0

OLV HEMELVAART KERK WULVERINGEM Algemeen Laatgotische kerk met belangrijke resten van vroegere romaanse kerk. Ingeplant midden in de dorpskom ten zuiden van het kasteel Beauvoorde. De kerk is omringd met het kerkhof respectievelijk afgezoomd met dubbele en enkele rij linden. Oorspronkelijke romaanse kerk, uit de 2de helft van de 12de eeuw, met een vieringtoren, middenbeuk en twee zijbeuken. Kerk werd gebouwd in ijzerzandsteen. Aangebouwde laatgotische koorpartij uit de 15de en 16de eeuw. In 1554 werd de zuiderbeuk in laatgotische stijl verbouwd. Tegelijk werd de kerk aan de achterkant met 12 meter ingekort. (gegeven: pastoor Demeester, pastoor van 1965 tot 1987) In die periode joegen de inquisitie en de strenge plakkaten van de Spaanse koning Filips II (1527-1598) veel inwoners, zoals Calvinisten en anders denkenden, uit de streek weg. (inquisitie = rechtbank van de Katholieke Kerk, belast met opsporing en onderzoek naar ketters en het bestraffen. Plakkaten = verordening van Filips II waardoor regeringsvoorschriften ter kennis van het volk werden gebracht) Bij latere verbouwing kreeg de kerk een renaissance westgevel. In 1728 stortte de vieringtoren van de kerk neer en vernietigde de romaanse noorderbeuk. De kunstmatig aangelegde terp, honderden jaren geleden, verklaart waarschijnlijk de verzakking van de vieringpijlers. De romaanse noorderbeuk werd niet herbouwd. De voortschrijdende ontvolking maakte dat overbodig. Men verving de vieringtoren door de nog bestaande houten dakruiter. (Vieringtoren = kruisingstoren-lantaarntoren-transeptoren, toren midden op de kruising van de kerk. Viering = ruimte waarin een schip, koor en transept elkaar snijden. Dakruiter = als een ruiter op een paard, zo zit een dakruiter op de nok van het dak. De dakruiter kan men meestal zien bij kerken en openbare gebouwen)

De kerk en kerkhof liggen op een kunstmatig aangelegde vluchtheuvel of terp, als bescherming tegen overstroming. Waarschijnlijk werd ook de uitgegraven zand van de grachten rond het park en het kasteel mede gebruikt om de terp aan te leggen. Tijdens de derde Duinkerkse transgressie, in de 11de en 12de eeuw, brak de zee weer door de duinengordel van het jonge duinlandschap. Er ontstond een inham van de zee. Vanuit deze inham liepen een aantal geulen door het droge gebied. Het steeds verder inlands vloeien van deze geulen, van waaruit het zeewater bij vloedstand het aangrenzende, gespaard gebleven landschap overstroomde, vormde een gevaar voor de bewoners van het droge gebied. (gegeven uit: Biekorf jaargang 50 dbnl (1949) Fr. Moormann) (transgressie = het landinwaarts verschuiven van de kustlijn en het stijgen van de zeespiegel) Vóór het kasteel, stond hier waarschijnlijk een woontoren, gebouwd op een kunstmatige heuvel, omgeven door een gracht met water.

Het kerkgebouw -aangeduid als beschermd monument sinds 25 maart 1938. -vastgesteld als bouwkundig erfgoed sinds 14 september 2009. -dorpskom Wulveringem, aangeduid als beschermd dorpsgezicht sinds 28 januari 1994. De kerk behoort tot het hallenkerktype. Ze bestaat uit twee beuken en drie koren die in de gotische periode tot stand kwamen, met belangrijke resten van een vroegere romaanse kerk. (hallenkerk = kerk met meerdere beuken, waarvan de zijbeuken ongeveer even hoog en soms even breed zijn als de middenbeuk) De bewaarde romaanse fragmenten leren ons veel over de 12de -eeuwse kerk, maar er bleven nog verschillende vragen onopgelost. Om de duistere punten op te klaren werd door de Dienst voor Opgravingen van het KIK, een opgraving ondernomen. Het onderzoek bevestigde een vroegere mening van professor Dr.Br. Firmin nl. dat de romaanse kerk halfronde zijkoren en een westbouw had. (KIK = Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium) (Dr. Br. Firmin = hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Gent en aan het Hoger Instituut St. Lucas te Gent) (gegeven: Biekorf. Jaargang 60 (1959) Kerken van Wulveringem en Vinkem – Luc Devliegher) Schematisch zicht van de romaanse kerk van Wulveringem, 12de eeuw. Het is nog een vraagteken of het middenkoor vlak of halfrond afgesloten was. In de kerk werd het noorderkoor onderzocht: enkel de onderste fundering van niet gemetselde ijzerzandsteen lag nog ter plaatse. Van de grondvesten van de noordelijke kruisbeukarm en van de buitenmuur van de noordbeuk had men alle stenen uit de grond gehaald, zodat enkel de uitbraaksleuf te volgen was. Ten westen van de bestaande kerk vond men funderingen en slopingssleuven van een westbouw: twee ronde traptorentjes, die vóór de zijbeuken stonden, flankeerden de zware vooruitspringende westmuur van de middenbeuk. Deze gegevens wijzen er meteen op dat men in de 12de eeuw in Wulveringem geen klein armtierig kerkje bouwde, ook de rijkere pijlervorm doet denken aan een meer dan gewone constructie.

De huidige plattegrond: een schip met middenbeuk van drie traveeën met bewaarde romaanse noordelijke muur, en zuidelijke zijbeuk van drie traveeën. Een transept met zuidelijke transeptarm van één travee met bewaarde romaanse kruisingspijlers ten noorden. Een middenkoor van een travee plus een smallere rechte travee. Twee zijkoren van een rechte travee respectievelijk met driezijdige en vlakke sluiting (15de tot 16de eeuw). Ten zuiden de sacristie in oksel van zuidelijk zijkoor met hoofdkoor. (travee = Latijn trabis (balk) of gewelfjuk, een deel van een gebouw, dat wordt bepaald door twee opvolgende steunpunten in de lengterichting van het gebouw. Een travee is ook een begrip in de vlakverdeling van een gevel. Het is dan de afstand waarbij de gevel zich in de lengterichting begint te herhalen) (ijzerzandsteen = is een fijnkorrelig donkerbruin ijzerhoudend steensoort, ontstaan door het samenklitten van twee mineralen (glauconiet en limoniet) Baksteenbouw. Resten van de vroegere romaanse kerk van ijzerzandsteen met onregelmatig metselverband. Hergebruikte ijzerzandsteen voor plinten en sokkels. Afdekking door middel van een leien zadeldak. Twee westgevels met in- en uitgezwenkte top op afgeschuinde natuurstenen sokkel (17de eeuw). Flankerende hoeksteunberen met versnijdingen. Middenbeuk: tudorboogportaal met geprofileerd beloop en druiplijst, rondboognisje met Mariabeeld in rechthoekige natuurstenen omlijsting van pilasters met kroonlijst onder een afdak. Een verdiept spitsbogen vierlicht met afzaat. Tudorboom Spitsboog (afzaat = een schuin naar buiten aflopend vlak waarover neerslag, die tegen de gevel of het venster is gewaaid, naar beneden doet afstromen. Hierdoor wordt een ophoping van water voorkomen)

Romaanse noordgevel van de middenbeuk (ijzerzandsteen): vier dichtgemetselde rondboogvormige doorgangen naar de verdwenen romaanse noordelijke zijbeuk. Kleine steunberen tussen de tweede en derde rondboog, vlakke rechte pilasters. Ter hoogte van het voormalige lessenaars dak maakt de bovenlichtmuur, met twee kleine rondboogvensters op afzaat, een terugsprong. Foto KIK 1944

Zuidelijke zijbeukgevel geritmeerd door middel van verdiepte spitsbogen drielichten met laatgotische traceerwerk van onder meer visblaasmotief, afzaat en doorlopende lekdrempel. Steunberen met versnijdingen uitlopend op pinakel, uitgezonderd de derde linker steunbeer. Visblaasmotief

Zuidelijke transeptgevel. Puntgevel met metselaarstekens van rode baksteen. Dezelfde steunberen en spitsboogvenster. Houten calvarie uit 1732. Gedenkplaat, 1760, onder Christus aan het kruis op het kerkhof, aan de zuidkant. Geschonken door bisschop Guilielmus Delvaulx, 16de bisschop van Ieper van 1732 tot 1761 TEKST (wapenschild van de bisschop) NASCIMUR AD LABORES GUILIELMUS DEN XVI BISSCHOP VAN IPER, VERLEEN 40 DAECHEN AFLAET AEN ALLE DIE HIER VOOREN SULLEN LEESEN VYFMAEL ONSEN VADER ET & EN VYFMAEL WEES GEGROET ET & TER EEREN VAN DE H. VYF WONDEN VAN CHRISTUS JEZUS 1760 ((gegevens uit: De bisschoppen van Ieper 1559-1801 – uitgave van de Vrienden van de SintMaartenskathedraal Ieper vzw, juni 2015)(Ieper was een bisdom vanaf 1559 tot Napoleon)

Noordelijke transeptgevel: verdiept spitsboog tweelicht met afzaat. Westgevel van noordelijk zij-koor: rest van oostelijke muur van de voormalige romaanse transeptarm. Tuitgevel van ijzerzandsteen, uitgezonderd bakstenen geveltop, gestut doormiddel van linker hoeksteunbeer. Bakstenen spitsboog, achteraf tot stand gekomen. Doorgang tussen noordelijke zij-koor (1554) en romaanse noordelijke transeptarm (verwoest in 1728 (?)). Links sporen van een romaanse rondboog. Foto KIK 1944

Oostelijke transeptmuur uitziend als een kapel gefundeerd op halfronde plattegrond. Zijgevels, noord en zuid, van de zijkoren: hoeksteunberen, twee verdiepte spitsbogen tweelichten met druiplijst, afzaat en lekdrempel. Vlakke koorsluitingen met tuitgevel. Blinde spitsbogen tweelichten. Driezijdige hoofdkoorsluiting met hoeksteunberen, dezelfde spitsboogvensters, onder meer blind, ten oosten.

Zuidelijke sacristie van twee traveeën en één bouwlaag onder aanleunend leien lessenaarsdak, uit de 18de eeuw. Getraliede rechthoekige muuropeningen. Dakruiter uit de 18de eeuw. De lichtere, houten ruitertoren werd in 1728 (?) geplaatst ter vervanging van de ingestorte romaanse kruisingstoren of vieringtoren. Leien bedekking. Rechthoekige galmgaten. Ingesnoerde spitsbekroning met peer. Met eigen middelen financierde Merghelynck in 1889 nieuwe wijzerplaten voor de toren, zodat voortaan aan alle zijden het uur gelezen kon worden. Rond drie wijzerplaten staat het jaartal 1889, rond één wijzerplaat staat het jaartal 1973. N.a.v. restauratie 1973-1974. In de kerkrekening kunnen we de juiste datum van het instorten van de toren niet bepalen. In de rekening van 1723-1725 wordt het instorten en het begin der herstellingen vermeld. In de rekening van 1725-1729 spreekt men van herstellingen en van verkoopdagen van hout, steen en materiaal. In 1727-1729 komen de laatste posten voor: “Betaelt … over toegematst thebben de stellijnckgaeten aende meuren vande kerkcke …” Ook gotische gedeelten leden schade en moesten hersteld worden. Wellicht is zo de bouwnaad tussen het St. Jacobskoor en de aanpalende kerkgedeelten uit te leggen: “… gewrocht te hebben aende beucke van Ste Jacob binnen dese kercke te deele in ruijne gecommen door het invallen van den thooren …” (gegeven uit Biekorf. Jaargang 60 (1959)-kerken van Wulveringem en Vinkem)

Roepsteen, grote, hoge steen met een afdakje. De roepsteen ligt meestal aan de ingang van de kerk. De veldwachter, stadsomroeper of bellenman, zij klommen op de steen om officiële berichten aan de bevolking voor te lezen. Als men hoger staat reikt de stem verder.

Interieur van de kerk Het kerkgebouw is belangrijk, maar het meubilair, beeldsnijwerk en schilderijen uit de 17de en 18de zijn ook de moeite waard! Sfeervol interieur. Hallekerk met houten tongewelf geschoord doormiddel van balken, 1751, uitgezonderd het bepleisterd spitsbooggewelf van het hoofdkoor. Spitsboogvormige scheibogen op zuilen. Noordelijke muur van de middenbeuk met niet bepleisterde romaanse rondbogen en rechthoekige pijlers met halfzuilen. Dichtgemetselde doorgangen naar de verdwenen romaanse noordbeuk. Bewaarde zuidelijke kruisingspijlers met ingewerkte halfzuilen in de hoeken. Deels bewaard oud plaveisel. Tongewelf met het jaartal 1751

In het interieur zijn overblijfselen van de romaanse kerk te zien Het Hoogkoor of Hoofdkoor Hoogaltaar, portiekaltaar, gemarmerde eik, 17de eeuw. Foto 2016

Op het altaar troont een eikenhouten, verguld tabernakel, 1750. Op het tabernakel een draaistoel voor de uitstelling van het H. Sacrament. (op de foto staat een kruisbeeld) Hoogaltaar is versierd met een schilderij: “De Kroning van Maria”, 1656. Het schilderij is van de hand van de Duinkerkse schilder Jan van Reyn. Het doek werd in 1661 geplaatst. Onderaan prijkt het wapen van pastoor Van der Meersch, de schenker. Op de lijst staat 1656. Het geheel is bekroond met een duif, symbool voor de Heilige Geest, en een beeld van de Hemelvaart van O.L. Vrouw, de patrones van de parochie. (Jan van Reyn (Jean de Reyn) °Duinkerke 1610 - +Duinkerke 20 mei 1678. Leerling bij Antoon van Dijck)

Koepel in plaaster en hout “Hemelvaart van Maria” Glasramen: op een foto uit 1944 ziet men glasramen met gekleurd glas in lood met daarop afbeeldingen van Bijbelse figuren. Ze zijn vervangen door gewoon glas. Waarom? Zijn ze vervangen tijdens de restauratiewerken in 1973-1974? Het gekleurd glas met Bijbelse figuren plaatste men in de ramen van de pastorie. Foto KIK 1944

Gekleurd glas in lood met afbeeldingen van Bijbelse figuren Glasramen in de ramen van de pastorie

De lambrisering, eik, 17de eeuw. Twee reliëfs, een van Koning David en een van de Heilige Cecilia, eik, 17de eeuw. Lodewijk XV-stijl. De twee reliëfs versieren de lambrisering. Godslamp, zilver, 17de eeuw, 40 cm. Symbool van Gods aanwezigheid. Dit herinnert aan de zevenarmig kandelaar van de Joden, de menora, op bevel van God moest deze altijd branden voor het altaar. (7 = het getal van de voltooiing en de scheppingsdagen)

2016 Foto KIK 1968 Beelden van H. Norbertus en van de H. Benedictus van Nursia. Wit beschilderde iep, 1757, 170 cm. Herinnering aan Norbertus Benedictus Buyck, pastoor van 1725 tot 1757. De witte beschildering geeft de beelden een uitzicht van plaaster. Tijdens de Franse Revolutie (einde 18de eeuw) roofden de Franse opstandelingen veel kunst uit de kerken. In de kerken stond veel houtsnijwerk van heiligenbeelden e.a. te veel om alles in veiligheid te brengen. Op advies van een monnik, schilderden men de beelden wit zodat ze een uitzicht kregen van plaaster. Het heeft geholpen. Voor plaasteren beelden hadden de plunderaars geen belangstelling. Zo werden veel beelden gered. Later heeft men bij restauratie van verschillende wit geschilderde beelden, onder de witte laag een prachtige polychromie ontdekt …

Communiebank met vijf medaillons, eik, 18de eeuw. Zinnebeelden van de eucharistie, in rococostijl. -de put van Jacob – de Ark van het Verbond – het Lam Gods – de toonbank met de broden – het brandoffer van het Oude verbond. Toonbank met broden Brandoffer van het Oude Verbond Koorgestoelte, eik, 17de eeuw. Lezenaar, adelaar. Adelaar is in de Bijbel het symbool van levenskracht en wilskracht. Hij is de koning hoog in de lucht, dicht bij de hemel.

Sint Omaar (Audomarus of Otmar), plaaster, 19de eeuw. Beeld komt uit de Sint Audomaruskerk van Vinkem In 1968 ging de laatste pastoor van de Sint Audomaruskerk, Gaspard Pypaert, van Vinkem met pensioen. De pastoor werd niet vervangen. De pastoor van Wulveringem kreeg de verantwoordelijkheid voor de twee parochies (pastoor De Meester). Beelden en schilderijen van de kerk van Vinkem bevinden zich nu in de kerk van Wulveringem. Het vast meubilair en het orgel bleven in Vinkem. Heden is de kerk ingericht als tentoonstellingsruimte. O.L. Vrouw met Kind. Aangekleed, en zilveren kronen en scepter. Paternoster. (processiebeeld) Sint Audomarus OLV met Kind

Middenbeuk (schip) Schilderij: Rechts naast de biechtstoel. “de Verloren zoon”, 18de eeuw (1740 ?). Geschilderd door Beke van Loo. Olieverf op doek (94 x 103 cm) 2016 KIK 1944 Schilderij (Rechtsboven naast de biechtstoel) Aanbidding der Wijzen, eind 17de eeuw. Anoniem. Olieverf op doek.

Biechtstoel, eik, 18de eeuw. (in de zuidbeuk staat een zelfde biechtstoel) Schilderij: Links naast de biechtstoel. “de Goede Moordenaar”, 18de eeuw. Schilder Beke van Loo. Olieverf op doek (94 x 103)

Schilderij: voorstelling van de H. Veronica, 17de eeuw. Schilder Jan de Reyn of Vigor Boucquet. Olieverf op doek (74 x 145) 2016 KIK 1968 Sint Winocus (640-717), hout, 17de eeuw. Patroon van de molenaars.

Grafsteen van Petrus van Bampoele. . (rechts van de preekstoel) (de grafsteen werd in de muur geplaatst door Arthur Merghelynck, de kasteelheer. Hij was voorzitter van het kerkbestuur van 1879 tot 1885 en burgemeester van Wulveringem van 1885 tot 1903)

(tekst) Monvmentvm nobilis Viri Petri van Bampoele Guill fij Joais Nepotis

Antiqva eqvestri Familia nati obiit XCV Febr Ao XVc LX et nobilis matronae Margareta de Muts Caroli fae obiit XXIII Ivnij Ao XVc LXXIX Relictis Eleonora et Margareta Fabus Iacobvs A Bryarde Eqves Antij Fs Lvd Ns Ds De Beauvoorde oppidi Ds Territoriiq Furnensis Svmmvs Praetor ex Eorum Fa Margareta Nepos Restivit et vivens locum sibi elegit Memorare Qui teritis, tritis, similiter; bene scitis Quos pedibus premitis, precibus relevare velitis (vrije vertaling) Monument van Petrus van Bampoele, edelman, zoon van Willem, kleinzoon van Johannes, uit een oud ridderlijk geslacht geboren overleed op 15 februari 1560 – en van Margaretha de Muts, edelvrouwe, dochter van Karel, overleden 23 juni 1579. Met achterlating van zijn dochter Eleonora en Margaretha, heeft Jacobus van Bryarde, ridder, zoon van Antonius, kleinzoon van Lodewijk, Heer van de stad Beauvoorde en van het territorium Veurne, hoog baljuw, geboortig uit de dochter Margaretha en kleinzoon van voornoemde [dit monument] hersteld en bij leven als plaats voor zichzelf bestemd. Gedenk, gij, die hier overheen gaat en [de grafsteen] afslijt, zult evenzo zijn; gij weet [dit] goed. Wilt hen die gij met voeten drukt, met gebeden verlichten. (vertaling door de Kanunnikessen van het Heilig Graf, St. Odiliënberg –Limburg, Nederland) MEMORE: de tekst van Merghelynck, onderaan de grafsteen, is onvoldoende leesbaar behalve de naam “Arthur Merghelynck” en het jaartal “MDCCCLIII” = 1883. 1549: Pierre van Bampoele koopt het kasteel “met alles erop en eraan, meubels inclusief” van François de Crane. Van Bampoele was ook een landedelman, net zoals zijn voorgangers. 1560: Margareta van Bampoele, dochter van Pierre, krijgt het leen toegewezen. Het landgoed wordt in de akte omschreven als “ligghende in de prochie van Wulverynghem noort oost van de kercke met upperhof nederhof duvecot ende valbrigghe metten hooven boogarden ende syngel grachten”. 1573: Margareta van Bampoele trouwt met Antoon de Bryarde. Antoon introduceert de naam “Beauvoorde”, naar een landgoed dat de familie bezat in Watou-Steenvoorde, het grensgebied met Noord-Frankrijk. Het trouwfeest vindt plaats in het kasteel. Er worden vijf kinderen geboren op het domein. Antoon de Bryarde wordt landhouder in Veurne, een van de hoogste functies bij de rechterlijke macht in Veurne. 1582: door de aanhoudende oorlogen (opkomst van het Calvinisme) en pestepidemie, vlucht Antoon met zijn gezin naar Gravelines (Grevelingen, gemeente in het noorden van Frankrijk, de Franse Westhoek), en laat het kasteel onbeheerd achter. 1584: de familie de Bryarde keert terug en treft een afgebrand en leeggeroofd kasteel aan, het werk van de Geuzen.

Antoon de Bryarde sterft in hetzelfde jaar, samen met drie van zijn kinderen. Een besmettelijke longziekte is de oorzaak van hun vroegtijdig overlijden. Anton wordt begraven in het familiegraf van de Van Bampoele. De grafzerk is vandaag nog steeds aanwezig in de kerk van Wulveringem. Renaissance preekstoel, eik, 1680. 2016 1944 Op de panelen van de kuip staan: -H. Bonaventura met staf, mijter en Franciscaanse kruinschering. -H. Augustinus van Hippo, met een hart in de hand. -H. Hiëronymus, met kardinaalshoed. -H. Gregorius, met pauselijke driekroon. Tussen hen de symbolen van de evangelisten: MATTHEUS – mens, gevleugelde mens of engel. Symboliseert: de mensheid, de Rede Thema van het evangelie: mannelijkheid van Christus. Evangelie begint: met het geslachtsregister van de familie van Jezus, dus over mensen (de genealogie van Abraham) MARKUS – leeuw , gevleugelde leeuw. Symboliseert: koninklijk, moed, opstanding. Thema van het evangelie: Christus als koning.

Evangelie begint: met de ontmoeting van Johannes de Doper en Jezus met een brullende leeuw zoals in de woestijn. LUCAS – os, gevleugelde os. Symboliseert: offer, sterkte Thema van het evangelie: Christus als priester en offer. Evangelie begint: met de aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper op het moment dat zijn vader Zakarias priesterdienst heeft in de tempel. De stier, koe of os was een offerdier. JOHANNES – adelaar Symboliseert: lucht, hemel, geest Thema van het evangelie: goddelijke natuur van Christus. Evangelie begint: met een filosofisch/ theologisch ogenblik over tijd en eeuwigheid. De adelaar heeft hoog in de lucht een goede kijk op de aarde. Bovenste paneel staat een abt met staf en mijter O.L. Vrouw met Kind, hout, 17de eeuw. (Beeld is afkomstig uit de Sint-Audomaruskerk van Vinkem)

Schilderij, Christus aan het kruis, 1659. Schilder is Jan de Reyn. Olieverf op doek (124 x 182) Onderaan staat het wapenschild van de schenker, pastoor Van der Meersch.

2016 KIK 1944 Herinnering aan oorlogsslachtoffers van Wulveringem 1914-1918.

Zuidbeuk

Marmeren doopvont, deksel in hout, in 1708 geschonken door Francis Donche de Beaulieu, gehuwd met Françoise van der Zype, de weduwe van de plaatselijke kasteelheer Pierre de Bryarde. Ernaast de resten van een vroeg romaans doopvont, gevonden tijdens het reinigen van de gracht rond het kasteel in 1974. Doopvont draagt volgend inschrift: “Ces fonts ont esté donnez en 1708 par Messire François Donche chevalier conseiller du Roy en ses conseils President a mortier au Parlement de Tournay, et par Dame Françoise Germaine Vanderzype Son epouse derniere des descendans de noble et illustre Seigneur Pierre Vanderzype chevalier qui dans le quatorzième Siècle fut Gouverneur de L’escluse et ensuite des Villes et chatellenies de Lille Douay et Orchies” (doopvont werd in 1708 geschonken door François Donche, ridderadviseur van de koning en raadslid in het parlement van Doornik, en door Françoise Germaine Vanderzype zijn laatste echtgenote afstammeling van de edele en illustere Pierre Vanderzype in de 14de eeuw ridder en gouverneur …) Renaissance biechtstoel, eik, 17de eeuw.

Een gift van Alexandrine de Hertoghe (+1655), weduwe van Jacques de Bryarde (1578-1652). Op de deurtjes het wapenschild van Jacques de Bryarde-Alexandrine de Hertoghe. Jacques verbouwde, tussen 1607 en 1617, het kasteel tot een van de “schoonste huysen van de casselrie” en de woonst kreeg de officiële naam “Chateau de Beauvoorde”. 1607-1617: Jacques de Bryarde, getrouwd met Alexandrine de Hertoghe, dochter van Karel, Heer van Moesbroek, magister aan het hof van de aartshertogen Albrecht en Isabella en gevolmachtigde van de financiën. (magister= middeleeuwse academische titel, vergelijkbaar met die van doctor) Jacques (1578-1652) was zes jaar toen zijn vader Antoon stierf. Later kreeg Jacques een militaire opleiding en trok op militaire missie naar Spanje en Italië. In 1603 kwam hij terug naar Wulveringem. Hij trouwde in 1611 te Brussel met Alexandrine de Hertoghe. Jacques en Alexandrine kregen tien kinderen. De gezinsuitbreiding werd gekoppeld aan een bouwcampagne. Jacques werd een echte bouwheer. Hij bouwde drie nieuwe vleugels en een traptoren. Hiervoor nam hij Sylvian Boullain onder de arm, de architect van de aartshertogen Albrecht en Isabella. H. Apollonia met een tang in de rechterhand en H. Barbara met een toren.

Eik, 18de eeuw. Gemaakt bij het huis Blockx uit Kortrijk. (beelden boven het doopvont en de biechtstoel) Schilderij: Maria-Magdalena zalft de voeten van Jezus, 1663, Jan de Reyn. Olieverf op doek (215 x 185) (schilderij hangt boven het doopvont en de biechtstoel) Schilderij: De Berechting, 1694.

Schilder is Jozef Van de Kerkhove (1667-1724) uit Brugge. Olieverf op doek (280 x 165) Schilderij: Aanbidding door de Koningen, 1655, Claeyssens uit Brugge. Olieverf op paneel (140 x 205) In de linkerhoek, het familiewapen van Houcke-de Wien. (afkomstig uit de kerk van Vinkem) Schilderij: Genadestoel door Niklaas Van de Velde, 1694.

Olieverf op doek (80 x 100) (afkomstig uit de kerk van Vinkem) Genadestoel is een voorstelling van de heilige drievuldigheid in de christelijke kunst. O.L.Vrouw met Kind, met wereldbol en scepter. Hout, 19de eeuw (afkomstig uit de kerk van Vinkem) 2016 KIK 1944 Sint-Anna-ten-Drieën. Eik, 18de eeuw.

Portiekaltaar gemarmerde eik. Tussen de zuidbeuk en de middenbeuk staat het altaar met centraal Anna met Maria en Jezus op de arm. Links de H. Jozef en rechts Joachim de echtgenoot van Anna en vader van Maria. Men noemt deze voorstelling: Anna te Drieën. In de vijftiende eeuw werd Anna als volwassen vrouw staand afgebeeld, met Maria als klein meisje op haar arm en Jezus als baby op de schoot van Maria, of Anna zittend met Maria als klein meisje op haar schoot, terwijl Maria de baby Jezus op haar schoot droeg. Deze voorstelling gaf tot in het begin van de 16e eeuw het belang van Anna in het drietal Anna, Maria en Jezus aan: Anna was, als grootmoeder van Jezus, de machtigste. Tegen de pilaar hangt en laatromaanse Christus. Eik. 15de eeuw. Anoniem.

Een geschenk van E.H. Lodewijk Willemyns, pastoor van 1987 tot 1998. Schilderij: “Profeet of Apostel” met de Bijbel, 18de eeuw. Anoniem. Olieverf op doek (75 x 65) Schilderij: Kunstsmid St. Elooi werkzaam in zijn atelier, 18de eeuw. Anoniem.

Echte naam is Eligius van Noyon (588-660) Olieverf op paneel (160 x 160 ) (afkomstig uit de kerk van Vinkem) Lambrisering in Lodewijk XVI-stijl, 1741. Gemaakt door Coene uit Veurne. Kruiswegstaties, 1881. Anoniem. Geschilderd op doek.

De 14 kruiswegstaties verwierf de kerk dankzij een financiële bijdrage van talrijke parochianen. Hun naam staat onder op de staties vermeld. De eerste statie werd geschonken door Arthur Merghelynck (1853-1908) 13de statie “JESUS VAN HET KRUIS AFGEDAAN” Gift van P. Flahou-Barra, H. Claes-Chaerel en Pieter Ameeu Koster Sint Jacobaltaar, 1665, portiekaltaar, gemarmerde eik. Olieverf op doek.

Schilderij: De Marteling van Jacobus, 1655 of 1665 (?), Jan Cossiers. (1600-1671) Jan Cossiers leerling van Cornelis de Vos (1584-1651). In 1628 werd Jan Cossiers lid van de Sint-Lucasgilde, waarvan hij van 1639-1641 deken was. Zijn stijl werd beïnvloed door onder andere Peter Paul Rubens. Cossiers werkte samen met Rubens aan grote projecten. Handteken van Cossiers en jaartal onderaan de schilderij, achter het tabernakel. Geschonken door Frans De Schacht. Het schilderij werd besteld door jonkheer Frans de Schacht (1607-1670) en zijn zoon Jakob-Frans de Schacht (1641-1707) (heren van Blingel, Rivière, Marconelles en Chartreux (Grigny-les-Hesdin)), wiens wapen is aangebracht op de kroonlijst. Frans de Schacht was burgemeester, landhouder en keurheer van de kasselrij Veurne. De beide opdrachtgevers worden in militaire uitrusting op het altaarstuk weergegeven. Hun wapenschild prijkt boven op het retabel. (het jaartal op het doek is onduidelijk nl. 1655 of 1665 ???)

O.L. Vrouwkoor Dit is wat er overblijft van de vernielde, niet heropgebouwde noordbeuk. Van hieruit volgden de plaatselijke kasteelheren de kerkdiensten. Bij testament gaf Charles de Bryarde (+1662), heer van Beauvoorde, geld voor een altaar met een schilderij “de Geboorte” voorstellend, van gelijke grootte en waarde als het reeds bestaande hoofdaltaar. Zijn broeder Pierre voerde het testament uit, hij liet het altaar maken en in 1663 opstellen. Het schilderij werd ook geschilderd door Jan van Reyn. Boven in het altaar, het wapenschild van de Bryarde, in de nok prijkt een gepolychromeerd Mariabeeld. (…gelijke grootte en waarde …= even groot als het hoofdaltaar, dus ook 3 traptreden waarvan de symbolische betekenis, Geloof, Hoop en Liefde is. En een schilderij van een bekende schilder …) Portiekaltaar, 17de eeuw, gemarmerde eik. Schilderij: De Aanbidding door de herders. Schilder, Jan de Reyn. 1663.

KIK 1944 2016 Op het altaarblad staat het volgende inschrift, dat later geschonden werd door het aanbrengen van een kleinere altaarsteen. De verdwenen fragmenten zijn in cursief en vet gezet. IN HET JAER XVIcLXII DEN 31 en OVST MHER PIETER VAN BRYARDE HEERE VAN BEAUVOORDE/ FS MHER JAECQVES OMME TE VOLDOEN AEN HET TESTAMENT VAN MHER CHAERLES DE BRYARDE / HOOGHBAILLIV DER STEDE EN CASSELRIE VAN VEURNE HEERE VAN BEAVVOORDE ZYNEN/ BROEDER GHEGEVEN DESEN AVTAER EN DE SCHILDERIE VOOR MEMORIE./

Geschonden altaarblad met ingelegde altaarsteen Altaarsteen met reliek en vijf kruisjes Een altaarsteen is een in het altaarblad opgenomen steen dan wel een geheel stenen altaarblad, waarin of waaronder de bij het altaar behorende relieken rusten. De altaarsteen heeft de grootte van een plavuis, is voorzien ven een reliekgraf en vijf kruisjes en is gewijd door de bisschop. Het is een draagbare steen die in het altaarblad van niet gewijde altaren of zijaltaren wordt gelegd voor een eucharistieviering. De vijf kruisjes symboliseren de vijf wonden van Jezus.

Martelarenverering. In het Romeinse Rijk bestond bij de christelijke gemeenschappen een bijzondere intensieve martelarenverering. Als het enigszins mogelijk was koos een gemeenschap het graf van een martelaar uit om als brandpunt bij de eredienst te dienen. Bovenop of dicht bij het graf werd een altaar geplaatst, en daaromheen werd een kerkgebouw opgetrokken. ‘Overschot’ Al snel werd het gebruik dat gemeenschappen die niet over een eigen martelaar beschikten, van elders een stoffelijk overschot haalden. Soms moest men zich tevreden stellen met grote of kleine fragmenten van een overschot. Het Latijnse woord voor ‘overschot’ is reliquia. Vandaar dat men een fragment van het stoffelijk overschot van een martelaar of heilige in het Nederlands relikwie noemt. Het reliekengraf De verzegelde ruimte in een altaar waarin relikwieën worden geplaatst, heet het reliekengraf. Voorschrift Dus de steen waaronder of waarin zich een reliekgraf bevindt, wordt altaarsteen genoemd. Het is bij voor de eredienst bestemde altaren inmiddels dwingend voorschrift dat een relikwie in of onder een altaarsteen wordt aangebracht. Kruisjes Een altaarsteen is te herkennen aan de vijf kruisjes die erin uitgehouwen zijn. Bestaat de altaarsteen uit een geheel stenen altaarblad, dan zijn er altijd wel enkele kruisjes van op een afstand te zien. De vijf kruisjes verbeelden de vijf wonden van Jezus. Grafsteen van kasteelheer Jacques de Bryarde. (rechts in de wand)

(tekst) Jacobvs a Bryarde Eqves Antony F Lvdovici nepos Dns de BeauVoorde Oppidi Territorijqvue Fvrnensis svmmvs Praetor pro pia memoria non pro inani gloria hoc monvmentvm sibi posvit et Alexandrina de Hertoghe Caroli F. Doni de Moesbrovck Archidvcvm Alberti et Isabelae Palacij Magistri Financiarvmqve Commissarij Conivgi svae chariss mae Obiit Ille 22a Janvarij 1652 Illa 27a Aprilis 1655 Misericordias in aeternum cantabo (vrije vertaling) Jacobus de Bryarde, ridder, zoon van Antonius kleinzoon van Lodewijk, Heer van Beauvoorde hoog baljuw van de stad en het territorium Veurne heeft, ter vrome nagedachtenis, niet vanwege ijdele glorie, dit monument voor zich laten plaatsen – en Alexandrina de Hertoghe dochter van Karel, Heer van Moesbroek, magister aan het hof van de aartshertogen Albert en Isabella en gevolmachtigde van financiën voor zijn zeer dierbare echtgenote. Hij overleed de 22e januari 1652 Zij de 27e april 1655 De barmhartigheid des Heren zal ik in eeuwigheid bezingen (vertaling door de Kanunnikessen van het Heilig Graf, St. Odiliënberg – Limburg, Nederland) Arthur Merghelynck liet de grafsteen restaureren en in de muur van het O.L. Vrouwkoor plaatsen in 1890.

Orgel, 1775. Orgelbouwer is J.J. Vander Haeghen (???) uit Rijsel. De borstwering, een gerecycleerde communiebank, versierd met vier symbolen, die wijzen - naar de Drie-eenheid: Vader, Zoon en Geest. Van links naar rechts: -IHS, Jezus Hominum Salvator -Duif, zinnebeeld van de H. Geest -Oog in driehoek, Gods al ziend oog en de drie-eenheid -Kelk, offer van Christus

Over de oorsprong van het orgel staat niets met zekerheid vast. Stijlkritisch dateert de orgelkast, in Lodewijk XV-stijl van ± 1775. Het staat vast dat dit instrument niet gebouwd werd voor deze kerk. Misschien is het afkomstig uit een door Jozef II afgeschaft klooster (1783), samen met de borstwering van het doksaal, afkomstig van een vroegere communiebank. (Jozef II, wilde de kerk ondergeschikt maken aan de staat) De kerk werd in 1793 door de Fransen geplunderd, ze namen vooral zilverwerk en de klokken mee, het is mogelijk dat er toen ook orgelpijpen verdwenen. Wie het orgel bouwde blijft een vraag: om reden van het zeldzame onderwerk van het orgel, denkt men aan Jean-Joseph Vander Haeghe uit Rijsel, die een soortgelijk onderwerk bouwde in Reningelst (1780) en in Krombeke (1789). Of is Jean-François Guilmant uit Sint-Omaars de bouwer: om reden dat de naam “François Guilmant 1798”, in stuntelig schrift geprikt staat in het orgelbuffet. In dit geval zou het orgelmeubel, zonder pijpwerk, eerst na de “Beloken Tijd” door de kerk zijn aangeschaft. (met Beloken Tijd wordt in de Zuidelijke Nederlanden de tijd bedoeld van ongeveer 1796 tot 1801, de tijd van de Franse bezetting. “Beloken” is het voltooid deelwoord van “beluiken”: van luiken voorzien. Het was dus de tijd waarin dingen niet openlijk gedaan konden worden) Dit wordt echter tegengesproken door een aantekening in de kerkrekening van 1836 i.v.m. het terugplaatsen van pijpwerk: “’t welk is weggenomen geweest door de troepen tijdens de Franse Omwenteling” Over het orgel schrijft Fr. Loncke in de Ware Vlaming (jan. 1883, blz 79): “De kerkorgel wierd eerst gezet in de andere eeuwe …” Na het hervatten van de openbare eredienst in 1802, werd het orgel, naarmate er geld beschikbaar was, opnieuw uitgerust met pijpwerk. René Germain, orgelbouwer uit Ieper, plaatst in 1803 enkele spelen in het hoofdwerk: o.m. de thans nog bestaande frontpijpen. 1823-1824, vervolledigt Philippus Liem, timmerman te Izenberge en amateur-orgelbouwer, het hoofdwerk met Nasard, Flûte en Clairon. Vanaf 1826 wordt zijn zoon Franciscus genoteerd, die in 1831 het klavier uitlengt. In 1836 het onderwerk uitrust met Prestant, Bourdon en Flûte en in 1840 het hoofdwerk voorziet van een Fourniture. In 1845 plaatste Simon-Gerardus Hooghuys uit Brugge drie nieuwe spelen: Viola, Quintadena en Fourniture. Hij vernieuwde ook de twee klavieren. In 1852, een grote en grondige herstelbeurt door Petrus Loncke, orgelbouwer te Hoogstade. Hij breidde de Fourniture uit met een derde rang. In 1866 leverde hij een nieuwe windlade met pijpwerk voor het onderwerk en een blaasbalg. In 1883 brengt hij een aangehaakt pedaal aan. Zeven jaar later plaatst zijn zoon Frederik een Salicional 4 en een Violon 8. Op de C-pijp van de Prestant staat: “Laus Deo-Frederik Loncke eesen 1901”.

In 1911-1912 wordt door Maurice Delmotte uit Doornik, de orgelkast achteruit geschoven om er een vrijstaande speeltafel vóór te kunnen plaatsen: hierbij werd een nieuwe windlade aangebracht in het hoofdwerk en het heel instrument geromantiseerd. Jules Anneessens uit Menen controleert het orgel in 1930 en plaatst een elektrische ventilator. Verder wordt het orgel regelmatig gestemd door de gebroeders Jozef en Pieter Loncke uit Esen. Bij de herstellingswerken in 1972 werd gestreefd naar een reconstructie van het oorspronkelijk instrument, mits behoud van het oude pijpwerk. De orgelkast werd opnieuw in de balustrade geplaatst en boven ontdaan van storende uitbreidingen. Windladen, regeerwerk en klavieren werden vernieuwd naar de oude trant. Deze werken werden uitgevoerd door het orgelbedrijf Jos Loncke en Zonen, Diksmuide-Esen. Gegevens over de orgelbouwers die werkten aan het orgel van Wulveringem. Jean-Joseph Vander Haeghen (°1725 Wetteren? of Gent?) Volgens een getuigenis van Pierre van Peteghem, orgelbouwer uit Wetteren, zou Vander Haeghen in Gent geboren zijn en was hij een leerling bij zijn grootvader Pieter van Peteghem (1708-1787). Als Vander Haeghen in Gent gevestigd was, dan is dat slechts kortstondig geweest, aangezien hij in 1749 in Rijsel woonde. Vanuit Rijsel was hij meermaals aan het werk in West-Vlaamse kerken. Jean-François Guilmant, Sint-Omaars (Fr) De Guilmant’s zijn een Noord Franse familie van organisten en orgelbouwers, die ook werkten in de Vlaamse Westhoek Van belang voor de organografie zijn hoofdzakelijk de drie broers Guilmant, waarvan de oudste en een jongere dezelfde naam hebben. De zonen zijn van dezelfde vader, doch uit twee huwelijken. In Wulveringem gaat het over Jean-François Guilmant II (1752-1811), halfbroer van de oudste JeanFrançois. Hij was te Sint-Omer ingeschreven in 1777, het jaar van zijn huwelijk. In de Sint-Niklaaskerk van Veurne verschijnt Fran9ois Guilmant aan de zijde van de Rijselse orgelmaker Jean Vander Haeghen in 1793-1793. René Germain (°1767) Na de Franse Revolutie vestigde hij zich in Ieper. Zijn eerste activiteit bestond uit het leveren van nieuw pijpwerk voor orgels, die geplunderd waren door de Sansculotten. Slechts één nieuw orgel van zijn hand is bekend, namelijk het orgel in Watou (1816-1820). Zijn overige werken bestaan uit herstellingen. Philippus Liem, was een timmerman in Izenberge, later gelegenheid orgelmaker. Gerrit-Simon Hooghuys (°Wormer 1754- +Brugge 1813) Orgelbouwer. In 1806 verhuisde hij van Middelburg (Nl) naar Brugge, waar hij in de plaatselijke krant het volgende bericht liet verschijnen: (omgezet in modern Nederlands) “Gerardus Hooghuys, orgelbouwer, heeft de eer het publiek ervan te informeren dat hij komen wonen is in deze stad Brugge in de Vlaemingstraat nabij de Vlaemingbrug. Hij gelast zich met het bouwen van nieuwe orgels en het repareren van de bestaande instrumenten, dit alles aan gematigde prijzen”. Simon-Gerardus Hooghuys (°Middelburg 1780 - +Brugge 1853), zoon van Gerrit-Simon. Hij werkte in 1845 aan het orgel van Wulveringem. Petrus Loncke (°Hoogstade 1821 - +Hoogstade 1897) Orgelbouwer uit Hoogstade. Het bedrijf is ontstaan ye Hoogstade waar Pieter Albertus Loncke zijn eerste orgel bouwde. Maurice Delmotte (°Doornik 1885 - +Doornik 1961) Orgelbouwer uit Doornik. Vanaf 1903 was Maurice Delmotte, zoon van Théophile, medezaakvoerder met zijn vader. Na diens overlijden in 1909 was hij alleen zaakvoeder, tot in 1946 zijn eigen zoon Georges het bedrijf vervoegde.

Jules Anneessens (°Geraardsbergen 1876 - +Menen 1956) Orgelbouwer. Derde zoon van Charles Anneessens. Oorspronkelijk richtte hij zich voornamelijk op de buitenlandse markt. De bouw van een orgel in Rome, de Santa Maria Maggiore kerk, leverde hem de eretitel op van “Leverancier van de Paus”. Tijdens de Eerste Wereldoorlog sloot hij zijn atelier te Menen en verhuisde naar Tildonk (Brabant). Na de oorlog ging hij terug naar zijn vernielde atelier. Hier werkte hij aan bescheiden projecten, voornamelijk het bouwen van kleine orgels voor de heropbouw van kerken in de Westhoek. Jos Loncke & Zonen pvba. In 1956 werd de pvba “Jos Loncke & Zonen/ Esen” opgericht. Na het overlijden van Jos Loncke in 1958 werd het bedrijf verdergezet door zijn zonen Frans (°1921), Gerard (°1923) en Gabriël (°1932). In 1959 werd de bedrijvigheid helemaal overgebracht naar een nieuw atelier in Zarren, terwijl de vestiging in Esen enkel nog als zetel van de pvba en als stapelplaats diende. De algemene leiding was aanvankelijk in handen van Gerard, maar door diens vroegtijdig overlijden in 1968 werd Frans de nieuwe zaakvoerder. Deze richtte in 1972 een nieuwe pvba op onder de naam “Loncke Orgelbouwer/Kortemark” in Zarren. De jongste broer Gabriël Loncke moest het bedrijf verlaten. Hij vestigde zich in Overmere (Berlare) als onafhankelijk orgeldeskundige-ontwerper, daarnaast verrichtte hij ook onderhoudswerken aan orgels. (gegevens over het orgel van : Vlaamse Overheid – inventaris van het onroerend erfgoed: ORGELS. Provincie West-Vlaanderen – Arrondissement Veurne. Administratieve entiteit VEURNE Gemeente WULVERINGEM Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw) Obiits: linksboven achter het orgels hangt de obiit van Arthur Merghelynck, daaronder de obiit van zijn moeder Elise Charlotte Henriette Ghislaine Carton. (obiit= rouwblazoen) Obiit van Arthur Merghelink + 14 juli 1908

Obiit van Elise Carton +31 oktober 1871. De moeder van Arthur Merghelynck Rechtsboven achter het orgel hangt de obiit van de vader van Arthur, Leopold François Emmanuel Merghelynck, daaronder de obiit van de adellijke familie Moucheron, kasteelheren te Vinkem Obiit van Leopold Merghelynck + 24 oktober 1866. De vader van Arthur Merghelynck

Obiit van de Moucheron adellijke familie uit Vinkem

Liturgische gewaden Na het einde van de parochie Vinkem in 1968, verhuisden ook de liturgische gewaden uit de kerk van Vinkem naar de kerk van Wulveringem. In de sacristie van de kerk van Wulveringem worden de gewaden goed bewaard. Op 10 september 2017 t.a.v. Open Monumentendag, de gewaden gefotografeerd. Het kazuifel dat Arthur Merghelynck aan de kerk schonk, was niet meer aanwezig. Waarschijnlijk elders opgeborgen. Het aantal liturgische gewaden, opgeborgen in de sacristie van Wulveringem,, lijkt weinig om van twee kerken te zijn. er hangt maar één oude koorkap, maar wel een heel kostbare. Wapenschild van de Merghelyncks

(enkele foto’s van de gewaden) Romeins kazuifel (vioolkist) – damast – kruis en voorkant versierd met figuren in gouddraad en zilverdraad – Lam Gods – 19de eeuw

Romeins kazuifel (vioolkist) – damast – versieringen + Lam Gods in gouddraad en zilverdraad – 19de eeuw

Koorkap – begin 18de eeuw – zijde – goudbrokaat – geborduurd. Versieringen met gouddraad en zilverdraad. Pelikaan voedt zijn jongen in zilverdraad.

Pelikaan voedt zijn jongen. De pelikaan wordt gezien als een vogel die zichzelf opoffert om zijn jongen te helpen. In het volksgeloof wordt aangenomen dat hij zichzelf verwonde om zijn jongen te drinken te geven van zijn bloed. Hiermee is het een symbool geworden van het offer dat Christus bracht ter verlossing van de mensheid. (goudbrokaat = zware, zijden stof, versierd met van gouddraad ingeweven patronen, met ornamenten van bloemen, takken, vogels of andere figuren) (goudlaken of zilverlaken = geweven stoffen waarin gouddraad of zilverdraad is verwerkt)

Kerkhof - geschiedenis Een kerkhof is vanuit een historisch perspectief de benaming voor de ruimte rondom een christelijke kerk. Het gebied is doorheen de eeuwen gebruikt als geconsacreerde (gewijde) begraafplaats. De gewijde grond kon gehuurd of gekocht worden om lichamen van gelovigen, die een kerkelijke begrafenis kregen, te bergen. Het was goedkoper dan begraven in het kerkgebouw, maar wel vlakbij de gewijde plaats waarvan werd aangenomen dat deze aan de overledene bescherming zou bieden. Studies over begraafcultuur wijzen op het belang van begraafplaatsen als “spiegel” van de samenleving waarvoor ze als dodenakker dienden. Bij de indeling van kerkhoven merkt men het onderscheid in klassen “ een afspiegeling van de maatschappelijke hiërarchie”. Van stedelijke elite met rijk gedetailleerde “eeuwigdurende graven” aan de hoofdassen tot de allerarmsten in de vierde klasse en de ongedoopten in een verloren hoek. Geschiedenis. Het is pas na de bekering van Karel de Grote in 785; hij besliste dat men alle doden moet begraven. Hij verbiedt daarbij oudere grafrituelen zoals crematie. De kerk zal voortaan zorg dragen voor het zielenheil. Zij legt de dode “te ruste” op een kerkhof: een hof bij, of van de kerk. Dat kerkhof is gewijd en behoort toe aan God. In de schaduw van de kerk wachten de doden tot de Wederopstanding en het Laatste Oordeel. Is het kerkhof klein dan worden de beenderen ontgraven en in een knekelput, carnarium of ossuarium bijgezet. Het carnarium (van het Latijnse ‘caro’ dat ‘vlees’ betekent) of ossuarium (van het Latijnse ‘os’ wat ‘been’ betekent) was een stenen constructie, huisje of onderdeel van de kerk waar beenderen werden opgeslagen. Sommige doden werd een plaats op het kerkhof geweigerd. Het waren zware misdadigers, zieken zoals leprozen (melaatsen), goddelozen, andersgelovigen en ongedoopte kinderen .. Voor hen werden “heydenenkerckhoven” opgericht buiten de dorpsgrenzen. Het waren ongewijde begraafplaatsen. In 1784 verbiedt de Oostenrijkse Keizer Jozef II om hygiënische redenen de begraving in alle kerken en op kerkhoven binnen de stadsgrenzen. Bovendien moeten alle filosofische overtuigingen een eigen perk krijgen op de nieuwe begraafplaatsen. In 1864 komen die begraafplaatsen onder het beheer van de burgerlijke overheid terecht. Voor die begraafplaatsen wordt bij voorkeur de term “buitenstadse begraafplaats” gekozen als onderscheid met de overkoepelende term ‘begraafplaats’. “Dodenakker” krijgt bij de 18de-eeuwse Verlichtingsfilosofen een extra betekenis wanneer ze voorstellen om eens de begraafplaats vol is, die als akkergrond te gaan gebruiken. Daarmee sluiten ze onbewust aan bij de middeleeuwse kloosterkerkhoven waar monniken en kloosterzusters zich lieten begraven in de boomgaard. Dat idee vindt in de 21ste eeuw een tweede adem in de natuurbegraafplaats. Het idee is dat het lichaam eeuwig rust in de natuur, zonder zerk of plaatsaanduiding. Eens de begraafplaats vol wordt een nieuwe “akker” aangesneden. Alle termen worden nog verrijkt wanneer de eeuwenoude traditie van de crematie onder de loep wordt genomen. De crematie werd veelvuldig toegepast in de voorchristelijke periode met urnenvelden als gevolg.

Tijdens de 19de-eeuwse Romantiek komt dat “eigen” verleden terug onder de aandacht. Crematie wordt gepromoot en de eerste crematoria worden gebouwd. In België wordt crematie in 1932 voor het eerst wettelijk toegestaan. Vanaf dan ontstaan nieuwe asweiden en columbaria. Recent werd er ook terug aangesloten bij de eeuwenoude traditie van de urnenvelden. Kerkhof van Wulveringem Een kerkhof herbergt geschiedenis. Kerkhof is afgezoomd met dubbele en enkele rij lindenbomen, 160 stuks geplant in 1851.

(enkele bekende graven) Gedenkmonument, in hardsteen, voor militaire en burgerlijke doden van de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Monument is gemaakt door L. Tanghe uit Brugge (gesigneerd) Het is een meervoudige gelede harstenen sokkel die naar boven versmalt en is opgebouwd uit gebeeldhouwde boomstronken, waarop een kruis rust, opgebouwd uit twee gebeeldhouwde takken

Namen van gesneuvelde soldaten. 1. Baelden Leo, °Wulveringem 22-03-1896 +gesneuveld Nieuwpoort 18-03-1918 Soldaat 3de Regnt Karabiniers, 4de Kompagnie mitrailleurs 2. Boudeweel Achiel °Wulveringem 9-08-1891 +slagveld aan de IJzer 3-05-1916 Soldaat bij de Lansgrenaden, 2de Détachement 3. Luypaert Remi, °Werckem 10-10-1886 +verdwenen 24-10-1914 Soldaat bij ‘t 7de Linieregiment 4. (op lijst staat 2 x nr. 3) Flijps Luciaan, °Langemarck 8-03-1892, Candidaat-Officier, Ridder van ’t Order der Kroon, Ridder van ’t Order van Leopold II. Vereerd met het Oorlogskruis. Erg gekwetst in den veldslag van Haelen in 1914, bezweken aan erge wonden bekomen te Oeren en begraven te Wulveringem den 9-10-1917 5. Vanryssel Hendrik, °Wulveringem 27-03-1895 +gesneuveld Adinkerke 28-11-1916 Soldaat bij ‘t 8ste Linieregiment 6. Vercamer Juliaan, °Loo 26-08-1895 +gesneuveld Oud-Stuivekenskerke 23-11-1916 Soldaat bij ‘t 4de Linieregiment. Laat het geheugen van uwe vrienden uit uw herte niet gaan en vergeet hen niet in uwe gebeden. Grafmonument van Jonkheer Arthur Merghelynck (9/03/1853-14/07/1908). Burgemeester van Wulveringem (kasteelheer) en van mevrouw de douairière Julienne Flyps (26/05/1866-13/05/1941)

Arthur Merghelynck had bij testament zelf gekozen voor een graf in Wulveringem. Dat betekende dat hij vanuit Ieper naar het dorp overgebracht werd om er door pastoor Van Ackere begraven te worden. Weduwe Merghelynck vroeg en kreeg de afstand van grond voor het graf. Dat ging niet gemakkelijk. De gemeenteraad wou eerst de grond doen afmeten om nadien de prijs per vierkante meter te bepalen. Op een andere zitting werd de vraag van de weduwe voor een concessie van veertig jaar uitgesteld “voor nader onderzoek”. Er werd een vergelijking gemaakt met de grafkelder en het gedenkteken van notaris Rolly. Uiteindelijk besliste de gemeenteraad, pas halfweg 1912, om een eeuwigdurende concessie toe te staan. Hun argument luidde dat het graf een verfraaiing zou zijn van het kerkhof. Kostprijs: 1548 frank, waarvan de helft bestemd was voor het Armenbestuur. Merghelynck had in zijn testament de zorg voor het graf opgedragen aan de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL). Die verkreeg het gebruik van het kasteel in 1941, na de dood van mevrouw Merghelynck. (testament uitgevoerd na de Tweede Wereldoorlog in 1947) Elk jaar vindt er omstreeks de sterfdatum van Arthur Merghelynck een jaarvergadering plaats. Dan verzorgt de academie nog steeds een korte bloemenhulde, aan het graf van Arthur. (jaarlijks de eerste woensdag van juli) Grafmonument van Emile Verhaeren, marmer. (ontgraven in 1926) Ontwerp van M.O. Van Rysselberghe. Kerkhof van Wulveringem 1917, grafmonument Emiel Verhaeren. In 1926 verhuist naar Sint-Amands

Gedenkplaat op het kerkhof van Wulveringem Praalgraf voor Emile Verhaeren in Sint-Amands, op de oever van de Schelde, sinds 1926.

Emile Verhaeren - °Sint-Amands 21 mei 1855 - +Rouen (Fr) 27 november 1916. Franstalige Belgisch auteur. Hij was dichter, schreef korte verhalen, kunstkritiek en toneel. Zijn werk is vertaald in 28 talen, waaronder Russisch, Chinees en Japans. Verhaeren debuteerde in 1883 met “Les Flamandes”, een naturalistische bundel geïnspireerd door de wellustige taferelen uit de Vlaamse schilderkunst van de 16de en 17de eeuw. In 1886 volgt “Les Moines” in de sfeer van het religieuze mysticisme. (Mysticisme (van het Grieks mystikos: initiëren-verbergen) is een leer die stelt dat kennis over de werkelijkheid mogelijk is los van kennis die men verwerft via de zintuigen of de rede. Het geloof in wonderen en in het bovennatuurlijke zijn vormen van mysticisme) Van 1888 tot 1891 publiceert hij zijn zwarte trilogie: Les Soirs (1888), Les Débâcles (1888) en Flambeaux noirs (1891). De bundels bibliofiel, uitgegeven bij Edmond Deman in Brussel, baden in de duistere “fin-desiècle” sfeer van zwaarmoedigheid en zelfkwelling. Het zijn de jaren waarin Verhaeren aan neurasthenie lijdt. (zenuwzwakte) In 1898 verliet Verhaeren Brussel en vestigde zich in Parijs. Kort daarna verhuisde hij naar Saint-Cloud. De dichter heeft zijn band met België nooit opgegeven. Met zijn oversteek naar Parijs kreeg de literaire carrière van Verhaeren nieuw elan. Publicaties: Les Visages de la vie (1899), Les Forces tumultueuses (1902), La Multiple splendeur (1906), Les Rythmes souverains (1910), Les Flammes hautes (1917). Hij begon ook met de bublicatie van Toute la Flandre, bundels die te lezen zijn als een ode aan het Vlaamse land: Les Tendresses premières (1904), La Guirlande des dunes (1907), Les Héros (1908), Les Villes à pignons (1910) zn Les Plaines (1911). Als kunstcriticus publiceerde hij over Rembrandt (1904) en Rubens (1910) en een monografie over James Ensor (1908). De Eerste Wereldoorlog is een breuk in de literaire ontwikkeling van Verhaeren. Zijn bewondering voor Duitsland slaat om in haat. Verhaeren schaart zich onmiddellijk achter koning Albert I

Op het kerkhof liggen 15 Britse gesneuvelden uit de Tweede Wereldoorlog, waaronder 3 niet geïdentificeerde. Zij waren leden van het Britse Expeditiekorps die streden tegen de oprukkende Duitse troepen. Zij moesten de aftocht dekken van de Britse troepen die het vasteland van Europa in Duinkerke verlieten op 4 juni 1940. Zij sneuvelden tussen 30 mei en 1 juni 1940. De Britse troepen verlieten het vasteland, behalve de 51ste Hoogland Infanterie die zich overgaf met een deel van het Franse 10de Leger. Dit met achterlating van 1200 stuks veldgeschut, 12520 luchtdoelkanonnen en antitankgeschut, 11000 machinegeweren, 75000 voertuigen en een gigantische voorraad munitie. De graven worden onderhouden door de Commonwealth War Graves Commission en zijn daar geregistreerd als Wulveringem Churchyard.

Grafmonument. Van notaris Henri Francois Bernard Rolly, stierf op 2 augustus 1873, hij was 40 jaar. En van Fanny Melanie Beesau, weduwe van notaris Rolly in een eerste huwelijk en van notaris Cornille in een tweede huwelijk. (°1840-+1909) (Henri François en Fanny Melany Beesau huwden op 3 september 1861 te Hoogstade) (Auguste Cornille en Fanny Beesau huwde op 26 december 1874 te Wulveringem) En notaris Auguste Jacques Cornille (°1843-+1892) Burgemeester van Wulveringem van 1879 tot 1884. Notaris Cornille maakte de verkoopakte op voor de onderhandse verkoop van het kasteel aan Merghelynck. (28 oktober 1875)

Grafruïne van Pierre-Jacques Caloone °1772 - +1847 Pierre-Jacques Caloone koopt het kasteel in 1838 …. Eerste huwelijk met Maria-Joanna Verscheure – tweede huwelijk met Maria-Jacoba Symoens. Marie-Thérèse Serlippens, nicht van de van Tieghems, is de laatste erfelijke bezitster van het domein. 1835: gemeenschappelijke erfgenamen Timmermans, de Meulemeester en de Deurwaerder, verkopen het goed in 1838 voor 30 000 francs aan Pierre-Jacques Caloone. 1838: Pierre-Jacques Caloone, landbouwer. Hij koopt het goed. Hij woont 9 jaar op het domein en sterft op het kasteel in 1847. Zijn kinderen uit een eerste huwelijk verkopen het kasteel aan de tweede echtgenote van Caloone, voor 50 900 francs (in 2000 ± 10 850 000 fr). De verkoop vindt plaats in herberg “De Kroon” in Houtem. 1848: Marie-Jacqueline Symoens, tweede echtgenote van Caloone, wordt eigenares. Zij stierf op 1 juli 1863, aan een beroerte, nabij de binnen-gracht van het kasteel, terwijl ze de eenden voedde. 1863: brouwer-cabaretier-landbouwer Ceulenaere en zijn schoonbroer landbouwer Moeneclaey kopen het domein en splitsen het om te kunnen verhuren. Het kasteel wordt een soort woonkazerne. Er woonden verschillende gezinnen van belastingontvangers. 1875: ridder Arthur Merghelynck koopt het domein op 28 oktober 1875. En redt het kasteel van de sloophamer.

Grafsteen van Henri Temperville °Beveren aan de IJzer 8 december 1877 +Beauvoorde 31 januari 1971 Zijn echtgenote: Marie-Godelieve Gesquiere °1894 +1995 (101 jaar) Henri Temperville was brouwer. De brouwerij lag achter huisnummer 7 aan het Anton van Wilderodeplein. Huisnummer 7 was ooit herberg “de Keizer”. Het was de woning van herbergier-bierbrouwer Louis Dendecker. Zijn opvolger werd Georges Degroote. Georges deed gouden zaken tijdens de oorlog 1914-1918. Vóór de oorlog had hij een omzet van 12500 kg mout. De omzet steeg in 1914 naar 13980 kg, in 1915 naar 33500 kg en bereikte in 1916 37000 kg mout. In 1920 namen de gebroeders Gesquière de brouwerij over van Georges Degroote. De schoonbroer van Georges Degroote, Omer Derickx uit Bulskamp, die de brouwersstiel hier leerde, vertrok in 1921 naar Alveringem waar hij de brouwerij en het mouthuis “De Snoeck” kocht. Circa 1935 nam Henri Temperville de handel over, via zijn vrouw was hij verwant met de Gesquieres. Er werd niet meer gebrouwen, alleen nog bier uitgevoerd. Maria-Godelieve Gesquiere was 17 jaar jonger dan Henri. Zij was een jonge weduwe zonder inkomen (weduwenpensioen bestond toen niet) het was een geregeld huwelijk. (bron Roger Cappelaere 93 jaar op 1 mei 2022)

Grafsteen van Simon Pyfferoen °1907-+1987 Zijn echtgenote: Angele Inion °1905-+1990 Maker van de “Beauvoorder Paté”, gestart in 1934 Paté creators sinds 1934. Achter de authentieke smaak van de Beauvoorder schuilt een geschiedenis. Die begint na de Eerste Wereldoorlog I, wanneer René Theunissen een heerlijke paté bereidt met verse ingrediënten en unieke kruiden. (°Bilzen 1882 +Wulveringem 1960) Meteen kreeg hij de bijnaam “René Paté”. (René Joseph Theunissen huwde op 8 oktober 1919 met Elza Maria Huyghe (1878-1929). René was slager met als specialiteit de latere “Beauvoordse paté”. In de volksmond werd hij “René paté” genoemd. Elza stierf toen de 51 jaar oud was. René gaf zijn beenhouwerij over aan Simon Pyfferoen) In 1934 neemt Simon Pyfferoen de slagerij van René in Wulveringem over. In de jaren zestig krijgt hij hulp van zijn zoon Hugo, die volop experimenteert met nieuwe recepten.

In 1970 wordt Hugo samen met zijn vrouw Mia Vandewalle eigenaar van de slagerij. Het echtpaar specialiseert zich in boerenpaté, die uitgroeit tot een geliefde specialiteit. “De Beauvoorder” blijft jaar na jaar verse paté maken. 1990, verhuist naar Veurne. 2013, overname door de Groep Tradelio. Vandaag wordt de Beauvoorder-paté nog steeds bereid op basis van verse ingrediënten, kruiden en een langzaam bakproces. Graf van Michel Duron °Stavele 29 november 1918 +Veurne 22 februari 2008 Gemeentesecretaris En zijn echtgenote Palma Sampers °Izenberge 11 mei 1925 +Bulskamp 24 juli 2010 Dubbelnamen in gemeentefusies Bij de gemeentefusies van 1970/1 kregen Vinkem en Wulveringem van de overheid niet de toelating om zich samen “Wulveringen-Vinkem” te noemen. Op voorstel van gemeentesecretaris Michel Duron besliste de gemeenteraad om de naam van het kasteel Beauvoorde in Wulveringem als nieuwe gemeentenaam voor te stellen. Dit kon wel.

Een legislatuur later, bij de fusies van 1976/7, werden Vinkem en Wulveringem bij Veurne gevoegd. De fusienaam Beauvoorde verdween. De dubbelnamen werden plots weer toegestaan. In West-Vlaanderen: Lo-Reninge, Langemark-Poelkapelle en Knokke-Heist. Petrus Ameeu (°Proven 10 februari 1848 +Wulveringem 11 december 1931) Onderwijzer van 1870-1903 en koster sedert 1880. Weduwnaar van Leonie Durieu. Gehuwd op 11 september 1895. (deze bejubelde persoon heeft een sobere begraafplaats) Artikel uit “De Poperingenaar” 20 december 1931 (letterlijk overgeschreven) Gemeente Wulveringem STERFGEVAL Heer Petrus Ameeu Op dinsdag 15 dezer had in de parochiale kerk van Wulveringem de plechtige uitvaart plaats van de zoo verdienstelijken HEER PETRUS AMEEU, rustend onderwijzer, koster-jubilaris en

schatbewaarder der Kerkfabriek, die gedurende 61 jaar aan onze parochie onzeglijk veel goed gedaan heeft, en onschatbare diensten aan onze bevolking bewezen heeft. Verleden jaar vierde hij zijn plechtige gulden jubelfeest als koster onzer kerk. Bij deze rouwplechtigheid heeft het dankbare volk eens te meer zijne achting en genegenheid kunnen tonen ten opzichte van hun goede weldoener, en de bewijzen geleverd dat zij nu delen in de rouw evenals zij verleden jaar deelden in de vreugde. Petrus Ameeu werd op 1 december 1870 onderwijzer in de gemeenteschool van Wulveringem. Hij was 33 jaar onderwijzer. In 1879 barstte een schoolstrijd los tijdens de liberale regering van Walthèr Frère Orban. Stukje uit de grafrede: “ …voor het christen onderwijs heeft hij gewrocht, voor dat onderwijs heeft hij ook geleden: en bij de ongelukswet van 1879 slachtofferde hij zijn bediening van hoofdonderwijzer, zijn toekomende levenslang pensioen, ja gedurende de 4 jaar zijn jaarwedde, liever dan zijne medewerking te verlenen, aan een school zonder God”. Grafsteen van Emiel Anseel °Wulveringem op 14 januari 1870 +Wulveringem 28 augustus 1945 Zijn echtgenote: Justa-Lucia Peeren (Gusta) °Wulveringem 6 november 1877 +Veurne 10 oktober 1965 Emiel Anseel verdiende de kost als timmerman, terwijl zijn echtgenote Justa Peeren de klanten bediende in café “De Vlaemsche Leeuw” in de Wulveringemstraat. Toen de toneelgilde in “’t Hof van Commerce” haar activiteiten stopte, richtten enkele jongeren een eigen toneelgroep op. Ze kregen onderdak bij Miel en Gusta. Ze troffen het goed want Miel was zelf een begaafd muzikant en Gusta moest niet onderdoen. Al snel had men een orkestje gevormd. Miel speelde trombone, Cyriel Anseel accordeon, Gerard Persyn speelde viool en Herman Persyn de batterie.

Achteraan in het ruime timmermansatelier werd een podium getimmerd, hier speelde ze theater en cabaret. Het orkest zorgde voor de omlijsting en vulde de pauzes. Het succes was enorm, vooral voor het café, Gusta had handen tekort. Toen Miel na de Tweede Wereldoorlog overleed, hield R. Boone de herberg nog een tijdje open, maar er was te veel veranderd en al snel moest de drankgelegenheid sluiten. Heden staat er een moderne woning. (Wulveringemstraat nr. 2) Pastorie uit begin 18de eeuw (1728) Sober smaakvol herenhuis uit 1728. Prachtig ingeplant bij de kerk, het kerkhof en de lindenbomen. Toegang over een bruggetje, waaronder een gedeelte van de wal, die vroeger de pastorie omsloot.

BETREFT DE VERKOOP VAN DE PASTORIE AAN FILIPS DHONDT. Krant van West-Vlaanderen KWVEURNE Vrijdag 13 januari 2017

Heden juli 2022: de pastorie is prachtig gerestaureerd en bewaard voor de toekomst. Pilips Dhondt ontdekte een jaartal 1794 in de gebinten van het dak.

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
Home


You need flash player to view this online publication