Foto: Ginopress / ANP-HH BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 17 | 2021 DOOR: MARIJ LEENDERS FOTO: WILLEM DIEPRAAM DE MINISTERIES SERIE 51 Wordt de minister van Landbouw in het nieuwe kabinet iemand met een christelijke én vooral ook een agrarische achtergrond? Demissionair minister van LNV, Carola Schouten (CU) heeft in ieder geval beide. Dit is geen toeval. Om na de Tweede Wereldoorlog minister van landbouw te worden, lijkt vooral de agrarische achtergrond een ‘must’. BOERENACHTERGROND EERDER REGEL DAN UITZONDERING MINISTER MET/ZONDER LANDBOUW IN DE GENEN Landbouw werd vanaf eind negentiende eeuw voor de nationale overheid een steeds belangrijker beleidsterrein. Aanleiding was de landbouwcrisis die was ontstaan door de sterk dalende graanprijzen vanwege goedkope graanimport uit de VS en Canada. Opeenvolgende liberale regeringen beseften dat de Nederlandse landbouw efficiënter moest worden ingericht om te overleven in het internationale krachtenveld. De overheid bevorderde de modernisering van de landbouw op allerlei manieren: voorlichting, subsidies voor landbouwcursussen en voor wetenschappelijk landbouwonderzoek. In het verlengde hiervan lag de oprichting in 1905 van een apart ministerie van Landbouw, Visserij en Handel. In de eerste decennia waren ministers van Landbouw pioniers die de eerste contouren uitzetten voor landbouwwetgeving en beleid zonder directe betrokkenheid van de pas opgerichte landbouworganisaties. De bagage die de landbouwministers meebrachten, kon in deze periode daarom ook divers zijn. Vanaf de oprichting van het ministerie van Landbouw in 1905 tot halverwege de jaren veertig waren landbouwministers vooral dominees, juristen, economen of ingenieurs. Zo was de vooruitstrevende liberaal en advocaat Jacob Dirk Veegens de eerste minister van Landbouw, hij werd opgevolgd door dominee Syb Talsma, die weer werd opgevolgd door de econoom Willem Treub. INTENSIVERING LANDBOUW Dit veranderde na de Tweede Wereldoorlog met de plannen van de overheid voor grootschalige mechanisering en intensivering van de landbouw waarin de boeren moesten worden meegenomen. De achtergrond van de ministers lijkt daarmee belangrijker te worden. Vanaf die tijd zien we dat − enkele uitzonderingen daargelaten − afkomst, studie of bestuurlijke ervaring bij landbouworganisaties, of liefst nog een combinatie van deze drie, een voorwaarde lijkt te zijn om tot minister van Landbouw te worden benoemd. Stilzwijgend lijkt na de Tweede Wereldoorlog een andere benoemingscultuur voor dit ministerie te zijn ontstaan. Vanaf halverwege de jaren veertig tot nu hebben van in totaal 18 ministers van Landbouw slechts 4 ministers en 1 staatsecretaris (de interim-ministers niet meegerekend) geen enkele relatie met de agrarische sector. Alle andere landbouwministers hebben die connectie wel, waarbij Sicco Mansholt (12,5 jaar minister) en Gerard Braks (7 jaar) de belangrijkste zijn. Zij kenden de landbouwcultuur als hun broekzak en runden in totaal 17,5 jaar het ministerie van Landbouw. De ministers van Landbouw die geen connectie hebben met het vakgebied vinden we vooral in de kabinetten-Kok I en II (1994-2002). BOERENZOON Meteen na de Tweede Wereldoorlog gaf koningin Wilhelmina de opdracht aan de sociaaldemocraten Schermerhorn en Drees een breed nationaal kabinet van ‘herstel en vernieuwing’ samen te stellen. Het moest bestaan uit personen die tijdens de oorlog in Nederland waren gebleven, die leiders in het verzet waren geweest en die politieke en maatschappelijke vernieuwing voorstonden. Sicco Mansholt (SDAP) voldeed aan al deze criteria. Deze Groningse boerenzoon uit de Noord-Hollandse Wieringermeer had tijdens de Tweede Wereldoorlog transporten geregeld voor voedselvoorziening aan onderduikers, had landbouwkunde gestudeerd en wilde de landbouw moderniseren. Drees wilde bovendien het ministerie van Landbouw binnenhalen, omdat hij streefde naar drie partijgenoten op de centrale DE MINISTERIES Historici van de Radboud Universiteit staan in deze serie stil bij de geschiedenis van belangrijke ministeries. Wat moeten de bewindspersonen over hun ministerie weten? Deel 3: Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. sociaaleconomische departementen. Drees benoemde hem ondanks zijn jonge leeftijd – hij was 36 – tot minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. Gedurende een periode van maar liefst 12,5 jaar was Mansholt minister van Landbouw. Een periode waarin hij grote hervormingen doorvoerde. Hij wilde op structurele wijze de productiviteit van de bedrijfstak verbeteren en boeren bestaanszekerheid bieden. Zijn drijfveer was om een einde te maken aan de erbarmelijke omstandigheden van de keuterboeren. Om dit te bereiken onderhield hij nauwe contacten met de verzuilde boerenorganisaties, verenigd in de Stichting voor de Landbouw (vanaf 1954 Landbouwschap). Mansholt vertrok in 1958 naar Brussel om daar in de functie van eerste Landbouwcommissaris de Europese landbouw radicaal te moderniseren, het zogenaamde Plan Mansholt. Deze kundige minister had veel indruk gemaakt en dat deed verlangen naar ministers met dezelfde signatuur.
52 Online Touch Home