovernment D BU Het antwoord op de vraag hoe het nu echt zit met die dienstverlening moet komen van zes wetenschappers van het Center for e-Government Studies: Alexander van Deursen, Wolfgang Ebbers, Thea van der Geest, Jan van Dijk, Lidwien van de Wijngaert en Sjoerd de Vries. De eerste drie gaan echt in de op digitale overheidsdienstverlening; de andere drie focussen op de netwerksamenleving en hoe de overheid daarin opereert. De rode draad in de verhalen van Van der Geest, Ebbers en Van Deursen: digitale overheidsdienstverlening aan burgers is goed en mooi, maar denk niet dat je er daarmee bent. 20 Volgens Van der Geest is de keuze voor het kanaal vooral afhankelijk van het onderwerp (het product). Deze keuze hangt niet samen met de complexiteit van de taak, maar wel met de ervaren inspanning. Haar conclusie: burgers kiezen liever voor balie of telefoon, en zelfs digitaal zeer vaardige burgers blijken niet altijd alles digitaal te willen afhandelen. LOKALE CASUS Ook Wolfgang Ebbers behandelt in zijn bijdrage een lokale casus: hij onderzocht in de tweede helft van 2015 of beleidsdoelen worden gerealiseerd bij het UWV Werkplein in Enschede. Welke invloed e campus van de Universiteit Twente, 29 januari jongstleden. Zo’n 125 vertegenwoordigers van gemeenten, provincies en uitvoeringsorganisaties treffen elkaar bij het congres ‘Hoe zit het nou echt? Wetenschappers over digitale overheidsdienstverlening’. De organisatie is in handen van Gebruiker Centraal, de kenniscommunity rondom online overheidsdienstverlening,. KANALEN VAN AMSTERDAM Thea van der Geest presenteerde het onderzoek ‘De kanalen van Amsterdam’, dat in 2013 werd uitgevoerd en inging op de vraag ‘hoe, waar en wanneer burgers kunnen beschikken over diensten’? Het bleek dat de kanalen balie, telefoon en de website elk goed zijn voor 30 tot 35 procent van het gebruik. E-mail en post maken samen slechts 11 procent van het gebruik uit. heeft een website of app op het al dan niet vinden van werk? Ebbers onderscheidt drie groepen: een die werkte met een app (8ting.nl), een tweede die contact had via de werkmap in werk.nl, en een controlegroep. Deze laatste groep werkte alleen met werk.nl, zonder werkmap. Groepen 1 en 2 hadden naast digitaal ook persoonlijk contact met een vaste werkcoach, via de telefoon bijvoorbeeld. Het bleek dat de effecten op werkzoekgedrag en het vinden van werk na enige tijd gingen verschillen. Groep 1 kwam 3,1 procentpunt hoger uit dan de controlegroep (groep 3) bij het vinden van fulltime werk. Groep 2 kwam 7,2 procentpunt hoger uit bij het vinden van parttime werk. Ebbers trekt hieruit de conclusie dat een vast, persoonlijk contact leidt tot een iets beter beleidseffect. De waardering voor de digitale component in de drie benaderingswijzen verschilde onderling weinig. Ebbers: ‘Voor succesvolle beleidsrealisatie is echter meer nodig dan digitaal, het gaat ook om mensentaal.’ Met name een vaste werkcoach in combinatie met het dossier dat via de website zelf werd

opgesteld, werd zeer positief ontvangen. Het is zeer aannemelijk dat het persoonlijke aspect het verschil maakte met de controlegroep. DIGITALE ONGELIJKHEID Alexander van Deursen behandelt de ‘digitale ongelijkheid’ van burgers en concludeert dat lager opgeleide (en minder verdienende) burgers vaak onvoldoende vaardigheden blijken te hebben om de informatie te vinden die ze nodig hebben. Hij onderscheidt operationele, formele en strategische vaardigheden. Met de operationele vaardigheden zit het bij de meeste Nederlanders wel goed, maar waar hoger opgeleiden hun digitale vaardigheden vaak ook vakmatig gebruiken, gebruiken lager opgeleiden het internet meer voor entertainment. Dit versterkt een digitale ongelijkheid die sequentieel is: als je slecht ben in het ene, ben je ook slecht in het andere. Waar vaak wordt gedacht dat de digitale ongelijkheid zal verdwijnen naarmate de tijd verstrijkt (ouderen zijn immers ook minder digitaal vaardig en zij sterven als eerste), stelt Van Deursen dat deze ongelijkheid blijvend is en juist toeneemt. ‘Dit probleem verdwijnt niet vanzelf.’ Van Deursen roept de overheid op burgers actief te helpen bij het ontwikkelen van de benodigde digitale vaardigheden. En hoe het met die overheid zelf gesteld is? Niet best, volgens Jan van Dijk, directeur van het Center for e-Government Studies. ‘Er is gewoon geen visie bij de overheid.’ Volgens Van Dijk kan de overheid de technologische en maatschappelijke ontwikkelingen niet bijhouden en is ze niet innovatief. Er is een Digicommissaris, maar die heeft volgens Van Dijk geen geld en geen macht. In het sociaal domein zijn gemeenten niet goed in het netwerken. En bij het gebruik van sociale media blijkt een derde van de gemeenten geen strategie te hebben. Het monitoren wil meestal nog wel lukken maar interveniëren met sociale media niet. ‘Men klooit maar wat aan.’ PITTIGE DISCUSSIE De stellingen van Van Dijk leiden tot een pittige discussie. Veel van de aanwezigen herkennen zich in de stelling dat de overheid achterloopt op de netwerksamenleving, zoals dagvoorzitter Carolien Nicolai bij handopsteken aantoont. Maar er is ook irritatie. Iemand vraagt Van Dijk wat die visie dan zou moeten zijn. ‘Vertel ons dan hoe het moet.’ Maar daar moet Van Dijk het antwoord schuldig op blijven. Ondanks de interessante studies die werden gepresenteerd, bleef het definitieve antwoord op de vraag hoe het nu echt zit met de overheidsdienstverlening uit. Zaken als MijnOverheid, DigiD, Single Sign-on en de overheidsportalen – belangrijke schakels in Digitaal 2017 – bleven onbehandeld. Op de vraag of digitaal vaardige burgers over een bepaalde tijd – als de digitale overheidsinfrastructuur misschien perfect functioneert – wél geneigd zouden zijn hun zaken digitaal af te handelen, antwoordde Thea van der Geest dat de feiten uit het Amsterdamse onderzoek geen aanleiding geven dit te geloven. De wetenschappers wilden zich vooral bij de feiten houden en zich niet wagen aan te vergaande toekomstvoorspellingen. I E NST VE R LE N I NG

KL ANTTEVR E DE N H E I D RETAIL INSPIRATIEBRON AMSTERDAM HALVEERT WACHTTIJDEN DIENSTVERLENING De Amsterdammer staat centraal in het dienstverleningsmodel van de gemeente Amsterdam. De gemeente streeft hierbij naar een zo hoog mogelijke tevredenheid tegen zo laag mogelijke kosten. Door invoering van een retailconcept werd de wachttijd gehalveerd en steeg de klantwaardering naar een 8,4. Tekst: Jos Maessen (directeur dienstverlening), Michiel Phaff (adviseur dienstverlening) en Tino de Velde (adviseur online dienstverlening) gemeente Amsterdam n Amsterdam komt ieder product, voor zover wettelijk mogelijk, beschikbaar via alle kanalen. Online heeft daarbij de voorkeur. Een groeiend deel van de Nederlanders wil steeds meer online worden geholpen, maar dat is niet voor iedereen weggelegd. Voor diegenen blijven de andere kanalen beschikbaar en zij krijgen ondersteuning om van de digitale dienstverlening gebruik te maken. I FEITELIJKE KENNIS De gemeente Amsterdam baseert haar dienstverlening op feitelijke kennis over elementen die de klanttevredenheid beïnvloeden. Met deze kennis richt de gemeente de organisatie vervolgens zo in dat deze heel erg goed wordt in dat wat de burger belangrijk vindt. Per kanaal is een model ontwikkeld dat meet welke elementen van dienstverlening welk effect hebben op de klanttevredenheid. Hiermee is de tevredenheid nauwkeurig te voorspellen. De modellen zijn gebaseerd op een breed onderzoek naar drivers van dienstverlening voor balie, telefonie, online en social media. De belangrijkste variabelen werden opgenomen in een vragenlijst en voorgelegd aan duizenden respondenten. De variabelen zijn bekeken op correlatie en hun bijdrage aan de tevredenheid. 22 FOCUS OP DE KLANT ‘Wachttijd’ en ‘medewerker’ blijken de belangrijkste indicatoren voor de tevredenheid van de burger aan de balie. Bij een wachttijd van minder dan vijf minuten, is de medewerker de belangrijkste beïnvloedbare factor voor de tevredenheid. Deze kennis leidde tot een nieuw concept voor dienstverlening aan de balie. Amsterdam koos voor een retail benadering: hetzelfde assortiment aan producten op meerdere locaties, in plaats van aparte locaties met specifieke producten. Er wordt gestuurd op een gemiddelde wachttijd van vijf minuten en 85 procent van de producten aan de inloopbalie, DE IS omdat dit veel goedkoper is dan volledig werken op afspraak. Breed inzetbare medewerkers in plaats van specialisten en processen en systemen ingericht op een directe afhandeling van (aan)vragen. Het voorspellen van klantstromen zorgt voor een optimale bezetting, waardoor er geen verlies op arbeidstijd is. Deze UITDAGING De uitdaging is nu producten en diensten zo makkelijk te maken dat iedereen het zelf kan. Burgers en ondernemers zien niet anders in hun dagelijkse praktijk bij webwinkels, telecomaanbieders of banken en verwachten van de gemeente simpelweg dezelfde dienstverlening. manier van inrichten is gebaseerd op COPC, de wereldwijde best practice voor dienstverleningsorganisaties. Zeven nieuwe stadsloketten openden in 2015 de deuren volgens dit nieuwe concept. Allemaal met dezelfde uitstraling, inrichting, producten, werkwijze en (ruimere) openingstijden. Amsterdammers kunnen nu overal terecht voor hetzelfde aanbod op het moment dat hen het beste uitkomt. De wachttijden zijn inmiddels gehalveerd tot gemiddeld vijf minuten en de klanttevredenheid is 8,4. Het aantal contacten dat verloopt via digitale dienstverlening is nu al veel hoger dan de traditionele dienstverlening aan de balie en telefoon.

VOOR STADSLOKETTEN Amsterdamse stadsloketten bieden hetzelfde assortiment aan producten op meerdere locaties aan. Digitale dienstverlening is in de visie van de gemeente Amsterdam meer dan alleen online een aanvraag indienen die vervolgens wordt afgehandeld door een ambtenaar. Het betekent automatisch afhandelen waar mogelijk en zorgen dat relevante andere processen al zijn opgestart. Bij het doorgeven van een verhuizing kan bijvoorbeeld automatisch de parkeervergunning meeverhuizen of kan de suggestie worden gedaan een omgevingsvergunning aan te vragen wanneer er verbouwplannen zijn, en automatisch de notificatie voor bekendmakingen in de omgeving activeren. Snel en makkelijk, zodat een burger niet zelf hoeft uit te vogelen wat er allemaal geregeld moet worden met en bij de gemeente. INTEGRAAL KLANTBEELD Een van de initiatieven van de gemeente is het ontwikkelen van het integraal klantbeeld. Hiermee wil de gemeente een overzicht creëren waar alle bij de gemeente bekende gegevens over de betreffende burger of ondernemer samenkomen. De Amsterdammer krijgt via MijnAmsterdam vervolgens inzicht in de gegevens die de gemeente van hem of haar heeft en kan er zelf beter controle op houden, wijzigingen in doorvoeren en zaken regelen. Ook is dit een kans om betere dienstverlening aan te bieden in het telefonie- en baliekanaal doordat burgers en medewerkers naar dezelfde gegevens en schermen kijken. Zij gaan uit van dezelfde informatie, hoe mensen ook contact zoeken. Met de scrum-methode ontwikkelt en verbetert de gemeente dergelijke digitale producten kort-cyclisch en flexibel in multidisciplinaire, zelfsturende teams. In een aantal weken staat er een prototype wat burgers kunnen testen. Het testen gebeurt in een User Experience Lab (UX Lab) door ‘echte’ mensen. De gemeente vraagt en meet hier wat mensen online willen doen en handig vinden. Op basis van deze tests wordt duidelijk of iets wel of niet goed werkt, aanpassingen nodig heeft of klaar is om online te brengen. UITGANGSPUNTEN DIENSTVERLENING De gemeente Amsterdam volgt twee uitgangspunten: 1. Amsterdammers kunnen op ieder gewenst moment zelf hun zaken met de gemeente regelen in een digitale omgeving waarin zij voor al hun producten informatie krijgen, status kunnen inzien en transacties kunnen uitvoeren. 2. De gemeente informeert én regelt zaken proactief voor de burger/ ondernemer zodat deze niet zelf hoeft te zoeken wat hij allemaal moet doen of waar hij voor in aanmerking komt. Meer weten? Bekijk de animatiefilm Het nieuwe Dienstverlenen in drie minuten... en verdere informatie op: https://www.amsterdam.nl/gemeente/ organisatie/dienstverlening/dienstverlening/ I E NST VE R LE N I NG

LI FE E VE NT S WAAR DE OVERHEID DE LIFE EVENTS VORMEN REMEDIE TEGEN BOTSENDE LOGICA’S Met ‘Life events’ bouwde Logius een applicatie om informatie over overheidsdiensten op een handige manier te ontsluiten voor burgers. Begin dit jaar werden de eerste vier levensgebeurtenissen aangeboden op Overheid.nl: 18 jaar worden, werkloos worden, overlijden en scheiden. ’Life events’ stelt de overheid in staat haar informatie breed en zonder controleverlies uit te venten. Tekst: Luc Boss, relatiemanager externe betrekkingen bij de Sociale Verzekeringsbank en voorzitter van de Community Dienstverlening van de Manifestgroep Beeld: Shutterstock U itvoeringsorganisaties proberen vanouds hun dienstverlening zo eenvoudig mogelijk in te richten. Dat scheelt ergernis bij hun klanten en kosten in de uitvoering. Die digitale diensten werken prima voor burgers die goed weten wat ze met welke organisatie moeten regelen. Lastiger wordt het als rondom een levensgebeurtenis meerdere (trans-)acties met verschillende organisaties moeten worden geregeld. Dan kan het zomaar gebeuren dat iedere organisatie zijn zaakjes goed op orde heeft, maar de burger in het geheel verdwaalt. De logica van de overheid lijkt weinig op die van de gemiddelde burger. De overheid voert wetten en regelingen uit en is langs die lijnen georganiseerd. Burgers maken tussen geboorte en dood van alles mee en bij veel gebeurtenissen moeten ze zaken doen met de overheid of een van haar filialen. De verbindende factor tussen beide logica’s vormen de levensgebeurtenissen. Overheidsorganisaties kunnen burgers helpen de weg te vinden als ze hun informatie ordenen rondom levensgebeurtenissen en samenhangend presenteren. En als die informatie te vinden is waar burgers feitelijk zoeken. THEMAPORTAAL Het project ‘life events’ realiseert precies deze drie punten. Zo’n tien jaar terug werd hiervoor al per gebeurtenis een apart themaportaal gebouwd. Dat werkte redelijk voor het tonen van samenhangende content, maar schoot finaal tekort op het punt van vindbaarheid. De applicatie life events lost dit probleem nu op, omdat die het mogelijk maakt content op iedere willekeurige site te plaatsen. Dus niet alleen bij de overheid, maar ook op sites waar burgers mogelijk eerder zoeken. Zoals bijvoorbeeld een mediator bij scheiden, een uitvaartondernemer bij overlijden of een organisatie als het Juridisch Loket. Begin 2014 startten DUO, UWV, Belastingdienst en SVB met het praktisch uitwerken van het concept. Al snel werd het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) erbij gehaald, vanuit de gedachte dat alle uitgewerkte levensgebeurtenis24

BURGERS ONTMOET sen in ieder geval te vinden moeten zijn op Overheid.nl. BZK ziet Overheid.nl als dé wegwijzer naar informatie over de dienstverlening van overheidsorganisaties op het internet. PROTOTYPE Nadat met een prototype was aangetoond dat burgers het concept hoog waarderen, hebben de vier uitvoerders en BZK botje bij botje gelegd om de voorziening voor Life events te laten bouwen door Logius. Het resultaat is dat begin dit jaar vier levensgebeurtenissen zijn ontsloten op Overheid.nl/particulieren, namelijk 18 jaar worden, werkloos worden, overlijden van een naaste en – niet verrassend – scheiden. De presentatie van de content is bewust eenvoudig gehouden, niets leidt af van de inhoud. De burger die informatie zoekt, kan ervoor kiezen om alle content te laten zien of te filteren door eigen kenmerken op te geven. Ook kan de content worden geordend op thema of op volgorde van vereiste actie (van de burger). De informatie is kort en kernachtig en linkt waar nodig door naar meer achtergrondinformatie, een transactiedienst bij een organisatie of beide. ZOEKENDE BURGER Deze aanpak levert voordelen op voor alle partijen. De zoekende burger krijgt complete en samenhangende informatie met goede doorverwijzingen en duidelijke uitleg over acties die hij moet ondernemen. En dat bovendien op een plek waar hij logischerwijs zoekt of al snel terecht zal komen via Google. De publicerende organisatie wordt werk uit handen genomen, heeft de zekerheid dat de content actueel en gevalideerd is en biedt haar klanten een goede service. De content leverende organisatie verbreedt het ‘verspreidingsgebied’ van haar informatie en weet zeker dat die informatie ongewijzigd wordt gepubliceerd. DE I Met de publicatie van de eerste vier levensgebeurtenissen op Overheid.nl/ particulieren is een mijlpaal bereikt, maar de reis is nog lang niet ten einde. Wat er nu staat, is een bèta-versie die moet worden verbeterd, aangevuld en uitgevent. Met de laatste activiteit – het uitventen – kan de volledige potentie van de voorziening worden benut. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar overheidsorganisaties in de strikte zin van het begrip en naar organisaties die namens de overheid optreden, maar zeker ook naar organisaties waar burgers mensen werkelijk zoeken. Tegenstanders zullen stellen dat de overheid altijd neutraal moet blijven en niet kan en mag samenwerken met commerciële partijen. De introductie van life events dwingt om het gesprek daarover te gaan voeren en dat is hoe dan ook winst. Meer weten? De eerste vier ‘life events’ zijn te vinden op: www.overheid.nl/particulieren/ Meer informatie over de Manifestgroep: www.manifestgroep.nl naartoe gaan op zoek naar informatie en advies. Denk bijvoorbeeld aan echtscheidingsadvocaten, uitvaarondernemers, specifieke websites en fora. COMMERCIËLE PARTIJEN Life events levert de bouwstenen om neutrale overheidsinformatie ongewijzigd op veel plaatsen te publiceren. Dat roept de vraag op of de overheid zich kan inlaten met commerciële partijen. Voorstanders zullen inbrengen dat informatie dáár te vinden moet zijn waar I E NST VE R LE N I NG

SPECIAL Digitaal werken in praktijk gebracht Van vaag containerbegrip naar concreet en breed gedragen doel Digitaal werken is een containerbegrip geworden waar iedereen een andere uitleg aan geeft. Heeft het te maken met fl exwerken, documentmanagement, iPads, een paperless offi ce of is het vooral ketenregie? Dit artikel beschrijft een aanpak om digitaal werken voor uw organisatie concreter te maken om zo de ambities op dit vlak scherper te kunnen formuleren. Tekst: Harmen Lindeboom, Rob Berentsen, Barry Woudenberg, Frank Hendriksen, adviseurs bij M&I/Partners ijzelf hanteren de volgende defi nitie voor digitaal werken: werken binnen een werkomgeving waarin de digitale informatie leidend is. Als informatie op papier wordt ontvangen, wordt deze zo vroeg mogelijk omgezet naar een digitale variant. Alle informatie in de bedrijfsprocessen wordt digitaal opgeslagen, verwerkt, gearchiveerd en ontsloten (intern en extern). Ook deze defi nitie laat nog de nodige ruimte voor nadere invulling. Digitaal opslaan kan op een netwerkschijf, maar voor een goede integratie naar andere applicaties heeft dit heel snel zijn beperkingen. Zo worden binnen de overheid de nodige eisen gesteld aan de voorwaarde waarmee digitaal gearchiveerd mag worden. In de praktijk is een vorm van recordmanagement weldra een vereiste. Maar ook het digitaal ondersteunen van processen kent zo veel verschijningsvormen dat de invulling voor de eigen organisatie per geval zal verschillen. Dat vraagt dus om een nadere invulling. Dit artikel beschrijft een methode om die invulling in vijf stappen te concretiseren. Zodat u gestructureerd overzicht krijgt van onderwerpen die met digitaal werken te maken hebben, de huidige positie van uw organisatie hierin en het te stellen doel. W Stap 1: Beelden verzamelen Start met het invullen van de term digitaal werken. Neem hiervoor de belangrijkste spelers in de organisatie bij elkaar en vraag ze gezamenlijk in te vullen wat ze precies onder digitaal werken verstaan. De groepsgewijze aanpak hierin is belangrijk. De deelnemers moeten op elkaars onderwerpen voort kunnen borduren om het plaatje zo compleet mogelijk te kunnen maken. Wanneer er weinig ervaring is met digitaal werken kan het goed zijn om een of enkele externe experts mee te laten denken in de groep en te putten uit de voorbeeldlijst (zie kader). De persoonlijke invulling van digitaal werken loopt per werknemer waarschijnlijk sterk uiteen. De een zal zich laten leiden door de infrastructuur (’Ik wil overal kunnen werken’). Voor een ander telt de hardware (‘Ik wil een iPad’), de software (’Ik Voorbeeldlijst onderwerpen digitaal werken: • Mobiel werken • Beeldschermwerken • Flexibele (thuis) werkplekken • Digitaal archiveren • Digitale postafhandeling • Substitueren / vervangen papier • Digitaal tekenen • Klant portalen • Apps voor klanten en medewerkers • Centrale dossiers • Formulier sjablonen • Formulieren en gestructureerde gegevens • Zaakgericht werken en processturing 26

wil één geïntegreerde werkomgeving’), de cultuur (’Alles is intern openbaar, tenzij...’), de procesondersteuning et cetera. Alle beelden zijn goed en kunnen een plek in het geheel krijgen. De beelden zijn op zichzelf niet uniek, maar de samenhang bepaalt voor jouw organisatie wat digitaal werken betekent. Zowel de invulling van dit begrip als de brede herkenning ervan zijn belangrijk om tot een succesvolle implementatie te komen. Vergeet niet in de beelden ook de gevolgen te bespreken. Zo kan verder digitaliseren ook vragen om een sterkere informatiebeveiliging, een meer betrouwbare infrastructuur of meer digitale vaardigheden onder het personeel. Stap 2: Beperk aantal onderwerpen Richting geven is keuzes maken. Groepeer alles wat genoemd is rond maximaal tien onderwerpen. Kies voor die onderwerpen waarvoor in de groep een breed gedragen gevoel van urgentie bestaat. Bij meer dan tien onderwerpen bestaat de kans dat de discussie te breed blijft en er uiteindelijk geen keuzes worden gemaakt. Beperk het aantal onderwerpen desnoods door thema’s die sterk samenhangen te clusteren. Stap 3: Faseer de ambitie Maak nu per onderwerp een ambitielijn van vier of vijf stappen. Begin met de absoluut minimale invulling en eindig als laatste stap met de ultieme e wens. De minimale invulling mag ook ‘slechter’ zijn dan de huidige situatie. Beschrijf elke stap in concrete termen of beelden. Houd als spelregel wel aan dat het een realiseerbaar beeld moet zijn. Dromen is leuk, maar het hoogst haalbare doel moet nog wel in de praktijk haalbaar zijn. Aan het einde van deze fase is er een schema te maken met een onderwerp per regel en een ambitieniveau per kolom. Stap 4: Bepaal huidige situatie Vul nu per onderwerp in wat de huidige stand van zaken is in de organisatie. Hierbij zal soms een gemiddelde genomen moeten worden over de afdelingen heen, want in de praktijk willen verschillende organisatieonderdelen nog weleens van elkaar verschillen. Zo kan het zomaar zijn dat juridische zaken al een eigen documentmanagementsysteem in gebruik heeft inclusief digitale archivering, maar dat dit in het primaire proces nog niet is toegepast omdat daar archiveren op papier nog de norm is. Het is bij dit onderwerp belangrijk dat de deelnemers het met elkaar eens zijn waar de organisatie als geheel staat. DROMEN IS LEUK, MAAR HET HOOGSTE DOEL MOET WEL HAALBAAR ZIJN Stap 5: Bepaal realistische ambitie Bepaal gezamenlijk per onderwerp welke trede in de ambitie een realistisch doel is om in een redelijke termijn te realiseren. Kies hiervoor een relatief korte termijn van bijvoorbeeld twee of drie jaar. Bedenk hierbij ook dat ’hoger’ niet per definitie ‘beter’ is. De waarde van de oplossing wordt bepaald door het praktische nut voor de organisatie, niet door hoe geavanceerd de oplossing is. Om dit helder in beeld krijgen zullen een paar bijeenkomsten nodig zijn. Zo zal waarschijnlijk de capaciteit van de ICT-afdeling beperkingen kennen, maar ook de rest van de organisatie kan niet alles tegelijk. Er kan dus niet hoog worden ingezet op alle onderwerpen: er is focus nodig en een groeipad. Vervolg Na het doorlopen van deze vijf stappen is een gezamenlijke doelstelling geformuleerd. Daarbij is duidelijk wat het doel is, waar de focus ligt en op welke schaal de verbetering wordt gezocht. Op sommige gebieden zijn grote stappen gewenst, andere gebieden kunnen blijkbaar met minder af. Door dit beeld gezamenlijk op te bouwen en expliciet inzichtelijk te maken is het draagvlak groot en het eindbeeld ook goed uit te leggen aan anderen. Door deze exercitie regelmatig te herhalen ontstaat een mooie basis voor het voeren van regie op weg naar digitaal werken. In het schema hieronder wordt het geheel samengevoegd tot een overzicht. Hierin zijn de ambities paars aangeduid en de huidige situatie donkerblauw. Dit kan goed dienen als een praatplaat in de communicatie binnen de organisatie.

PARLEMENTAIRE MONITOR Betrouwbaar inzicht in parlementaire besluitvorming, opinie en nieuws Als ambtenaar en bestuurder bij een gemeente moet u continu op de hoogte zijn van op handen zijnde wetgeving en besluitvorming. Wat is de stand van zaken? Wat staat er nog te gebeuren? Is de wet al door de Tweede Kamer? Wordt het afhameren in de Eerste Kamer en moet u zich op de uitvoering voorbereiden of is het nog niet zo ver? Wie zijn de betrokkenen, welke dossiers zijn verwant? Met de Parlementaire Monitor bent u altijd op de hoogte van de laatste ontwikkelingen en in staat om goed gedocumenteerd kansen en bedreigingen te signaleren en beslissingen te nemen. Voordelen: • Altijd op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in de politiek • U weet in welke fase de besluitvorming zit en of u nog invloed kunt uitoefenen • Het gehele politieke besluitvormingsproces is stap voor stap te volgen • 24/7 real-time updates • Alle berichten zijn voorzien van bron, achterliggende documenten en betrokken personen Interesse? Voor meer informatie over de Parlementaire Monitor kunt u contact opnemen met: Marcel van der Meer - Salesmanager M: 06 - 23 16 88 72 E: mvdmeer@binnenlandsbestuur.nl Jan Willem Hulst - Senior Accountmanager M: 06 - 22 66 36 74 E: jhulst@binnenlandsbestuur.nl www.binnenlandsbestuur.nl/parlementairemonitor

H E N K WESSE LI NG MENTALE SPAGAAT Hoe vergaat u de confrontatie van de twee polariserende beelden van deze tijd? Enerzijds de ontwikkeling van een Startrekachtige technologische almacht, door Internet of Things, nano’s, robots en genetica. En anderzijds van een onmachtige politiek in maatschappelijke kwesties als het onevenwichtige fi nanciële systeem, het vluchtelingenvraagstuk, de radicalisering, het klimaatvraagstuk? Bij mij levert dat een mentale spagaat op, waar ik op mijn leeftijd toch aardig op moet trainen. E E De eerste rekoefening om die spagaat vloeiend te maken, is om de ontwikkeling van technologische almacht ook in minder plezante arrangementen te plaatsen. Want het is ook weer niet een en al plezier, die technologische geavanceerde vergezichten. We spreken van ‘disruptieve werking’ en speculeren over de invloed op (publieke) dienstverlening waar massaal middelbare en hogere functies zullen verdwijnen. We spreken van deeleconomie, mogelijk gemaakt door geraffi neerde informatiesystemen die traditionele sectoren vernietigen. Praat eens in een traditionele taxi over Uber; dat is niet lachen. Of meer futuristisch spreken we van robots die slimmer zijn dan wij en houden we graag vast aan die Startrek-illusie van dat laatste restje menselijke uniciteit, namelijk creativiteit. Natuurlijk gaan we ook creativiteit, zoals logisch redeneren, in algoritmes vangen. Er komen machines die slimmer en creatiever zijn dan wij en die ons kunnen gaan domineren. Zo, deze rekoefening brengt evenwicht in het gevoel van onmacht: het gaat bij beide beelden om arrangementen waarin we met elkaar vreselijke dingen tot stand kunnen brengen. Het beeld van de mens als tovenaarsleerling forever op ons netvlies. De tweede rekoefening is wat moeilijker en vereist doordachte refl ectie. Die moet meer evenwicht brengen in het optimisme dat kleeft aan die technologische ontwikkeling (heel basaal: hoe handig is het niet om zo’n slimme thermostaat in je huis te hebben) en het pessimisme dat die stroom van rampenbeelden, ruziënde politici en polariserende burgergroepen oproept. Laat je eerstens niet intimideren door het opduiken van NVUfanatici, polderjihadisme, onverhulde internationale machtspolitiek, onrustige fi nanciële markten, taaie werkloosheid. Zie tweedens het rekken als onderdeel van onze langlopende collectieve leerprocessen in het oplossen van ‘taaie vraagstukken’. Die lastige problemen raken alle partijen en dwingen soms ook tot een zekere gezamenlijkheid in het zoeken naar oplossingen. Het klimaatvraagstuk verdeelt, maar verenigt ook en technologie kan ons daarbij helpen. Met het verdwijnen van arbeidsplaatsen hebben we veel ervaring; we creëren nieuw werk en verdere arbeidstijdverkorting, waarom niet? Met deze tweede rekoefening is de spagaat gemaakt. Scepsis? Logisch, zie de eerste rekoefening. Gelukkig is de spagaat slechts mentaal. Dus blijf als publieke professional gewoon in loopstand en blijf hardnekkig bouwen aan oplossingen. Ook als er grote tegenstellingen zijn en we weinig snappen van wat er gebeurt, zoek je naar arena’s waar overleg mogelijk is, naar kennis die helpt en coalities die op zoek zijn naar perspectief. Let’s make things of public value. Henk Wesseling, Expertisecentrum partners in publieke meerwaarde

DIGITALISE R I NG DIGITALE DROP-OUT MOET OOK MEEDOEN GEEF LASTIGE BURGERS EIGEN REGIE BIJ DIGITALISERING De digitale samenleving komt niet tot stand als de overheid ons slechts dwingt om digitaal te gaan. De erkenning van eigen regie en autonomie van de burger is daarin een cruciale factor. Beschouw eigenaarschap en vrijheid als nieuwe waarden voor digitale communicatie met de burger. Tekst: Jan de Kramer, redacteur inGovernment aak wordt aangenomen dat management accounting en control-systemen in organisaties nodig zijn om te voorkomen dat werknemers opportunistisch handelen en vooral hun eigen belangen behartigen. Daarmee gaan veel organisaties, maar ook onderzoekers, te kort door de bocht, stelt Ivo De Loo in zijn oratie waarmee hij eind vorig jaar zijn ambt als hoogleraar aan Nyenrode Business Universiteit aanvaardde. V Met zijn leerstoel management accounting en control probeert De Loo een persoonlijker managementbenadering tot stand te brengen. De Loo vindt dat we zijn doorgeslagen in de gedachte dat ‘meten weten is’, en dat er daarom in organisaties maar zoveel mogelijk moet worden gekwantificeerd en gemonitord. ‘Organisaties willen uiteraard daar waar dat kan risico’s wegnemen, wat een extra reden is om het gedrag van werknemers in kaart te brengen. Dit kan echter op gespannen voet komen te staan met de zingeving die werknemers halen uit, en de betekenis die zij geven aan, hun werk. Als de hele organisatie ingericht is op het voorkomen van incidenten, wordt waarschijnlijk veel creativiteit en innovativiteit ondermijnd’, zo stelt De Loo. 30 De essentie van De Loo’s stelling is dat een negatief mensbeeld een negatief effect heeft op het gedrag van mensen, en daarmee op de ontwikkeling en het bereiken van gestelde doelen. En daar zijn ook lessen uit te trekken voor de in hoog tempo digitaliserende overheid. DIGIBEET Digitalisering is de nieuwe norm. Wie daar, wegens onkunde of onwil, niet aan meedoet is een ‘digibeet’. Een analfabeet dus, niet bepaald een positieve connotatie. Of een ‘digitale drop-out’, ook al niet DE ONGR een fijne term: iemand die zich onttrekt aan wat maatschappelijk gebruikelijk en gewenst is. In het taalgebruik is dus al een negatief mensbeeld aan het ontstaan ten opzichte van allen die zich niet voegen in de digitale wereld. Als je niet meedoet, ben je eigenlijk een beetje achterlijk. Volgens De Loo voelen mensen zich door te veel controle en te rigide systemen aangetast in hun autonomie. Vervolgens REGEN VAN BOETES In dit verband is de RDW-casus van een aantal maanden geleden een mooi voorbeeld. Met ingang van 2015 is de schriftelijke waarschuwing dat een apk-keuring moet plaatsvinden vervangen door een digitaal bericht in het digitale kluisje dat Nederlanders hebben bij MijnOverheid.nl. De RDW schakelde op dit digitale waarschuwen over zonder daarover zoeken en vinden ze een vorm om die autonomie bínnen het systeem te handhaven. Systemen bestaan dus niet op zichzelf, maar zijn een uitdrukkingsvorm van bepaalde waarden. Een organisatie die via een tijdschrijfsysteem haar medewerkers vraagt elk kwartier van de dag te verantwoorden geeft op het niveau van waarden een signaal af van diepgeworteld wantrouwen. Een overheid die burgers dwingt om ‘digitaal te gaan’, legt daarin ook een norm op die door een aantal burgers niet wordt gedeeld.

Een overheid die burgers dwingt om ‘digitaal te gaan’, legt daarin een norm op die door een aantal burgers niet wordt gedeeld. informatie te verstrekken. Veel Nederlanders maken helemaal geen gebruik van MijnOverheid.NL en hebben geen idee dat daar boodschappen voor hen zouden kunnen staan. Het gevolg was een regen van boetes wegens te late apk-keuringen van argeloze burgers die op een brief wachtten. Ander voorbeeld. De Belastingdienst schaft de blauwe enveloppe af. Dat is de tekst van de campagne tenminste. Feitelijk dwingt de dienst de burger digitaal te gaan. Voor het opgeven van de inkomstenbelasting moet de burger voortaan een DigiD hebben, een berichtenbox activeren én daar regelmatig in kijken. Makkelijker? De verantwoordelijkheid voor de communicatie wordt helemaal bij de gebruiker gelegd, die daar niet om heeft gevraagd. Bovendien is het achterliggende principe dat uw inkomsten in principe ongewijzigd blijven: de aanslag wordt gebaseerd op dezelfde gegevens als vorig jaar, tenzij u aangeeft dat die veranderd zijn. EXTRA HANDELINGEN Met de toename van het aantal variabele arbeidscontracten en steeds meer ‘dubbele’ en tijdelijke banen wordt dat nog een uitdaging. Bovendien, het gaat nu niet meer om het simpel opgeven van gegevens, maar ook nog eens om het vergelijken en controleren van de gegevens van de dienst zelf. Extra handelingen en tijd, alweer, waar de gebruiker niet om heeft gevraagd. Bij het doorvoeren van digitalisering zou de overheid zich dus veel meer de vraag naar het waarom moeten stellen. Want, toegegeven, het wordt er vaak toch niet echt makkelijker door. Een groot deel van de inspanningen wordt bij de gebruiker gelegd. Die moet volgens een bepaald format informatie invullen die al lang bij de overheid bekend is. Het voordeel voor de gebruiker wordt vaak helemaal niet uitdrukkelijk benoemd. We doen dit omdat het kan... en dus moet het ook. VERANDERINGSPROCES De digitalisering van de maatschappij is een ingewikkeld en grootschalig veranderingsproces. Maar in vergelijking tot eerdere veranderingsprocessen in het contact tussen overheid en burger is het tempo nu vele malen hoger. Gewoonten

en systemen waarmee we als burgers al vele decennia leven en die onderdeel zijn van onze interne programmatuur, worden in korte tijd en door externe factoren veranderd. Daardoor ontstaat weerstand. Uit onderzoek is al lang bekend dat effectieve verandering alleen ontstaat als mensen ervaren dat ze er zelf belang bij hebben én dat ze enige mate van autonomie ervaren. Veranderen omdat een ander je daartoe dwingt, is bewezen ineffectief. De erkenning van eigen regie en autonomie is een cruciale factor: als ik een eigen belang en eigen vrijheid herken, ben ik bereid mee te bewegen. De digitaliserende overheid zal zich dus bewust moeten zijn dat het belang van de burgers de leidraad moet zijn om een effectieve gedragsverandering te bereiken. Zo niet, dan zal de verandering als dwang worden ervaren en dus een negatieve reactie oproepen. TWEEDELING De digitale samenleving werkt een nieuwe tweedeling in de hand: die tussen systeem en individu; tussen de wereld van cijfers en informatie en de wereld zoals wij die als burgers dagelijks ervaren. Zo dreigt die digitale samenleving in een ongrijpbare werkelijkheid te ontaarden die weliswaar gegevens ordent en ons van informatie voorziet, maar tegelijk slechts een geringe invloed heeft op de intermenselijke relaties en onze dagelijkse werkelijkheid. ONZICHTB ONT Als we nu eens vanuit dat perspectief naar de digitale overheid kijken, dan is het voorspelbaar dat burgers die meer en meer beschouwen als iets dat niet over hen gaat. Het eigenaarschap ontbreekt. Op verschillende manieren zien we daar weerstand tegen komen. Expliciet als het gaat om bewegingen rond privacy en beveiliging van gegevens, maar ook in de vorm van protestgroepen als Occupy. De systemen worden gewantrouwd omdat 32 drop-out), maar van het bewust creëren van eigen autonomie. Ze doen slechts mee voor zover hun belang ermee is gediend. Ook dat is een vorm van individueel maatwerk, zij het niet de vorm die we er gebruikelijk onder verstaan. ZOVEELSTE STEEN Met zijn rede gooit De Loo de zoveelste steen in de vijver. Maar het is wel een belangrijke steen. Vanouds zijn Staatssecretaris Wiebes lanceert de campagne om de blauwe envelop af te schaffen. ze een eigen, kennelijk ongrijpbare en onbegrijpelijke logica en dynamiek hebben. Daar is als individu geen invloed meer op uit te oefenen. Impliciet, onzichtbaar en daardoor bedreigender is het ontstaan van een soort nieuwe ‘autonomen’. Ze doen niet verder mee met de digitale samenleving dan ze zelf nodig achten. Dat is lang niet altijd het gevolg van ‘niet kunnen’ (de digibeet) of bewuste afscheiding (de accounting en controlling immers de disciplines waar systemen en controle boven elke discussie zijn verheven. Voor de digitalisering van overheidsdiensten ontstaat nu de vraag hoe we wél om moeten gaan met de groepen die we nu vaak negatief duiden als niet-willers of de niet-kunners. Centraal lijkt te staan dat we autonomie, eigenaarschap en vrijheid als nieuwe waarden voor de digitale systemen moeten gebruiken. Dus voorkomen dat we, vanuit een negatief mensbeeld, iedereen die niet juichend meegaat met de digitale dienstverlening meteen als enigszins zielig beschouwen. Want dan lopen we het risico om systemen te ontwikkelen die steeds minder met de werkelijkheid van de burger te maken hebben. Denken vóór de klant, of de burger, is eeuwenlang de gewoonte geweest van overheden. Het algemeen belang kan immers het beste worden geformuleerd door een neutrale entiteit die het overzicht heeft. Samen mét de burger of de klant onderzoeken wat het beste is voor beiden is nog niet bepaald de norm. Dat vraagt om te beginnen om gelijkwaardigheid en acceptatie van het feit dat mensen geen rationele systemen zijn.

AR J AN E L FA SSE D METEEN OPEN, DAT HANDELSREGISTER Onlangs kondigde de Franse staatssecretaris voor de Digitale Economie Axelle Lemaire aan dat het Franse handelsregister voor 1 januari 2017 volledig opengaat. Nederland kan vandaag nog dit voorbeeld volgen. In het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Noorwegen en bij onze zuiderburen is het handelsregister niet alleen openbaar maar ook nog eens toegankelijk als open data. Een echt open handelsregister levert veel meer op dan een gesloten. Ervaringen in het buitenland laten namelijk zien dat het open en vrij toegankelijk maken van het handelsregister goed is voor de economie, handel en innovatie. OPE EC Handelsregisters die gegevens als open data ontsluiten kosten belastingbetalers, de overheid en ondernemers veel minder dan gesloten registers, zoals het handelsregister dat in Nederland wordt beheerd door de Kamer van Koophandel. Het gaat niet om de hoeveelheid geld die de Kamer van Koophandel verdient met het exploiteren van het handelsregister maar om de inkomstenderving van de BV Nederland. We betalen met z’n allen al een enorme bak publiek geld via de belasting en het Gemeentefonds voor de uitvoering van deze wettelijke taak. Toen het Britse Companies House haar data openstelde, zei directeur Tim Moss: ‘We geven dit bedrag [7,5 miljoen euro per jaar] met het openen van het register terug aan de maatschappij.’ Nog niet zo lang geleden stemde een ruime meerderheid van de Tweede Kamer, tegen de zin van minister Kamp van Economische Zaken, voor een motie die hem oproept onderzoek te doen naar het ontsluiten van de data uit het handelsregister. Dat onderzoek hoeft niet veel te kosten. De onderzoekers hoeven alleen maar even te kijken op de site van het Britse handelsregister. Daar kunnen ze zien wat er nu al mogelijk is. Wat dacht je van bulk downloads in csv of XBRL? Toegang tot een API? Gewoon realtime toegang tot betrouwbare overheidsdata, via een gestandaardiseerde interface. Dat is waar registers voor zijn bedoeld. En stakeholders? Eerder al was de Algemene Rekenkamer van mening dat er geen helder inzicht is in de kosten en baten van deze basisregistratie, dat de kosten en baten niet evenwichtig over verschillende stakeholders is verdeeld en dat het hanteren van tarieven voor het afnemen van gegevens uit de basisregistraties onnodig drempels opwerpt voor het (her)gebruik van deze gegevens. Ook Bas Eenhoorn, die als Digicommissaris de digitale vernieuwingen binnen de centrale en decentrale overheid aanjaagt, zei onlangs in een interview dat het handelsregister open moet gaan. En ondernemers? Onlangs deed POOQ, een matchsite voor zzp’ers en opdrachtgevers, onder zijn 16.000 leden onderzoek naar de Kamer van Koophandel. Dat 81 procent van de ondervraagden vóór openstelling van het handelsregister is, was geen grote verrassing. Het monopoliseren van publieke data door de Kamer van Koophandel, zoals met de Handelsregister App, is al een verstoring van de vrije markt en volgens de Reclame Code Commissie zelfs een vorm van misleiding van ondernemers en consumenten. Omdat de vraag niet is of het handelsregister opengaat maar hoe, ligt het voor de hand dat de regering de wetsvoorstellen die noodzakelijke innovatie remmen en zelfs tegenwerken nadrukkelijk verwerpt. Arjan El Fassed is directeur van Open State Foundation

OPEN DATA SLIMME DATA CREËERT GEMEENTE UTRECHT ZET DATASETS VOOR BURGERS OPEN Utrecht is een van de gemeentelijke koplopers in het gebruik en beschikbaar stellen van open data. Open data-coördinator Donovan Karamat Ali legt uit hoe zijn stad daarbij tewerk gaat. Van stadsbijeenkomsten tot ‘data trip’ werkateliers. S inds maart 2015 is de gemeente Utrecht actief bezig met open data. ‘We vinden het belangrijk om onze grondstoffen openbaar beschikbaar te stellen voor hergebruikers. Die hebben zo de mogelijkheid om publieke meerwaarde te creëren, bijvoorbeeld door het bouwen van toepassingen als apps’, zegt Donovan Karamat Ali. Als open data-coördinator is hij sinds begin vorig jaar de gemeentebrede aanjager op dit vlak. In zijn takenpakket zit onder meer het losmaken, ontsluiten en actualiseren van open data in de organisatie en het genereren van aandacht voor open data in en samen met de stad. CRITERIA Binnen de gemeente Utrecht geldt een aantal criteria voor open data. De data moet zonder restricties openbaar toegankelijk zijn, machine–leesbaar (voornamelijk xls, csv en xml als bestandsformaten, geen pdf) en getoetst zijn op kwaliteit, zodat een hergebruiker er ook echt iets mee kan. Dit wordt in samenspraak tussen de open data coördinator en de organisatieonderdelen beoordeeld. Het laatste criterium is privacy, van groot belang. Er mogen immers geen persoonsof adresgegevens zichtbaar zijn die kunnen worden gerelateerd aan een individu. Binnen de gemeente Utrecht is een gemeentebrede privacyfunctionaris actief die organisatieonderdelen adviseert over het publiceren van open data, al blijven de organisatieonderdelen zelf eindverantwoordelijk. BEWUSTZIJN VERGROOT In een jaar tijd is het databewustzijn van Utrechtse medewerkers sterk vergroot. Ze hebben steeds meer inzicht in de manier waarop data meerwaarde kunnen hebben voor hun eigen werk en voor de stad. Om dit te bereiken zijn veel informatiebijeenkomsten met medewerkers, burgers en bedrijven over (open) data georganiseerd in het Utrechtse Stadskantoor. ‘Tijdens deze bijeenkomsten krijgen deelnemers inzicht in de manier waarop slim gebruik van open data leidt tot slimme oplossingen voor de stad’, vertelt Karamat Ali. Hij haalt voorbeelden aan van Utrechtse pilots datagedreven sturing, zoals het voorspellen van woninginbraken en het in kaart brengen van de zorg34

SLIMME OPLOSSINGEN De gemeente Utrecht is een van de eerste vijf gemeenten met open raadsdata. behoefte in Utrechtse buurten om effectief zorgaanbod in te zeten. ‘Open en gesloten data zijn de grondstoffen binnen deze pilots. Het resultaat is dat mensen inzicht krijgen in goede voorbeelden en enthousiast zijn om zelf slim gebruik te maken van data’, zegt hij. Daarnaast zijn er verschillende opleidingen verzorgd op het gebied van (open) data voor interne medewerkers, van een post-graduate master data scientist tot een laagdrempelig ‘data trip’ werkatelier. OPEN RAADSDATA De gemeente Utrecht is een van de eerste vijf gemeenten in Nederland met open raadsdata. Dat wil zeggen dat de besluitvormingsinformatie van de Utrechtse gemeenteraad beschikbaar is als open data (openbaar toegankelijk en machine leesbaar). Hiervoor heeft gemeente Utrecht deelgenomen aan een pilot waarbij het ministerie van Binnenlandse Zaken opdrachtgever was. De Open State Foundation voerde de pilot uit. De gemeente Utrecht onderzoekt momenteel of er meer besluitvormingsinformatie als open data kan worden vrijgegeven. Daarbij wordt gedacht aan presentielijsten en stemuitslagen (per partij en raadslid) en het toevoegen van I U metadata (beschrijvende data over de dataset, bijvoorbeeld unieke ID-code, titel, onderwerp). Open raadsdata draagt volgens Karamat Ali actief bij aan een open en transparante overheid. ‘Het zorgt voor een gelijke informatiepositie van burgers en is zo ook van belang voor de lokale democratie.’ SAMEN MET STAD De gemeente Utrecht vindt het belangrijk dat open data samen met de stad op de kaart wordt gezet. In het al aanwezige Utrechtse open data-netwerk is de gemeente een van de deelnemers, naast een aantal innovatieclubs uit de stad. ‘Als LANDELIJK NIVEAU De gemeente Utrecht werkt samen met het ministerie Binnenlandse Zaken, VNG/KING en diverse (grote) gemeenten om toe te werken naar een landelijke databank met gestandaardiseerde datasets. ‘Deze samenwerking is de enige manier om open data naar een hoger en landelijk niveau te krijgen en zo bij te dragen aan het creëren van business voor bedrijven.’ Meer weten? De Utrechtse openraadsdata zijn doorzoekbaar op http://zoek.openraadsinformatie.nl. Of stuur een mail naar opendata@utrecht.nl gemeente willen we voorkomen dat wij gaan bepalen wat er met open data in de stad gebeurt. Dat gebeurt samen met de stad en daarbij is de gemeente een van de spelers in het krachtenveld.’ Het doel van alle partijen is om publieke meerwaarde voor de stad te creëren. Momenteel vindt hergebruik van Utrechtse open data-sets wel plaats, maar nog niet op grote schaal. Volgens Karamat Ali zijn daar twee duidelijke oorzaken voor. ‘We krijgen de feedback van hergebruikers dat we kwalitatief goede open data publiceren maar dat het volume nog moet toenemen. Daarnaast willen bedrijven gestandaardiseerde datasets met een landelijk bereik voor een interessante business case. Bijvoorbeeld lantaarnpalen van alle 393 gemeenten in Nederland in hetzelfde bestandsformaat, waarbij de dataset op dezelfde wijze is gestructureerd. Nu hebben de grote gemeenten allemaal hun eigen open data-portal, met hun eigen datasets in diverse bestandsformaten.’ OPEN DATA

OPEN DATA VAN OPEN DATA NAAR BRUIKBARE INFORMATIE KADASTER ANTICIPEERT OP ONTWIKKELING DATAGEBRUIK Veel van de openbare gegevens van het Kadaster zijn inmiddels open data. Maar dan zijn we er nog niet. De volgende uitdaging: hoe maken we data zodanig bruikbaar dat de maatschappij er ook baat bij heeft? Tekst: Dick Eertink, senior adviseur strategie en beleid, en Jan Stufken, alliantiemanager, Kadaster D e informatie uit de basisregistraties Topografie en Kadaster is openbaar: iedereen kan deze informatie inzien en gebruiken. Dat is wat anders dan ‘open data’. ‘Open’ betekent dat gegevens zonder beperkende voorwaarden kunnen worden gebruikt en dat afnemers zich niet bekend hoeven te maken. De afnemers hoeven er ook niet voor te betalen of ten hoogste de marginale kosten. Het overheidsbeleid stelt dat openbare overheidsgegevens als open data beschikbaar moeten worden gesteld, tenzij er gegronde redenen zijn om dit niet te doen. UITDAGINGEN Voor het Kadaster bracht het open databeleid de nodige uitdagingen met zich mee. Moeten al die data, ook de persoonsgegevens, onbeperkt beschikbaar zijn? En zo nee, waar ligt dan de grens tussen wat open kan en wat niet? Wat betekent het voor de rechtszekerheid als de data overal beschikbaar is maar de actualiteit, herkomst en betekenis niet duidelijk is? Hoe houden we de kwaliteit op orde als we de gebruikers niet kennen en als informatieverstrekking niets meer mag kosten ? 36 Deze aandachtspunten hebben het Kadaster er niet van weerhouden om actief met open data aan de slag te gaan. Er is inmiddels een aantal jaren ervaring opgedaan met het verstrekken van open data. Sinds 2012 is de Basisregistratie Topografie als open data beschikbaar. Het gebruik van de gegevens is sindsdien flink toegenomen, vooral bij het Sinds de Basisregistratie Topografie als open data beschikbaar is, is het gebruik door het bedrijfsleven sterk toegenomen. Bron: De effecten van open data BRT na 3 jaar, Wageningen University/Kadaster bedrijfsleven (zie grafiek). De data wordt bijvoorbeeld gebruikt in de meldkamers van politie en brandweer, in navigatiesystemen op land en water, en bij gemeenten bij het maken van beleid voor ruimtelijke ordening. Sinds 1 januari 2016 is ook de Kadastrale Kaart beschikbaar als open data. De kaart wordt door projectontwikkelaars gehanteerd, door taxateurs en verzekeraars, en door overheden voor milieueffectenonderzoek. Het Kadaster blijft betrokken bij ontwikkelingen rond het gebruik van data, via samenwerking met het bedrijfsleven en via crowdsourcing. De interactieve kaartapplicatie, waarmee gebruikers zelf mutaties in de basisregistratie Topografie kunnen melden, is hier een voorbeeld van. Ook de de doorontwikkeling van de 3D Topografische kaart en de ‘ID in a day’-innovatiesessies met kennispartners en studenten vallen hieronder. TOENAME DATA De hoeveelheid data zal in de toekomst alleen maar verder toenemen. Het gaat niet meer alleen om data van officiële

E instanties. Ook als burgers verzamelen we met zijn allen data via sociale media, camera’s, satellieten en sensoren, bijvoorbeeld voor het meten van luchtkwaliteit. Verder verandert de behoefte van de datagebruiker. Een raadpleger van Kadaster-online zoekt niet zozeer een bericht met actuele informatie; hij zoekt zekerheid en vertrouwen. Daar komt bij dat de nieuwe generatie gebruikers geen passieve raadpleger meer is, maar een actieve participant die zelf bijdraagt aan de inhoud en kwaliteit van de data. Voor de overheid bieden al die data nieuwe mogelijkheden om nuttig in te zetten bij maatschappelijke processen en thema’s. Bijvoorbeeld in de ruimtelijke planning, waar de Omgevingswet de komende periode een belangrijke rol zal spelen. Op het gebied van openbare orde en veiligheid zal steeds meer met sensoren en beeldmateriaal worden gewerkt. De ontwikkeling van zelfrijdende auto’s vraagt om zeer nauwkeurig positioneren en kaartmateriaal. ZO BRUIKBAAR MOGELIJK Om zo goed mogelijk in te spelen op deze ontwikkelingen moet de discussie verschuiven van ‘meer open data’ naar: ‘hoe krijgen we de data zo bruikbaar DE VR E mogelijk voor de maatschappij?’ Daarbij is duidelijkheid over de kwaliteit en betrouwbaarheid van data van cruciaal belang. Met de toename van de hoeveelheid data wordt het immers steeds Ook de bruikbaarheid van data verdient meer aandacht. Een ‘platte download’ is nu de standaard voor open data, maar dat is niet voor alle data de beste weg. De waarde zit vaak in koppeling met andere WAT DOET HET KADASTER? Het Kadaster houdt de openbare registers van vastgoed, schepen en luchtvaartuigen en is bronhouder voor de basisregistraties Kadaster en Topografi e. Het Kadaster beheert de landelij ke voorzieningen voor de basisregistraties Adressen en Gebouwen, Grootschalige topografi e en WOZ. Daarnaast verzorgt het Kadaster de informatieverstrekking over de ligging van kabels en leidingen, publiekrechtelij ke beperkingen en voor geo-informatie in algemene zin. Bij gebiedsinrichting heeft het een adviserende taak. In 2015 werden circa 22,5 miljoen betaalde informatieproducten via Kadaster online verstrekt. De dataservices in het open data-kanaal Publieke Dienstverlening Op de Kaart werden 1,7 miljard keer gebruikt. lastiger om de beschikbare gegevens op waarde te schatten. Het belang daarvan neemt vanzelfsprekend toe als het gaat om grote beslissingen, zoals over de aanof verkoop van vastgoed. data. Voor een aantal datasets, zoals de basisregistraties, moeten we misschien naar een ‘linked data’-aanpak. Daarmee leggen we de koppeling tussen datasets. Als gevolg daarvan nemen de gebruiksmogelijkheden toe en zijn de betekenis, actualiteit en authenticiteit beter gewaarborgd. MEER MOGELIJKHEDEN Tot slot moeten er meer mogelijkheden komen voor gebruikers om vragen en ervaringen met het datagebruik terug te koppelen. Net zoals aanbieders beter zicht dienen te krijgen op de kwaliteit van hun data in de praktijk. Denk aan een beoordelingssysteem voor datasets, een forum waarin gebruikers elkaar kunnen ondersteunen en een mogelijkheid om gespecialiseerde hulp in te roepen. Of aan het beschikbaar stellen van tools die het gebruik van data makkelijker maken. Open data verstrekken kan simpel zijn. Maar bruikbare informatie verstrekken is een vak. Meer weten? www.kadaster.nl OPEN DATA

24/7 OVERHEIDSNIEUWS! Download nu de compleet vernieuwde app Nieuws Vacatures Partners THUIS IN HET SOCIAAL DOMEIN “DE SOCIALE WIJKTEAMS ZIJN BIJ VEEL ZORGVRAGERS NOG NIET BEKEND; BIJ HET KEUKENTAFELGESPREK MOET ER BETER GELUISTERD WORDEN” Bel of mail me voor een vrijblijvend advies. Rachel Beerepoot, accountmanager Zorg, Welzijn & Jeugd I&O Research is een maatschappelijk betrokken onderzoeksbureau. Wij kennen de uitdagingen waar de overheid voor staat. Het is missie u te helpen goed onderbouwde keuzes te maken. reau. Onze expertisegebieden: Burger & Bestuur, Verkeer & Vervoer, Economie & Ruimte, Kennis & Wetenschap, Zorg, Welzijn & Jeugd. Enschede • Amsterdam www.ioresearch.nl GRATIS!

B O EK EN MAESSEN LEEST Jos Maessen, Directeur dienstverlening Gemeente Amsterdam Jaren geleden heb ik Punished by rewards van Alfi e Kohn gelezen. Daarin wordt, zeer uitputtend geïllustreerd met onderzoeken, beschreven dat straffen en belonen, targetsturing en resultaatafspraken weliswaar op korte termijn werken, maar op lange termijn contraproductief zijn en de gezondheid van werknemer en bedrijf bedreigen. Susan Fowler borduurt in haar boek Why motivating of people doesn’t work… and what does verder op dit thema. Zij geeft leiders en managers een handvat, een model om wat te doen met de eerdere inzichten. Zij stelt dat er de laatste twintig jaar heel veel nieuwe kennis is ontstaan over de motivaties van mensen. Allereerst haar kern: mensen zijn niet te motiveren door managers. Mensen zijn altijd gemotiveerd. Maar hoe zijn ze gemotiveerd? Zitten daar verschillende vormen in? Kun je medewerkers naar een andere vorm van motivatie bewegen? Dat zijn de vragen in dit boek. Er worden zes verschillende motivatievormen onderscheiden: drie suboptimaal en drie optimaal. De suboptimale zijn waar Kohn al over schrijft. Junkfood. Je wordt er door gevoed, je krijgt er energie van, maar daarna loop je leeg, ben je futloos. Je ontwikkelt je er niet door. De andere drie zijn gezonde vormen die een mens steeds weer energie geven, hem laten groeien en bloeien. Wat bepaalt de motivatie van de medewerker in de context van de situatie? Susan Fowler stelt dat er drie psychologische basisbehoeften zijn: autonomie, verwantschap en competentieontwikkeling. Die drie – in samenhang – zorgen ervoor dat een vorm van optimale motivatie ontstaat. Die samenhang is belangrijk, als een ervan ontbreekt verminderen uiteindelijk alle drie en wordt de totale motivatie een suboptimale vorm. Hoe kom je aan voldoende voldoening in de psychologische basisbehoeften? Door zelfregulering. En dat wordt weer bepaald door drie elementen: mindfulness, persoonlijke waarden die geïntegreerd zijn met de werkomgeving, en het hebben van een hoger doel waarvoor je werkt. Dit model is als volgt heel kort samen te vatten. De leider moet zijn mensen niet motiveren. De leider moet randvoorwaarden creëren waardoor een medewerker met behulp van zelfregulering aan zijn psychologische basisbehoeften kan voldoen. De leider moet wel iets anders gaan doen, namelijk zichzelf leren motiveren. Want dan kan hij ook begrijpen hoe hij zijn medewerkers kan faciliteren. ME DO Alhoewel het model van de auteur nieuw is, is het achterliggende idee dat resultaatbeloningen op langere termijn contraproductief zijn dat niet. Wat houdt managers dan tegen om deze kennis toe te passen? De auteur stelt dat er in de wereld van de managers een aantal overtuigingen en mythes leven. Ze kloppen niet, maar zijn zeer hardnekkig. Er worden er vijf beschreven plus een invalshoek om er anders naar te kijken. Dit boek is populair-wetenschappelijk geschreven. Maar tegelijkertijd voel je de diepgang die erachter zit. Het is ook ongemakkelijk omdat het dingen raakt die over jezelf als leider gaan. Maar het is ook een boek met een belofte. Er zijn dingen die je een betere leider kunnen maken en, sterker nog, die je het verschil kunnen laten maken voor je medewerkers. Lezen, dit boek! Susan Fowler, Why motivating of people doesn’t work… and what does (2014). Berrett-Koehler Publishers.

SPECIAL Een fundament voor elke smart city Hoe je als overheidsorganisatie regie houdt op smart city-initiatieven Het oplossen van sociale, economische en duurzaamheidsvraagstukken vraagt om betrokkenheid van burgers en bedrijven en de slimme inzet van ICT. Nu het aantal smart city-toepassingen in volume begint toe te nemen, neemt de beheersbaarheid ervan af. Hoe houdt je als overheidsorganisatie de regie? Tekst: Daniel de Klerk, innovatiemanager Vicrea Vicrea Smart Solutions Platform Het Vicrea Smart Solutions Platform omvat alle componenten die nodig zijn om smart city- toepassingen te ontwikkelen. Het platform bestaat biedt de mogelijkheid om data uit de verschillende bronnen te ontsluiten zoals Internet of things, open data, big data en sensoren in realtime te verwerken, analyseren en visualiseren. Het platform is open, wat betekent dat andere toepassingen gebruik kunnen maken van de functionaliteit van het platform via bijvoorbeeld API’s (application programming interface). Zo hoeven 40 de diverse databronnen eenmalig te worden ontsloten om vervolgens in meerdere toepassingen te worden gebruikt. Bovendien kunnen functionaliteiten van andere leveranciers in het platform worden geïntegreerd. Dankzij het Smart Solutions Platform kunnen overheden dus daadwerkelijk aan de slag met rapid-prototyping. Het Smart Solutions Platform biedt hiervoor de noodzakelijke randvoorwaarden, bevordert hergebruik en voorkomt verspilling.

D Data Het eerste wat opvalt is het type data waarmee bij smart citytoepassingen gewerkt wordt. In (overheid)processen gebruikt men over het algemeen data die in hoge mate gestructureerd is en waarvan de inhoud redelijk goed is te voorspellen. De data waar smart cities mee werken is vaak ongestructureerd, de inhoud is onvoorspelbaar, maar het volume van de data en de frequentie zijn hoog. Deze data is afkomstig uit koelkasten, smartphones, auto’s en infrastructuur (internet of things); uit sensoren (lucht-, waterkwaliteit, etc.), social media en open-databestanden. Dat betekent dat de hele keten die nodig is om tot een toepassing zoals een app te komen er totaal anders uitziet dan bij een standaard overheidsproces. Vaak wordt er binnen smart city-toepassingen gewerkt met niet relationele databases zoals No(t)SQL(only) in tegenstelling tot de relationele SQL databases. Verder wordt er gebruikgemaakt van (semi) geautomatiseerde data-analyse technologieën zoals Machine Learning en Deep Learning om verbanden en relaties te herkennen. In het geval van big data-bestanden is meestal op voorhand al niet eens duidelijk welke type vragen door de data beantwoord zouden kunnen worden. Terwijl overheden nu vaak eenvoudigweg query’s draaien (vragen stellen) op de gestructureerde data die ze door en door kennen. Verder wordt in smart citytoepassingen veel meer aandacht besteed aan de wijze waarop informatie onderling wordt uitgewisseld (protocollen) dan aan het standaardiseren van de berichtinhoud. Schaalbaarheidsproblemen De verschillende smart city-toepassingen worden vaak op een beperkte (geo)grafi sche schaal toegepast. In de praktijk draaien veel dan ook op geïmproviseerde servers en is de technische keten gebaseerd op het happy-day-scenario. Concreet houdt dit in dat de applicatie niet kan omgaan met uitzonderingen. Zodra er wordt opgeschaald, worden organisaties echter vaak geconfronteerd met afwijkingen in de omgevingsfactoren ten opzichte van de initiële context waarin de applicatie werd ontwikkeld. Omdat veel prototypes gebaseerd zijn op het happy-day-scenario komt het voor dat de applicaties vanuit de basis opnieuw e pioniers op het gebied van smart city-toepassingen stonden voor de uitdaging dat er geen voorbeeld was om van af te kijken. De prototypes uit deze tijd zijn dan ook precies dat: een proof-of-concept dat bewijst dat het mogelijk is om met behulp van ICT oplossingen te realiseren voor stedelijke problematiek. Juist omdat er nog geen voorbeelden waren, was de barrière om zelf een smart city-app op de markt te brengen laag. De talloze voorbeelden uit de eerste jaren van smart cities in Nederland hebben ons twee belangrijke dingen geleerd. Enerzijds welke componenten je in iedere smart city toepassing ziet terugkomen en anderzijds de schaalbaarheidsproblemen die door de gesegregeerde aanpak ontstaan. moeten worden gebouwd om met deze uitzonderingen te kunnen omgaan. Daarnaast ontstaan soortgelijke problemen wanneer twee aparte smart city-toepassingen moeten worden gecombineerd. Omdat beide toepassingen niet gewend zijn aan wederzijdse afhankelijkheden leiden deze initiatieven in de praktijk tot een derde, nieuwe, toepassing die de twee separate applicaties combineert. Deze manier van werken leidt tot veel verspilling. Bovendien zijn de problemen en kosten waar tegenaan wordt gelopen bij het opschalen van de initiatieven erg schadelijk voor het politieke commitment om met de smart city-initiatieven door te gaan. Regie Overheden die aan de slag gaan met smart city-toepassingen zijn bereid om te investeren in innovatie. Maar ze zijn uiteindelijk wel gebonden aan het bieden van continuïteit op de oplossingen die zij aanbieden. De bedrijven die deze toepassingen ontwerpen zijn bovendien gebaat bij een set van standaardcomponenten (lees: werkafspraken), zodat zij de onderIEDERE OVERHEIDSORGANISATIE ZOU EEN SMART CITY-PLATFORM MOETEN AANBIEDEN linge compatibiliteit met andere leveranciers van smart citytoepassingen kunnen borgen. Een soortgelijke ontwikkeling die heeft plaatsgevonden om grip te krijgen op allerlei losse IT-initiatieven is het tot stand komen van de referentiearchitecturen binnen de overheden. Een van de voornaamste daarvan is GEMMA (Gemeentelijke Model Architectuur), die de mogelijkheid heeft geboden om te identifi ceren welke onderdelen in het applicatielandschap welke functies moeten vervullen. Het gebruik van GEMMA is voor smart city-toepassingen helaas niet mogelijk. Zoals hierboven beschreven, verschilt de gewenste functionaliteit daarvoor te veel door het type data waarmee gewerkt wordt. Zo worden er in heel Nederland op één dag in totaal ongeveer 465 geboortes aangemeld bij de landelijke voorziening terwijl één sensor op één dag 86.400 berichtjes verstuurd. Wat GEMMA wel biedt, is een slim perspectief hoe met de individuele smart city-toepassingen moet worden omgegaan en welke rol ze spelen. In de basis zou iedere overheidsorganisatie een smart city-platform moeten bieden waarop alle toepassingen kunnen aanhaken. Zo wordt niet alleen hergebruik bevorderd maar wordt bovendien rapid-prototyping mogelijk. Meer weten? www.vicrea.nl

S MART CITI ES INTERNET OF THINGS IN STROOMVERSNELLING NIEUW LANDELIJK NETWERK LORA MAAKT STEDEN SLIMMER Vuilnisophalers die hun route afstemmen op het aanbod en verkeer dat door de stad wordt geleid om drukte op parkeerplekken te spreiden. De mogelijkheden in de verbonden wereld van smart cities zijn oneindig. De basis is communicatie tussen objecten. Het nieuwe LoRa­netwerk kan voor gemeenten als vliegwiel dienen voor dit Internet of things. Tekst: Jasper Snijder, Executive Vice President New Business bij KPN I n de toekomst kunnen objecten als lantaarnpalen en vuilnisbakken door sensortechnologie bepaalde zaken meten en realtime met elkaar communiceren. Hierdoor ontstaan bruikbare data, die na analyse een beter inzicht geven in processen. Voor gemeenten is dit Internet of things zeer interessant, omdat inzichtelijk wordt hoe gemeentelijke gelden beter kunnen worden geïnvesteerd. Bovendien kan de kwaliteit van leven van de stadsbewoners ermee worden verhoogd. NIEUWE VERBINDINGEN M2M-connectiviteit, zoals 2,3,4G, maakt verbindingen mogelijk om de stad slimmer te kunnen maken. M2M-connectiviteit is onder andere interessant voor partijen met een gemiddeld tot hoog dataverbruik. Om het volledige Internet of things (IoT) te realiseren, is naast de reeds beschikbare M2M-connectiviteit ook behoefte aan typische IoT-netwerken die weinig stroom gebruiken en uitsluitend geschikt zijn voor het versturen van kleine hoeveelheden data. Bijvoorbeeld voor het verzenden en ontvangen van sensordata. Dat gat wordt nu opgevuld door de introductie van het landelijk dekkend LoRanetwerk in 2016. Nu komt het Internet of things voor het eerst overal beschikbaar. 42 Deze innovatie op het gebied van connectiviteit staat voor ‘long range, low power’. Via LoRa kunnen sensoren hun data eenvoudig over lange afstand naar het internet verzenden en ontvangen. Ook kunnen apparaten vanaf het internet eenvoudige opdrachten krijgen (bijvoorbeeld aan/uit of open/dicht). Waar er bij M2M-connectiviteit een constante verbinding is, is die er bij LoRa alleen wanneer dat nodig is. Hierdoor zijn kabels verleden tijd en kunnen verbonden apparaten op twee penlitebatterijen tot wel vijftien jaar mee. Met LoRa wordt het rendabel om elk object dat weinig data verbruikt in de stad aan te sluiten op het internet. Het gaat dan om vuilcontainers, verkeerslichten en parkeerplekken, maar ook om putdeksels om waterstanden te meten of verkeersborden die hun status kunnen doorgeven. SLIMMER BELEID Het resultaat is dat de stad digitaal inzichtelijk wordt, waardoor slimmer beleid mogelijk is. Je kunt zo sneller

G Het grootste voordeel is voor gemeenten te halen wanneer data met elkaar worden gecombineerd. meten waar onderhoud noodzakelijk is, zonder dat je dat periodiek hoeft te laten controleren door werknemers. Ook kun je de straatverlichting aanpassen op aanwezigheid van verkeersdeelnemers, waardoor de efficiëntie stijgt en je tegelijk op kosten bespaart. Zo ver is het nu allemaal nog niet. Eerst moeten de objecten in de stad worden voorzien van connectiviteitsmodules op de printplaat. Dat betekent niet dat alles meteen moet worden vervangen, want vaak zijn onderhoud en vervanging van DE W apparatuur voor langere periodes vastgelegd tussen marktpartijen en lokale overheden. Maar het kan wel meegenomen worden in het vervangingstraject als de afschrijvingsperiode is verlopen. Elke stad innoveert dus in haar eigen tempo. EERSTE STAPPEN Maar nu steeds meer leveranciers in deze ontwikkeling stappen, lijkt de tijd rijp om het Internet of things en LoRa te betrekbineren van die data met andere datastromen van het Internet of things juist interessante inzichten kunnen ontstaan voor andere partijen, zoals gemeenten. Het Internet of things wordt door lokale overheden nu vooral voor deeloplossingen ingezet, zonder dat naar het grote geheel wordt gekeken. Anders gezegd: gemeenten bouwen nog te vaak straat voor straat, zonder in wijken te denken. Een echt slimme stad zorgt ervoor een ken bij het vervangingsbeleid bij gemeenten. Diverse gemeenten zijn al hard op weg om de eerste stappen te nemen. Dat blijkt uit pilots in Den Haag, Amsterdam, Groningen en Eindhoven. Vaak betreft dit echter een deeloplossing binnen het grote IoT-ecosysteem, waardoor nog verbeterstappen zijn te maken. Zo zijn er steden waar de verwerking van afval wordt geoptimaliseerd, maar zijn die data alleen beschikbaar voor de software van de afvalverwerker. Terwijl door het comdata-hub te hebben, waarin alle datastromen samenkomen. Zo kunnen ook andere vraagstukken worden opgelost of kan tot nieuwe inzichten worden gekomen, bijvoorbeeld ten aanzien van verkeer, parkeren, misdaad of het aantal aangiftes. Ook de zelfredzaamheid van een wijk kan door het Internet of things aanzienlijk worden vergroot. GROOTSTE VOORDEEL Het grootste voordeel is dus te behalen wanneer de data met elkaar worden gecombineerd. Dat kan onmogelijk zonder centrale regie en daar ligt een schone taak voor gemeenten. Net als in de fysieke stad moet de gemeente ook de regie gaan voeren in de digitale stad. Dat betekent data structureren, zodat die toepasbaar wordt. Gemeenten moeten visie en een planning hebben om de werkelijke vruchten te plukken. Een slimme stad stelt die data beschikbaar aan externe partijen die daar weer innovatieve diensten mee kunnen ontwikkelen. Dit heeft vervolgens weer directe invloed op de leefomgeving en kan de stad daadwerkelijk beter maken. Het Internet of things draagt zo ook bij aan een participerende samenleving. Dankzij LoRa komt die ontwikkeling voor elke gemeente binnen handbereik.

INN OVAT IE IK VERBIND JOU, JIJ VERBINDT MIJ WORDT BLOCKCHAIN NET ZO’N REVOLUTIE ALS HET INTERNET? Bij blockchain-technologie stellen de gezamenlijke deelnemers aan een communicatieketen zelf de normen over veiligheid op. Wie verdacht is, wordt meteen geweerd. Welke mogelijkheden biedt blockchain aan overheden om veilig met de diverse doelgroepen te kunnen communiceren? F raude is alom. Denk aan fraude met uitkeringen, de woekerpolissen van verzekeraars, faillissementsfraude in het bedrijfsleven of fraude in de zorg met persoonsgebonden budgetten. Als burger is het maar al te makkelijk om regering en overheid verantwoordelijk te stellen voor de oplossing. En wat doet de overheid? Die reageert uit gewoonte met (nog) meer regels, meer toezicht en meer ambtenaren. Met als gevolg dat kosten en bureaucratie toenemen en de daadkracht van politie, Fiod en Openbaar Ministerie wordt bedreigd. Is er een alternatief? De Engelse ‘government chief scientist’ Mark Walport ziet blockchain-technologie als het nieuwe overheidsinstrument om effectief fraude te bestrijden. ONTWRICHTEND EFFECT Volgens Bloomberg Markets kan blockchain als technologie een vergelijkbaar ontwrichtend effect hebben als het internet in de jaren ’90. Zoals het internet onze manier van communiceren en informatie delen heeft veranderd, zo zal blockchain onze ideeën veranderen over wat we in de digitale wereld kunnen vertrouwen. Blockchain is een soort decentraal grootboek. Alle deelnemers aan het systeem kunnen het gezamenlijk bijhouden en coördineren. Er is geen centrale locatie voor het verifiëren van gebruikers, het opslaan van bestanden of het openen van SYRISCHE VLUCHTELINGEN BitNation, een op blockchain gebaseerd Governance 2.0 initiatief, gebruikt de blockchain-technologie om vluchtelingen in Europa te helpen. Met het project Bitnation Refugee Emergency Response kunnen vluchtelingen een digitale identiteit creëren waardoor zij hun bestaan en die van hun gezin cryptografisch kunnen bewijzen. Daarnaast bieden zij de mogelijkheid om een Bitcoin Visa betaalkaart te gebruiken die opgeladen kan worden met behulp van een smartphone en zonder bankrekening. Gezien het feit dat de meeste vluchtelingen niet bij een bank zijn aangesloten, is het een waardevol instrument. Tevens brengt het project voor de vluchtelingen in kaart wat veilige dan wel gevaarlijke zones zijn, waar slaapplaatsen zijn en verschaft het hun informatie over de gezondheidszorg en ondersteunende diensten. 44 bronnen. Een overheid die gewend is aan centrale sturing heeft aan Blockchain echt een breinkraker. De eerste concrete toepassing van blockchain is het betaalsysteem via bitcoins, maar ook andere betaalsystemen en smart contracts maken er al gebruik van. Om aan de blockchain te kunnen deelnemen, heb je alleen wat software nodig. Denk aan BitTorrent; een systeem dat gebruik maakt van een centrale locatie die downloads coördineert maar zelf geen bestanden levert. Het downloaden gebeurt decentraal en bestaat uit het uitwisselen van delen van bestanden tussen alle gebruikers die op dat moment meedoen aan het up- en downloaden. Blockchain werkt op dezelfde manier, maar dan legaal. Ook hier heb je een programma nodig dat jou verbindt met andere mensen in de blockchain. Zodra dat programma wordt gedraaid, zal het gegevens uitwisselen met andere partijen. Iedereen die de software gebruikt is medeverantwoordelijk voor het uitwisselen en opslaan van gegevens en voor het updaten of doorvoeren van wijzigingen. VOLSTREKT VEILIG Blockchain-technologie is volstrekt veilig. In de blockchain staan alle transacties vermeld, met bijbehorende data, tijden en

de afzenders. Iedere deelnemer aan het netwerk bezit een volledige kopie van de blockchain. Iedere transactie is dus openbaar. De blockchain kan worden gevormd door honderden gebruikers, verspreid over de wereld. Wordt een server gehackt, dan herkennen de andere deelnemers meteen de afwijking en blokkeren de transactie. Hoe kunnen overheden op blockchain anticiperen? Gemeenten kunnen er nu al een eigen identiteit op aanmaken. HierE H door weten andere gebruikers van de blockchain dat de informatie die door de gemeente is geplaatst ook daadwerkelijk van de gemeente afkomstig is. Zodra de gegevens op de blockchain worden gezet, zijn die voor alle deelnemers toegankelijk. Vooralsnog lijkt blockchain daarom vooral geschikt voor massacommunicatie met een brede doelgroep. Daarin ligt dan natuurlijk ook de aantrekkingskracht voor de uitvoeringsorganisaties van rijk en gemeenten. Als massacommunicatie ook betrouwbaar moet zijn, dan is blockchain de logische weg. eens zijn dat onroerend goed het eigendom van een bepaald persoon is, is het veel veiliger.” Via een blockchain wordt het eigendomsrecht nu veilig, transparant en goedkoop vastgelegd. Hierdoor kan er minder fraude worden gepleegd en krijgen mensen in Honduras de mogelijkheid om een hypotheek af te sluiten. Een ander voorbeeld is het eerste blockchain-huwelijk. In de Verenigde Staten is een koppel getrouwd met behulp van Bitnation; een organisatie die overheidsdiensten via blockchain-technologie aanbiedt. Met het blockchain-huwelijk kunnen alle VERVALSINGEN Blockchain-technologie wordt allang niet meer alleen als betaalsysteem gebruikt. Het Amerikaanse bedrijf Factom past blockchain in Honduras toe om onroerend goed (grond, hypotheken) te registreren om zo vervalsingen door corrupte eigenaren tegen te gaan. De gedachte voor het prototype was: ‘Als een eigendomsbewijs op papier staat, kan het gestolen worden. Maar als alle deelnemers binnen de blockchain het erover mensen met elkaar trouwen, ook als de wetgeving dat blokkeert (zoals het homohuwelijk in een aantal Amerikaanse staten). Via blockchain wordt elk huwelijk op een veilige en permanente plek vastgelegd. NIET ZONDER RUMOER Het laatste voorbeeld geeft aan dat blockchain in technische zin veilig is, maar dat de inzet ervan nog niet zonder rumoer zal gaan. De discussie zal zich niet alleen toespitsen op de vraag hoe ‘beheersbaar’ blockchain is (vooralsnog heel slecht), maar ook door bijvoorbeeld de rechtsongelijkheid die kan ontstaan door verschil in toegang tot een blockchain. Toch zijn er voor overheden zeker al een paar domeinen te noemen waarin waarin blochain in potentie zeker nuttig kan zijn. Zoals bij de organisatie van verkiezingen (geen hokjes of potloden meer nodig!), het het verspreiden van raadsstukken of het organiseren van de customer journey van iemand die wil verhuizen of een familielid moet begraven Ook voor het uitgeven van nieuwe bouwgrond of het verdelen van panden kan blockchain handig zijn, mits de uitvoering gepaard gaat met een duidelijk verhaal waarom dit systeem wordt toegepast. De transitie van centrale sturing naar decentraal organiseren is in volle gang. Hoogste tijd om de mogelijkheden van de blockchain voor overheden nader te verkennen!

BU R GE R PARTICI PATI E WAT ZOU JE DOEN MET BURGERS BESLISSEN MEE OVER GEMEENTELIJKE BEGROTING Al in vijftien Nederlandse gemeenten praten burgers mee over de samenstelling van de lokale begroting. Het leidt tot een grotere betrokkenheid van de inwoners, meer transparantie inzake de uitgaven en een betere kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening. Tekst: Joop Hofman, directeur participatiehuis Rode Wouw, en Mikis de Winter, expertisecentrum Open Overheid W at zou je doen met een miljoen? Zo luidde de slogan van het burgerbegrotingtraject in Antwerpen. Normaal gesproken een puur hypothetische vraag. Maar voor de inwoners van Antwerpen opeens een hele reële opgave. Het gemeentebestuur liet hen namelijk meebeslissen over 10 procent van de totale begroting (1,1 miljoen euro). Het ging daarbij onder meer om eenzaamheidsvraagstukken, fietsvriendelijke straten en een plek voor jongeren in de stad. De inwoners stonden ook zelf aan het roer bij de uitvoering. VEERTIEN GEMEENTEN AAN DE SLAG In Nederland is Oldebroek de eerste gemeente die ‘burgerbegroot’ en Breda is in 2016 aan het experimenteren. In een Leerkring Burgerbegroting aangejaagd door het ministerie van BZK zijn inmiddels wel veertien gemeenten zich aan het voorbereiden op eigen lokale vormen van burgerbegrotingen. In de loop van 2016 en 2017 zal dat merkbaar worden in Groningen, Lelystad, Medemblik, Tubbergen, Haarlemmermeer, Leiden, Schiedam, Vlaardingen, Roermond, Oss, Cuyk, Deventer en natuurlijk Oldebroek en Breda Ook in Nederland snuffelen verschillende gemeenten voorzichtig aan deze vorm van participatie. Waarom? Volgens de brochure ‘Nederland op weg naar BREDA ZET EERSTE STAPPEN Wethouder Patrick van Lunteren vertelt over Breda Begroot. Hiermee zette de gemeente in 2015 de eerste stappen naar burgerbegroting. ‘Wij laten inwoners zelf kiezen waar Breda een deel van het geld aan besteedt. In 2015 deden we dat in de wijk Prinsenhage en het dorp Prinsenbeek. En in 2016 doen we dat voor geheel Breda. Voor de toekomst heb ik het beeld van een markt waar inwoners zelf een boodschappenmandje krijgen. De gemeente heeft daar al van alles ingestopt, maar dat kunnen inwoners dan voor een deel terugleggen en er andere boodschappen in terug doen. Zowel online als offline. Waarom wel het buurthuis open houden, terwijl we het geld ook aan armoedebestrijding kunnen besteden of andersom? De inwoners beslissen uiteindelijk zelf.’ Patrick van Lunteren schat in dat inwoners straks op ongeveer 250 van de 600 miljoen euro invloed kunnen uitoefenen. ‘Het is aan de wijken zelf waar ze over willen praten: van de stoeptegels tot aan de armoedebestrijding. Of vooral de buitenruimte, de speeltuinen, fietspaden of voetgangersoversteekplaatsen.’ Maar samen beslissen betekent volgens de wethouder daarna ook samen doen: ‘Bijvoorbeeld in de vorm van wijkdeals met inwoners waarbij we afspreken dat er een extra speeltuin komt in ruil voor een stukje groenonderhoud door de bewoners zelf.’ 46 burgerparticipatie’ (een uitgave van Binnenlandse Zaken) brengt de burgerbegroting ten minste vier voordelen: directe burgerparticipatie bij besluitvorming, een transformatie van passieve inwoners naar actieve burgers, transparantie in overheidsfinanciën en merkbare verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening en de infrastructuur. GEEN KOPLOPER De eerder genoemde brochure over dit onderwerp definieert burgerbegroting als: ‘een besluitvormend proces waarin burgers meedenken en onderhandelen over het verdelen van publieke geldbronnen.’ We zijn in Nederland geen koploper als het gaat om het toepassen van burgerbegroting. Daarvoor moeten we naar Brazilië. In Porto Alegre denken jaarlijks 30.000 inwoners mee om tot een goede begroting te komen. De stad met 1,4 miljoen inwoners werkt al sinds 1989 met wat ze noemen ‘orçamenta participativo’: een systeem dat

T EEN MILJOEN? Het gemeentebestuur van Antwerpen liet burgers meebeslissen over 10 procent van de totale begroting (1,1 miljoen euro). oorspronkelijk werd geïntroduceerd om het enorme begrotingsgat te dichten. Alle zestien districten beslissen over hun eigen onderwerpen en daarnaast zijn er zes stadsbrede thema’s die door inwoners worden gebudgetteerd. Inwoners geven aan welke initiatieven en projecten zij nodig achten. Nadat de begrotingen zijn vastgesteld worden ze ook ingeschakeld bij de uitvoering. SUCCESFACTOREN Ook in Nederland wordt sinds kort geëxperimenteerd met de burgerbegroting. En dat gaat niet vanzelf. Het ministerie van Binnenlandse Zaken noemt een aantal succesfactoren: commitment van het bestuur; een proces van meerdere bijeenkomsten; openbare, publieke onderhandeling, en openbare maatschappelijke verantwoording van de resultaten. Wat dat in de praktijk betekent, zien we bijvoorbeeld in Breda en Oldebroek (zie kaders). Daar worden op wijk- en dorpsniveau experimenten uitgevoerd met een vorm van burgerbegroting. Die experimenten zijn aangesloten bij de Democratic Challenge, het experimenteerprogramma van BZK en VNG voor lokale democratievernieuwing. De Democratic Challenge is een leerkring Burgerbegroting gestart met vijftien gemeenten. Iedere gemeente doet het op zijn eigen manier, maar ze kunnen veel van elkaar leren. Meer weten? www.democraticchallenge.nl OLDEBROEK DOET MEER MET MINDER GELD In de gemeente Oldebroek gaan ze een stap verder dan in Breda. Ze vroegen zich af wat er zou gebeuren als burgers zelf het groen beheren in hun wijk, de zorg organiseren, duurzaamheidsprojecten opzetten, en omzien naar mensen die het niet zo makkelijk hebben? Om daarachter te komen vroegen ze de dorpen in de gemeente wie er wilde experimenteren met burgerbegroting om zo de verantwoordelijkheid van de wijken/dorpen meer bij de inwoners te leggen en hen te voorzien in de middelen die ze daarvoor nodig hebben. Onder andere het dorp Oosterwolde wilde daar graag aan mee doen. Nu, een jaar later wordt er geëvalueerd. En de resultaten zijn boven verwachting. Op alle toetspunten (vergroten eigenaarschap bewoners, kwaliteit oplossingen, verhouding inwoners-gemeente, instrument burgerbegroting) zien zowel de gemeente als de inwoners een vooruitgang. Straten zijn mooier, mensen zien meer naar elkaar om en er wordt meer gedaan met minder geld.

OMGEVI NGSWET OMGEVINGSWET GEEFT BAL LIGT BIJ RAADSLEDEN, WETHOUDERS EN AMBTENAREN De Omgevingswet creëert een kans voor gemeenten om het ruimtelij k ontwikkelen anders vorm te geven. Of die handschoen wordt opgepakt, bepalen al die duizenden raadsleden, wethouders en ambtenaren. De implementatie van de wet kan op verschillende niveaus geschieden, afh ankelij k van de lokale ambities in het fysieke domein. Tekst: Frits de Jong, journalist, en Symone de Bruin, eenheidsmanager ruimtelijke leefomgeving bij de gemeente Apeldoorn. Foto: Lex van Lieshout/ANP Z DE B Ook de houding van gemeenten is veranderd. Uitnodigingsplanologie, denken in kansen in plaats van belemmeringen, van buiten naar binnen werken – het zijn kreten die begin 2000 al opgeld deden en nu in iedere RO-beleidsnota voorkomen. De nieuwe wet sluit wonderschoon aan bij 48 plaatsvinden. Onder meer over de Algemene Maatregelen van Bestuur. Het verdient aanbeveling om gedurende deze nog bewegende context twee vragen op de college- en raadstafels aan de orde te stellen: omarmen we de Omgevingswet als kans om met burgers en oals het zich nu laat aanzien, zal de Omgevingswet in 2019 van kracht zijn. Maar wat was er eerst? De wet, een verandering in het ruimtelijk ontwikkelen, of een mondige burger die vroeg om samenhang in de wetgeving? Als gevolg van kleiner wordende grondposities en de afname van grote uitleggebieden, zijn gemeenten steeds minder zelf ontwikkelaar en nemen zij steeds vaker met andere initiatiefnemers en belanghebbenden de ontwikkelingen ter hand. In het ruimtelijk ontwikkelen anno nu vormt de bestaande stad steeds vaker de norm. Daarin is de particuliere belegger en ontwikkelaar primair aan zet én is steeds meer vergunningvrij. de nieuwe praktijk. Een constatering is ook dat de burger/initiatiefnemer in de huidige informatiesamenleving steeds beter relevante informatie weet te verzamelen. Kritisch als hij is op de ontsluiting van die informatie en verwend als hij is met de werkelijkheid van ‘de wereld onder één knop’, verwacht hij snelheid, overzicht en een gebruiksvriendelijke interface van de ontsloten data. BESLUITVORMING De vraag die iedereen bezighoudt is hoe visionair dan wel pragmatisch, extern gericht of ambtelijk, de implementatie van de Omgevingswet ter hand genomen kan worden. Voordat de wet in werking treedt, moet er nog besluitvorming Het nieuwe omgevingsbeleid veronderstelt een basis aan data. bedrijven integrale ambities en opgaven in de fysieke leefomgeving te kiezen? Of is de Omgevingswet een goede aanleiding om een aantal bestaande juridische instrumenten te herzien? Als gemeenten de Omgevingswet als facilitator en stimulans voor verandering van de fysieke leefomgeving zien, dan is het verstandig om te starten vanuit de omgevingsvisie. Daarmee kunnen ambities en opgaven in de fysieke leefomgeving worden geduid en vastgeklikt. Deze vormen het vertrekpunt voor het uiteindelijk ontwerp van het instrumentarium. Het vinden en benoemen van doelen is een activiteit die buiten het gemeentehuis plaatsvindt. Met partners wordt de ambitie voor de toekomst, de stip aan de horizon, gekozen. Om daarna de verkeersregels voor de route ernaartoe te bepalen.

T GEMEENTEN DE RUIMTE INTEGRALE AMBITIES Als de Omgevingswet in de fysieke leefomgeving hetzelfde effect heeft als de Wmo en Jeugdwet in de sociale leefomgeving, dan hebben we straks behoefte aan adviseurs en programmeurs die starten vanuit integrale ambities en opgaven. Om deze sectoraal van investeren, handelen en actie te voorzien. De verkeerskundige is dan eerst adviseur omgevingsbeleid en heeft daarbinnen de specialisatie verkeer. Ook het onderscheid tussen regels en vergunningen verliest met de nieuwe wet zijn logica. Verruimingen in de Bor laten nu al zien dat er soms niet duidelijk te knippen valt tussen de disciplines Wabo en Wro. Wie straks nodig zijn, zijn juristen met sterke procesvaardigheden. Met de komst van de nieuwe wet komt ook de handhaving in een ander perspectief te staan. Als gevolg van de verruiming vergunningvrij zal enerzijds het werk toenemen. Anderzijds zal handhaving meer ten dienste staan van de juistheid van de BAG. START VANDAAG IMPLEMENTATIE OVERZICHTELIJK Gemeenten kunnen de Omgevingswet ook als juridische aanleiding zien om een aantal instrumenten aan te passen. Dat maakt de implementatie ervan overzichtelijk en kleiner. De eigen organisatie is dan goed in staat om die aanpassingen voor te bereiden. Een gemeenteraad gaat er in dat geval van uit dat de doelen die de afgelopen jaren gesteld zijn, ook in 2019 goed bruikbaar zijn. Het aanpassen van de instrumenten op de nieuwe wet is daarmee in hoofdzaak een interne college-activiteit. In de context van een veranderend samenspel in de fysieke leefomgeving met een minder dominante overheid en een goed geïnformeerde burger, moet de implementatie van de wet gestalte krijgen. Het nieuwe omgevingsbeleid veronderstelt een basis aan data. De gebundelde ontsluiting van die data moet het voor burgers, initiatiefnemers en toetsers mogelijk maken om snel te beschikken over alle relevante gegevens die nodig zijn om tot een afweging te komen. De lokale overheid heeft hierin een rol als dataleverancier van basisregistraties. Zo zal de BAG een belangrijke basis vormen voor het nieuwe digitale stelsel. Het op basis van een juiste BAG up-todate houden van de planologische werkelijkheid, wordt dan essentieel. Als de BAG de werkelijke gebouwde situatie vastlegt, en het omgevingsplan beschrijft wat waar is toegestaan, dan zal de roep van burgers toenemen om de handhaving zo te richten dat wat in de BAG staat ook mag. Raadsleden, wethouders en ambtenaren die de Omgevingswet als verandering voor het samenspel in de fysieke leefomgeving zien, doen er verstandig aan vandaag al te starten met de implementatie ervan. Omdat vandaag al nieuwe kaders naar de gemeenteraad gaan en nieuwe beleidsregels naar het college. Kaders en beleidsregels met een planhorizon voorbij 2019. Het automatisme van de organisatie, wethouders en raadsleden zal zijn om de huidige werkwijze te extrapoleren naar de toekomst. Prima om dat zo te doen, maar doe dat wel als een actieve en doordachte keuze. Beter is nog om het roer vandaag al om te gooien en bij vaststelling van nieuw beleid en kaders de belofte van de Omgevingswet scherp voor ogen te houden.

COLOFON inGovernment is het multimediale platform voor de digitale overheid. Naast verhalen over digitalisering, dienstverlening en smart cities, wordt aandacht besteed aan actuele thema’s als open data, cybersecurity en sociale media. inGovernment informeert professionals over relevante ontwikkelingen en focust op inclusiviteit, interactie en innovatie. inGovernment is een uitgave van Sijthoff Media Groep en bestaat als kennisplatform uit een kwartaalblad, website, e-nieuwsbrief en events met ruimte voor partnerbijdragen. inGovernment verschijnt vier maal per jaar. Jaargang 10, nummer 1 (maart) ISSN: 2213-2228 Oplage: 7500 Directie Willem Sijthoff Mark Termeer Redactie Otto Thors (hoofdredacteur) Miguel Boerboom Peter Kanne Jan de Kramer Peter Noordhoek Larissa Zegveld Eindredactie Martin Hendriksma Vormgeving ImagoMediabuilders, Amersfoort Druk Senefelder Misset, Doetinchem Redactieadres Postbus 75462 1070 AL Amsterdam Telefoon: 020-5733669 E-mail: info@ingovernment.nl Abonnementen Professionals op het gebied van (digitale) dienst verlening kunnen zich kosteloos abonneren op inGovernment via www.ingovernment.nl/abonnementen. Abonnementenadministratie: klantenservice@ingovernment.nl Advertentieafdeling Jan-Willem Hulst, tel. 06-22663674 Marcel van der Meer, tel. 06-23168872 Marketing Lindsay Duijm Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever(s) geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor gevolgen hiervan. © Het is niet toegestaan om zonder voorafgaande toestemming van de uitgever artikelen, onderzoeken of gedeelten daarvan over te nemen. DE REDACTIE De redactie van inGovernment bestaat uit de volgende gedreven professionals: Otto Thors (1976) is zelfstandig adviseur en ondersteunt de publieke sector op het gebied van dienstverlening en sociale media. Otto werkt als adviseur, trainer, gamemaster, spreker en gespreksleider bij WEgovernment. Larissa Zegveld (1975) werkt als directeur bij een overheidsorganisatie in het politiek bestuurlijk krachtenveld. Zij heeft veel expertise op terrein van bestuurskundige, organisatiekundige en vooral ook informatiekundige vraagstukken voortvloeiend uit nieuw beleid, nieuwe wetgeving en nieuwe taken. Jan de Kramer (1957) houdt zich bij de AWVN bezig met modernisering van arbeidsverhoudingen en duurzame inzetbaarheid. Hij begeleidt zorginstellingen, overheden en bedrijven bij veranderingsprocessen en dienstverlening. Peter Kanne (1964) is onderzoeksadviseur bij onderzoeksbureau I&O Research. Hij doet onderzoek voor en adviseert ministeries, provincies, gemeenten en (semi-)publieke organisaties. Overheidsdienstverlening, burgerparticipatie en politiek hebben zijn speciale belangstelling. Miguel Boerboom (1970) is bestuurskundige en zelfstandig adviseur in de publieke sector met een specialisatie op het terrein van de elektronische overheid. De laatste jaren is hij verantwoordelijk voor diverse grote programma’s op het gebied van e-overheid en dienstverlening zowel bij de rijksoverheid als bij gemeenten. Peter Noordhoek (1957) is adviseur, auditor, docent en analist op het terrein van kwaliteit en toezicht. Hij is directeur van Northedge, een steunpunt voor kwaliteitsinitiatieven in de publieke sector, en mede-eigenaar van de Beleidscoöperatie. inGovernment wordt mede mogelijk gemaakt door:

Spelen verandert: wereldwijd faciliteren steeds meer gemeenten speel- en sportvoorzieningen voor álle leeftijden. Wanneer u hier beleid voor ontwikkelt wilt u gebruikmaken van gemeentelijke (basis)gegevens zoals leeftijdsopbouw per gebied en mogelijkheden in de buitenruimte. En u heeft hiervoor de informatie over kosten, reparatie en onderhoud van speeltoestellen nodig. De Play monitor is een dynamische kaart waarop u de speelstatus van uw gemeente kunt bekijken. Alle speellocaties met toestellen zijn aangegeven en in één oogopslag bekijkt u de jaarlijkse onderhoudskosten per wijk, buurt of gebied. U kunt er letterlijk mee spelen door toestellen toe te voegen, te verwijderen en direct inzicht te krijgen in het effect van aangepast beleid. Zo kunt u eenvoudig verschillende scenario’s toetsen en kostenefficiënt speelbeleid ontwikkelen dat optimaal aansluit bij uw lokale situatie. Bovendien is het mogelijk om sociale toepassingen te integreren waardoor burgerparticipatie concreet vorm krijgt. Vicrea levert als specialist in het verzamelen, analyseren en presenteren van (basis)gegevens over de buitenruimte en bijvoorbeeld de bevolkingssamenstelling de feiten over de lokale situatie. Repcon is al jaren de specialist als het gaat om inspectie, onderhoud en veiligheid van speelvoorzieningen. SMART SOLUTIONS Play monitor ….. a smart solution

M&I/Partners is een onafhankelijk adviesbureau, opgericht in 1985 en ruim 80 professionals sterk. M&I/Partners begeleidt en adviseert haar klanten bij projecten op het snijvlak van management en ICT. Wij werken aan opdrachten met maatschappelijke meerwaarde in de lokale en landelijke overheid, de zorg en het onderwijs. Kijk voor meer informatie op: www.mxi.nl Sparrenheuvel 32 | 3708 JE Zeist | 030 - 2 270 500

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
Home


You need flash player to view this online publication