0

… in de schrijfresidentie - interview Stef Duron - 7 tot 27 februari ‘22 Luuk Gruwez, prozaschrijver en essayist, maar in de eerste plaats Vlaams dichter © foto - Mieke Deferme fotobewerking - Stef Duron 1

Luuk laat er geen gras over groeien ... In het vorige winternummer liet ik je uitgebreid kennismaken met deze gedreven schrijver en dichter die behoort tot de meest gebloemleesde Nederlandstalige dichters. Toen verbleef hij hier drie weken in de schrijfresidentie. Amper een kwartaal later streek hij met volle goesting opnieuw voor drie volle weken neer in Beauvoorde. Het doet me denken aan de bomen van het kasteelpark die de februaristormen trotseerden met hun wortels diep in de grond. Luuk vergelijkt poëzie trouwens met de bomen die in de diepte wortelen. Bomen die breed en oppervlakkig wortelen gaan te snel en zijn minder tegen tempeesten bestand. Hij voelt zich gesteund in de schaduw van zijn soortgenoten. Deze metafoor toont aan dat poëzie tijd nodig heeft om te groeien, rijpt uit de pen van de dichter en zoals Luuk het mooi verwoordt: ook wat couveusetijd nodig heeft ... Welk doel had je voor ogen tijdens je verblijf in de schrijfresidentie in februari? In de eerste plaats wilde ik gedichten schrijven ten behoeve van mijn nieuwe bundel die eind dit jaar of begin volgend jaar bij uitgeverij De Arbeiderspers in Amsterdam zal verschijnen. De meerderheid daarvan is weliswaar al helemaal afgerond, maar hier en daar was het zaak lacunes aan te vullen. Ook dienden retouches aangebracht aan de oudste verzen van de bundel. Het is mijn ervaring dat poëzie gebaat is bij wat je ‘couveusetijd’ zou kunnen noemen. Een gedicht mag pas van de bedrading af wanneer het zelfstandig kan bestaan en daardoor eigenlijk ophoudt nog uitsluitend het eigendom van de dichter te zijn. Het moet kunnen wegvliegen uit de kooi van het dichterlijke hoofd, waar het gedurende korte of lange tijd gegijzeld is geweest door die potentaat die in elke dichter schuilt, en vrijelijk kunnen neerstrijken in andermans hoofd. Natuurlijk had die hele onderneming van me ook gewoon bij mij thuis in Hasselt kunnen plaatsvinden, maar sinds jaar en dag behelst mijn werk een thematiek die mij steevast terugvoert naar de streek waar ik mijn roots heb en die mij blijft inspireren: Bing, mijn opa van vaderszijde is geboren en getogen in het redelijk nabije Krombeke. Zelf ben ik in een zuidelijker deel van West-Vlaanderen geboren, namelijk in Kortrijk. En mijn kinder- en jeugdjaren heb ik in Deerlijk doorgebracht. West-Vlaanderen als geheel staat in mijn werk niet enkel voor iets arbitrairs als een geografische plek waar je toevallig uit het ei bent gekomen, het is ook bij uitstek een ‘topos’ waaraan ik bepaalde waarden verbind. Ik ben blij en dankbaar om hier net als vorig jaar weer eens te gast te mogen zijn. Ook omdat ik met het vorderen der jaren in toenemende mate een soort regressieve beweging maak. Ik ben vanuit mijn langzamerhand toch enigszins nakende oude dag onderweg naar mijn origine, ervan overtuigd dat er tussen begin en einde niet zo gek veel verschil is. Mijn vorige dichtbundel heet2 te Bakermat, die van straks steekt van wal onder de werktitel Balts en refereert dus als het ware aan wat mijn verwekking en mijn geboorte voorafgaat: mijn ‘voortijd’. Kwam er iets onverwacht op je pad dat je heeft afgeleid van je plannen? Niet echt. Ik heb mij vanachter de ramen van de schrijversresidentie uitvoerig onledig gehouden met een van mijn geprefereerde bezigheden: staren. In dit geval dus naar het kerkhof aan de overkant van de Wulveringemstraat. Ik ben altijd door kerkhoven gefascineerd geweest en dat is mettertijd niet afgenomen. Kerkhoven laten zich lezen en zetten mensen, althans mij, onweerstaanbaar aan het mijmeren. Ik ben dus ook herhaaldelijk achter mijn ramen vandaan gekomen en ben de graven van de overledenen gaan lezen, bijna zoals anderen dit met een boek of een krant doen. Alleen: kijkend naar graven lees je niet echt. Doordat je weinig informatie krijgt en op de oudste graven soms zelfs nauwelijks nog

de naam van de overledene kunt ontcijferen, moet je je fantasie een vrijbrief geven waardoor deze ook kan achterhalen wat er niet staat. Er liggen enkele bekende doden op het kerkhof van Wulveringem: jonker Arthur Merghelynck en zijn vrouw Julienne. ’s Avonds zie ik hun zware fel verlichte zerk vanachter het keukenraam van de residentie. In de dood, beweert men, is iedereen gelijk. Dat is eigenlijk een waarheid die enkel voor de doden zelf geldt, maar niet voor wie zich in zijn hoedanigheid van nabestaande over de graven buigt. In hun ogen reveleert de zwaarte van een zerk alleen al heel veel over het gewicht dat iemand bij leven heeft gehad. Enfin, ik raakte meer en meer bedwelmd door al die overledenen. Maar het meest ontroerd Met de bewoordingen van Luuk zelf: “Enigszins fideel aan de aanbeveling die aan residenten wordt gedaan van wie wordt verwacht dat hun werk een link met de regio en/of met Arthur Merghelynck heeft, schreef ik een gedicht over het kerkhofje van Wulveringem,” dat je op de volgende pagina kan lezen. raakte ik vaak bij een of ander roestig kruis, waarop soms met moeite nog een inscriptie leesbaar is. En ook was er één dode die hier niet meer begraven lag, maar dat ooit wel provisoir was geweest, mijn aandacht: de Franstalige Gentse dichter Emile Verhaeren, die in 1916 in Rouen zo enthousiast op de treeplank van een trein naar Parijs stapte dat hij een doodsmak maakte. Verhaeren was als het ware een reislustige dode. Eerst kreeg hij een jaartje een onderkomen op een kerkhof in Adinkerke, vervolgens kwam hij tot 1926 op het kerkhof van Wulveringem te liggen en tot slot verhuisde hij naar Sint-Amands, waar hij aan de oever van de Schelde een imposante zerk kreeg met onder meer dit vers als opschrift: ‘Ceux qui vivent d’amour, vivent d’éternité.’ Een prachtige boutade, waarachter je helaas enkele vraagtekens kunt plaatsen. Heeft Emile Verhaeren enige invloed op je gehad? Niet echt indringend. Ik heb kennisgenomen van enkele van zijn dichtbundels zoals Les Soirs. Vooral tijdens mijn jeugd, in de tijd dat je ‘jong en gedoemd’ diende te zijn om naar waarde te worden geschat, heb ik een zwak ontwikkeld voor neurasthenische (nvdr: neurasthenie = zenuwzwakte) dichters die de sfeer van het fin-de-siècle uitstraalden. Franse dichters vooral. En nog heb ik een boon voor de poète maudit van meer dan een eeuw geleden, maar je blijft niet langer de onbesuisde jongen die nog geen keuzes heeft moeten maken en die uiteindelijk toch onvoldoende heroïek in zich meedroeg om gedoemd te kunnen zijn. Recent werk van Luuk Gruwez: Garderobe, een keuze uit zijn gedichten, De Arbeiderspers (2015) Bakermat, poëzie, De Arbeiderspers (2018) Het land van de handen, autobiografisch proza, Privé-domein, De Arbeiderspers (2020) Website: www.luukgruwez.be © foto Mike Deferme 3

KERKHOFJE TE BEAUVOORDE Hier rusten zij, de eensgezinde doden, gereduceerd tot bot of as. Bij leven had wellicht niet één verwacht nog veel bekijks te zullen hebben van wie hun bovengronds geen zier kon schelen. Maar in hun souterrain twee vadem diep lijkt het thans tijd om zich te excuseren voor hoe verdomd verkeerd zij konden zijn. Soms maakte iemand zich terloops van kant. Een ander kreeg een dakpan, kanker, Spaanse griep, een oorlogje tegen. Maar allen vonden hier muisstille vrede. Het is een schrikkeljaar, de laatste februari. Geen wonder dat ik somtijds twijfel of ik nu wel of niet besta. Tussen narcis en sneeuwklokje slenter ik een beetje bluesy, voorbij de plek waar douairière Julienne en haar genegen jonker Merghelynck in de beschutting van een luisterrijke zerk iets minder obsessief verliefd liggen te zijn. En provisoir verpoosde ginds een dichter, nadat hij ruim een eeuw geleden, een doodsmak had gemaakt onder een trein. Maar liefst pauzeer ik bij een roestig graf van Rachel Rijckeboer of Romanie Pladijs. Ik staar naar een onleesbaar epitaaf, dat mij, vanouds vertrouwd, toch overvalt: Hier is het, nergens elders moet je zijn. Luuk Gruwez © foto - Robin Van den Bossche 4

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
Home


You need flash player to view this online publication