16

ook nog wel eens een keertje gebeld. Euhm, ik denk ook dat ik met de vakbond nog ne keer gebeld heb, [… ] eigenlijk heb ik nagenoeg alles, ale, is al het initiatief van mijne kant moeten komen. - Zw7, WN “Ja, ik denk een beetje gelijkaardig bij ons, dat we ja, in eerste instantie dan eens kijken van ja, wanneer zou ge dan in principe uitvallen, wil je eventueel iets vroeger stoppen." [...] "En dat we dan ook eens efkes checken van bij iemand die voltijds werkt, gaat ge voltijds terugkomen, gaat ge ouderschapsverlof opnemen, maar dat is ook iets wat ze nog in de loop van kunnen beslissen". – WG3 Het sociaal netwerk alsook collega’s en ondersteuningsgroepen voor borstvoeding op sociale media kunnen een bron van informatie vormen. De vroedvrouw kan een belangrijk rol spelen in informatieverlening over de mogelijkheden voor borstvoeding na werkhervatting en samen met de moeder een concreet plan van aanpak opstellen. “en vanuit andere mensen die ik ken die het bijvoorbeeld gedaan hebben zoals mijn zus die heeft ook een tijdje gekolfd op het werk en daar kon ik dan wel aan vragen hoe deed ge da? Maar verder heb ik daar, ja, op facebookgroepen, heb ik daar heel weinig informatie over gehad.” – Mo8, WN Leidinggevenden staan open voor een dialoog om de verderzetting van borstvoeding na werkhervatting te ondersteunen. Echter verwacht de werkgever dat de vraag, alsook het gesprek hiervoor aangevat wordt door de werkneemster. “Het is zeker iets wat ik zeker ook bespreekbaar zou willen maken maar ik ga er dan wel vanuit dat dat van de werkneemsters zelf komt. Eh, het is nogal, opdringerig is misschien het verkeerde woord, maar euhm, ik ga ervan uit dat ze er zelf over beginnen als zij bij mij in gesprek gaan daarover.” – WG2 Op het werk is er veelal geen borstvoedingsbeleid of is het toch niet gekend/bekend bij werkneemsters en werkgevers. “Dat weet ik niet. Vanuit de school is er mij niks verteld, zal ik het zo zeggen.” – Mo10, WN BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 20 2.2 Bezorgdheden Er zijn enkele opvallende bezorgdheden bij werkneemsters. Vooreerst zijn ze zowel tijdens de zwangerschap als naar aanleiding van de werkhervatting bezorgd over de praktische organisatie, die het nieuwe gezinsleven met zich meebrengt, en bijkomend hoe dit te combineren met borstvoeding. “… dat is ook iets dat me tijdens de zwangerschap heel erg heeft bezig gehouden, maar hoe moet ik het het toch allemaal gaan doen? En gaan ze rekening houden met mijn lessen of niet, en, allé ja, er is zo niemand die het me vertelt, ik ben er zo zelf naar gaan vragen, maar niemand die zei, ja ma we kunnen zus doen, of zo. En da vond ik heel, ja, beangstigend. Zo van, ik zou heel hard mijn best doen voor die borstvoeding, maar gaat da zo wel lukken als ik een keer terug aan het werk ben.” – Mo 1, WN Vervolgens ervaren werkneemsters de scheiding met hun kind bij naderende en prille werkhervatting als moeilijk. De kinderopvang wordt vaak als onvoldoende ondersteunend ervaren. Moeders voelen aan dat zij onvoldoende kennis hebben over borstvoeding en niet altijd even coöperatief zijn. Indien het kind niet aan de fles wil drinken, kan dit het contact met de opvang bemoeilijken. “Een beetje meer kennis in de crèche af en toe, vooral van borstvoeding. Het lijkt of ik de enige ben, euh, er lopen nogal wat dingen mis rond de borstvoeding. En ja, hij is een flesweigeraar dus dat helpt er ook niet echt aan. Ik krijg dan telefoon van een andere begeleidster dat hij absoluut niet wil drinken en hoe ik het ga oplossen op het werk. … of wat zij moeten doen want ik ben een ongeruste moeder. […] Het is de samenwerking die niet altijd zo vlot gaat, met hoe ze met hem omgaan of hoe dat ze de fles geven of wanneer ze de fles geven, euh, die dingen lopen wel wat moeilijk” – Mo 8, WN Werkneemsters benoemen vermoeidheid als een belangrijke factor in hun werkhervatting. Een aangepaste werkhervatting of de nodige flexibiliteit kan tevens tegemoet

17 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication