32

In detail Uit de energiebalansen van de Nederlandse bedrijven is dus maar zeer beperkt af te leiden wat op dit moment de totale productie van waterstof is. In het zogenaamde ‘Roads2HyCom’ project is in 2007 voor het eerst op installatieniveau in kaart gebracht hoeveel waterstof er per EU-land wordt geproduceerd. “Die gegevens komen uit 2006 en eerder, maar zijn voor een deel nog steeds actueel, en dus een nuttige bron“, verduidelijkt Weeda. “Deze gegevens zijn ook als vertrekpunt gebruikt in een recente inventarisatie door DNV-GL, die wij ook in ons onderzoek hebben betrokken.” Verder kon Weeda gebruik maken van gegevens uit het ‘MIDDEN-project’. In dit gezamenlijke project van TNO en PBL worden decarbonisatie opties voor de Nederlandse industrie in kaart gebracht en geëvalueerd. Als onderdeel van het project wordt ook in detail gekeken naar de processen en de energie- en grondstofstromen in een groot aantal industrietakken. Hoofdproduct vs bijproduct Aan de hand van bovengenoemde bronnen en eigen onderzoek, ontstond de nieuwe inventarisatie van TNO. “En dan blijkt dus dat er een verschil is tussen wat men denkt dat er aan waterstof wordt geproduceerd en wordt gebruikt, en wat er daadwerkelijk aan waterstof rondgaat in de industrie”, legt Weeda uit. “Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen waterstof die met opzet wordt geproduceerd, omdat men nu eenmaal die waterstof nodig heeft, en waterstof die als bijproduct ontstaat. Bijvoorbeeld, in de chloor-alkali industrie zijn chloor en natriumhydroxide de hoofdproducten, maar voor elk molecuul chloor ontstaat er ook een molecuul waterstof als bijproduct. Ook bij de productie van nafta gaat het om het hoofdproduct, zoals de C2-, C3-, en C4-fracties. Als bijproduct houd je restgas over dat voor het grootste deel bestaat uit waterstof.” Wanneer waterstof in een productieproces vrijkomt als bijproduct, wordt het vrijwel altijd intern weer ingezet als brandstof. “Je kunt je dus afvragen of je dat dan zou moeten registreren in de boeken,” legt Weeda uit. “Aan de andere kant: als die waterstof niet intern zou worden ingezet, zou het extern ergens vandaan moeten komen. Maar los daarvan, er is in Nederland dus simpelweg meer waterstof dan alleen de specifiek geproduceerde waterstof.” Dr. Marcel Weeda: “Er is in Nederland simpelweg meer waterstof dan alleen de specifiek geproduceerde waterstof.” Waterstof is en blijft cruciaal in de energietransitie. Waterstof is wat mij betreft een logisch gevolg van de toenemende inzet van van zon- en windenergie in onze energievoorziening... In het in de inleiding genoemde NRC-artikel wordt er aan de hand van het onderzoek van Weeda geconcludeerd dat de industrie nu al meer waterstof verbruikt dan men altijd heeft aangenomen. “Die conclusie is op zich correct, maar dit is niet nieuw. We hebben alle stromen, inclusief interne stromen en bijproduct waterstof nu alleen beter in beeld gebracht. Het zegt dus eigenlijk niet zoveel”, meent Weeda. Eén op één Wat zijn nu precies de implicaties van het TNO-onderzoek voor de toekomst van waterstof in Nederland? Weeda: “Er werd tot voor kort aangenomen dat we zo’n 100 petajoules aan grijze waterstof zouden kunnen gaan vergroenen in Nederland en daarmee een significante CO2 -reductie zouden kunVoor de productie van kunstmest is ammoniak nodig, die wordt geproduceerd met waterstof uit aardgas. Weeda: “Je kunt in dat ammoniakproces echter niet zomaar die grijze waterstof één op één vervangen door groene waterstof.” 32 | nummer 7 | 2020 nen realiseren. Als je goed naar de nieuwe cijfers kijkt, is het wat minder eenvoudig dan men dacht. Neem bijvoorbeeld de productie van kunstmest: hier is ammoniak

33 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication