2

Luuk laat er geen gras over groeien ... In het vorige winternummer liet ik je uitgebreid kennismaken met deze gedreven schrijver en dichter die behoort tot de meest gebloemleesde Nederlandstalige dichters. Toen verbleef hij hier drie weken in de schrijfresidentie. Amper een kwartaal later streek hij met volle goesting opnieuw voor drie volle weken neer in Beauvoorde. Het doet me denken aan de bomen van het kasteelpark die de februaristormen trotseerden met hun wortels diep in de grond. Luuk vergelijkt poëzie trouwens met de bomen die in de diepte wortelen. Bomen die breed en oppervlakkig wortelen gaan te snel en zijn minder tegen tempeesten bestand. Hij voelt zich gesteund in de schaduw van zijn soortgenoten. Deze metafoor toont aan dat poëzie tijd nodig heeft om te groeien, rijpt uit de pen van de dichter en zoals Luuk het mooi verwoordt: ook wat couveusetijd nodig heeft ... Welk doel had je voor ogen tijdens je verblijf in de schrijfresidentie in februari? In de eerste plaats wilde ik gedichten schrijven ten behoeve van mijn nieuwe bundel die eind dit jaar of begin volgend jaar bij uitgeverij De Arbeiderspers in Amsterdam zal verschijnen. De meerderheid daarvan is weliswaar al helemaal afgerond, maar hier en daar was het zaak lacunes aan te vullen. Ook dienden retouches aangebracht aan de oudste verzen van de bundel. Het is mijn ervaring dat poëzie gebaat is bij wat je ‘couveusetijd’ zou kunnen noemen. Een gedicht mag pas van de bedrading af wanneer het zelfstandig kan bestaan en daardoor eigenlijk ophoudt nog uitsluitend het eigendom van de dichter te zijn. Het moet kunnen wegvliegen uit de kooi van het dichterlijke hoofd, waar het gedurende korte of lange tijd gegijzeld is geweest door die potentaat die in elke dichter schuilt, en vrijelijk kunnen neerstrijken in andermans hoofd. Natuurlijk had die hele onderneming van me ook gewoon bij mij thuis in Hasselt kunnen plaatsvinden, maar sinds jaar en dag behelst mijn werk een thematiek die mij steevast terugvoert naar de streek waar ik mijn roots heb en die mij blijft inspireren: Bing, mijn opa van vaderszijde is geboren en getogen in het redelijk nabije Krombeke. Zelf ben ik in een zuidelijker deel van West-Vlaanderen geboren, namelijk in Kortrijk. En mijn kinder- en jeugdjaren heb ik in Deerlijk doorgebracht. West-Vlaanderen als geheel staat in mijn werk niet enkel voor iets arbitrairs als een geografische plek waar je toevallig uit het ei bent gekomen, het is ook bij uitstek een ‘topos’ waaraan ik bepaalde waarden verbind. Ik ben blij en dankbaar om hier net als vorig jaar weer eens te gast te mogen zijn. Ook omdat ik met het vorderen der jaren in toenemende mate een soort regressieve beweging maak. Ik ben vanuit mijn langzamerhand toch enigszins nakende oude dag onderweg naar mijn origine, ervan overtuigd dat er tussen begin en einde niet zo gek veel verschil is. Mijn vorige dichtbundel heet2 te Bakermat, die van straks steekt van wal onder de werktitel Balts en refereert dus als het ware aan wat mijn verwekking en mijn geboorte voorafgaat: mijn ‘voortijd’. Kwam er iets onverwacht op je pad dat je heeft afgeleid van je plannen? Niet echt. Ik heb mij vanachter de ramen van de schrijversresidentie uitvoerig onledig gehouden met een van mijn geprefereerde bezigheden: staren. In dit geval dus naar het kerkhof aan de overkant van de Wulveringemstraat. Ik ben altijd door kerkhoven gefascineerd geweest en dat is mettertijd niet afgenomen. Kerkhoven laten zich lezen en zetten mensen, althans mij, onweerstaanbaar aan het mijmeren. Ik ben dus ook herhaaldelijk achter mijn ramen vandaan gekomen en ben de graven van de overledenen gaan lezen, bijna zoals anderen dit met een boek of een krant doen. Alleen: kijkend naar graven lees je niet echt. Doordat je weinig informatie krijgt en op de oudste graven soms zelfs nauwelijks nog

3 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication