41

op ondervoeding als de MUST-screening. MUST vond in patiënten met overgewicht nauwelijks een verhoogd risico op ondervoeding (5%), terwijl uit de andere screening bleek dat meer dan een derde (36%) van deze patiënten een verhoogd risico loopt. Van Vliet: “Méér is natuurlijk niet per se beter, maar we zagen dat de PG-SGA (SF) daadwerkelijk díe patiënten opspoorde die een hoog risico hadden op slechte ziekte-uitkomsten. In een brede groep ziekenhuispatiënten bleken mensen met een hoog risico op ondervoeding ook een hoger risico te lopen op een langer verblijf en heropname of overlijden binnen een half jaar. Ook bij poliklinische patiënten met complexe aandoeningen, zoals patiënten na niertransplantatie, blijkt ondervoeding veel meer voor te komen als je spiermassa meeneemt in de diagnostiek, in plaats van alleen het totale lichaamsgewicht of de BMI. Verminderde spiermassa en/ of spierkracht gaan gepaard met een hoger risico op overlijden.” Ook slechtere wondgenezing en een lagere kwaliteit van leven is gelinkt aan ondervoe-ding. Van Vliet: “Ondervoeding brengt veel ellende met zich mee, die je hopelijk deels kan voorkomen door snellere opsporing en behandeling. Door niet de BMI, maar de ande-re risicofactoren voor ondervoeding mee te nemen, spoor je meer risicopatiënten op. Dat pleit wat ons betreft sterk voor deze andere manier van screenen.” Praktische meerwaarde In UMC Groningen is er – deels naar aanleiding van het onderzoek - discussie ontstaan over het beleid omtrent ondervoeding. Implementatie blijkt een ingewikkeld en langdurig proces, maar bij een aantal patiëntengroepen wordt nu standaard de PG-SGA (SF) screening gebruikt. Daaronder patiënten die mogelijk in aanmerking komen voor een hart- of longtransplantatie en een deel van de patiënten met kanker. Van Vliet: “Ook wordt er steeds vaker spiermassa of spierkracht bepaald. We hopen dat in de komende jaren verder uit te kunnen breiden op een manier die goed aansluit bij de dagelijkse gang van zaken en daarmee ook duurzaam is.” Door niet de BMI, maar de andere risicofactoren voor ondervoeding mee te nemen, spoor je meer patiënten op Aan andere zorginstellingen adviseert Van Vliet vooral een kritische blik op het eigen ondervoedingsbeleid. “De opsporing van ondervoe ding, ook als er sprake is van gelijktijdig overgewicht, is een heel cruciaal punt. Je wilt dat die opsporing tijdig is, doeltreffend in de huidige patiëntenpopulatie en ook niet te lang of te ingewikkeld. De PG-SGA (SF) methode lijkt een heel geschikt instrument en wordt wereldwijd al binnen zorginstellingen gebruikt, vooral in de oncologische zorg.” Van Vliet ziet ook meerwaarde in het onderling delen van ervaringen en best practices over het meten van ondervoeding tussen zorginstellingen. “Zo leren we meer over wat werkt en hoeft niet iedere instelling volledig opnieuw het wiel uit te vinden.” Ondertussen werkt de onderzoekster met haar collega’s nog aan een aantal analyses van de grote hoeveelheid verzamelde data. En in specifieke patiëntgroepen vindt inmiddels ook al vervolgonderzoek plaats.  41

42 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication