45

Martelarenverering. In het Romeinse Rijk bestond bij de christelijke gemeenschappen een bijzondere intensieve martelarenverering. Als het enigszins mogelijk was koos een gemeenschap het graf van een martelaar uit om als brandpunt bij de eredienst te dienen. Bovenop of dicht bij het graf werd een altaar geplaatst, en daaromheen werd een kerkgebouw opgetrokken. ‘Overschot’ Al snel werd het gebruik dat gemeenschappen die niet over een eigen martelaar beschikten, van elders een stoffelijk overschot haalden. Soms moest men zich tevreden stellen met grote of kleine fragmenten van een overschot. Het Latijnse woord voor ‘overschot’ is reliquia. Vandaar dat men een fragment van het stoffelijk overschot van een martelaar of heilige in het Nederlands relikwie noemt. Het reliekengraf De verzegelde ruimte in een altaar waarin relikwieën worden geplaatst, heet het reliekengraf. Voorschrift Dus de steen waaronder of waarin zich een reliekgraf bevindt, wordt altaarsteen genoemd. Het is bij voor de eredienst bestemde altaren inmiddels dwingend voorschrift dat een relikwie in of onder een altaarsteen wordt aangebracht. Kruisjes Een altaarsteen is te herkennen aan de vijf kruisjes die erin uitgehouwen zijn. Bestaat de altaarsteen uit een geheel stenen altaarblad, dan zijn er altijd wel enkele kruisjes van op een afstand te zien. De vijf kruisjes verbeelden de vijf wonden van Jezus. Grafsteen van kasteelheer Jacques de Bryarde. (rechts in de wand)

46 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication