0

DECEMBER 2022 JAARGANG 13 NR 2 Tijdschrift voor LACTATIEKUNDIGEN BVL

BVL Vanwege de redactie Beste leden, H .et eindejaar is in zicht, de lichtjes maken de donkere dagen wat gezelliger, de kerstbomen staan er weer. Bij de BVL kunnen we alvast tevreden terugblikken op het voorbije jaar, met als hoogtepunt het congres op 17 november, waar we elkaar na twee jaar te moeten missen weer live konden ontmoeten. Donormoedermelk en moedermelkbanken, het is een actueel onderwerp, dat zelfs bij politici op tafel ligt. Dr. An Eerdekens, kinderarts-neonatoloog en lactatiekundige, vertelt ons welk belang donormoedermelk kan hebben bij premature kinderen en hoe dit in zijn werk gaat op de moedermelkbank van het UZ Leuven. Hilde Curinckx kon tijdens het Elacta congres in Bremen in mei de moedermelkbank daar ter plaatse bezoeken, zij deelt haar ervaring. Borstvoeding blijven geven nadat moeders terug aan het werk gaan, het blijft nog voor veel vrouwen en hun werkgevers geen evidentie. Maar waarom? Evi Geuten stelde die onderzoeksvraag en brengt de resultaten van de ervaringen en noden van zowel werknemers die het werk hervatten na de moederschapsrust, als die van werkgevers. De oorlog in Oekraïne brengt het gevaar van een nucleair incident helaas hoger op de agenda. Om die reden bracht de Infant & Young Child Feeding in Emergencies Core Group een handleiding uit met wat nu precies de voedingsadviezen voor zuigelingen en jonge kinderen zijn in de 1e drie dagen na een nucleair ongeval. Astrid De Brabandere vertaalde het voor ons. We hopen echter ten zeerste dit advies niet te zullen moeten toepassen! Veerle Van Bocxstaele volgde op het Elacta congres in Bremen de workshop “Hoe het zuigen van baby’s te observeren en de beoordelen” van Véronique Darmangeat en brengt verslag uit. Als lid van BVL heb je trouwens gratis toegang tot het tijdschrift van Elacta en kan je CERPS verdienen door te lezen. We vertellen je meer hierover verder in dit tijdschrift. We lezen tegenwoordig meer en meer hoe vrouwen hun bevalling als traumatisch kunnen ervaren en hoe vrouwen hun recht op zeggenschap over hun eigen lichaam opeisen, ook tijdens de bevalling. Maar wat met borstvoedingsbegeleiding? Kunnen bepaalde handelingen daar als grensoverschrijdend beschouwd worden? Minke Siesling laat ons nadenken over de vraag of borstvoedingsbegeleiding beter hands-on of hands-off verloopt. Tot slot wensen we jullie een prettige eindejaar, gezellige feesten met vrienden en familie, rustige werkdagen voor wie van dienst is en natuurlijk ook een heel gelukkig 2023! 3 BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2

30 6 15 12 46 41 BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 4

BVL Tijdschrift voor Lactatiekundigen Inhoud 06 Donormoedermelk voor preterme pasgeborenen 12 Bezoek Human Milk Bank Bremen 15 BREASTFEEDING@WORK 30 Handleiding: borstvoeding na nucleair ongeluk in een kerncentrale 41 Workshop: Hoe het zuigen van een baby observen en beoordelen 46 Test je kennis en verdien gratis CERPs! 49 Column: Hands-off start borstvoeding 5 BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2

DONORMOEDERMELK Donormoedermelk voor preterme pasgeborenen An Eerdekens Kinderarts-neonatoloog, IBCLC, Dienst Neonatologie, UZ Leuven Donormoedermelk heeft doorheen de eeuwen heen een plaats gehad bij het voeden van zuigelingen. De laatste decennia is er een toegenomen wetenschappelijke focus ontstaan op de rol van donormoedermelk in de zorg van preterme pasgeborenen. Het beschermend effect van donormoedermelk op de ontwikkeling van necrotiserende enterocolitis (NEC) bij very-low-birth weight (VLBW, geboortegewicht < 1500 gram) pasgeborenen is inmiddels duidelijk bewezen. Dit artikel schetst het gebruik van donormoedermelk in zijn historische context, gaat dieper in op de plaats van donormoedermelk bij de zorg voor preterme pasgeborenen en de noodzaak aan een goede regelgeving, geeft duiding bij een aantal praktische aspecten om te eindigen met enkele socioculturele dimensies. Donormoedermelk in zijn historische context Het gebruik van donormoedermelk werd reeds beschreven bij de Oude Egyptenaren. Kinderen van de farao’s werden gevoed door koninklijke minnen. Deze vrouwen werden grondig geselecteerd en kregen veel respect. Bij de Oude Grieken en Romeinen waren het vooral slavinnen die de kinderen van welgestelde burgers voedden en ook in de Middeleeuwen waren het vooral welgestelde burgers die een min in dienst namen voor het voeden van hun kinderen. De Reformatie zorgde er echter voor dat borstvoeding als een religieuze plicht werd gezien en moeders die ervoor kozen om een min in te huren werden als zelfzuchtig bestempeld. Minnen werden daarom beduidend minder tewerkgesteld. In de negentiende eeuw kwam de eerste gepatenteerde kunstvoeding op de markt. Hierdoor werd de perceptie gecreëerd dat er een gemakkelijk en goed toegankelijk alternatief voor borstvoeding op de markt was en werd er nog nauwelijks beroep gedaan op minnen voor het voeden van zuigelingen. In de naoorlogBVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 6 se jaren van de twintigste eeuw promootten commerciële campagnes het gebruik van kunstvoeding als alternatief voor borstvoeding en borstvoedingscijfers kelderden. In dezelfde periode ontstond neonatologie als een medische specialiteit. Sommige artsen die hier pionierswerk verrichtten, trachtten de hoge sterftecijfers bij preterme pasgeborenen te reduceren door het gebruik van donormoedermelk, maar dit was nog geen wijdverspreide gewoonte (Baumgartel, Sneeringer & Cohen, 2016). Er wordt in de volgende paragraaf dieper ingegaan op de plaats van donormoedermelk bij de zorg voor de preterme pasgeborene. De opgang van de sociale media in ons huidige tijdperk en de toenemende erkenning en kennis in onze samenleving over het belang van moedermelk heeft ertoe geleid dat er op het internet allerlei privé initiatieven circuleren waar moeders moedermelk kunnen doneren en verkrijgen. Deze praktijken zijn zeer onveilig omwille van het risico op bacteriële en/of virale contaminatie en transmissie. Er bestaat immers geen controle op het lege artis screenen van de donoren en het transporteren en stockeren van de donormoedermelk. Het gebruik van donormoedermelk

in deze context wordt dan ook ten stelligste afgeraden door verschillende organisaties, waaronder La Leche League International, de European Milk Bank Association, de Human Milk Banking Association of North America en de United States Food and Drug Administration (Gribble & Hausman, 2012). De plaats van donormelk bij de zorg voor preterme pasgeborenen De afgelopen decennia zijn de overlevingskansen van preterme pasgeborenen in grote mate toegenomen. Het is ondertussen aangetoond dat moedermelk een belangrijke rol speelt in de zorg van preterme pasgeborenen, niet alleen omwille van het nutritionele aspect, maar eveneens omwille van de immunologische en endocriene eigenschappen (Taylor, 2019). Het is voor moeders die 7 preterm bevallen echter vaak een uitdaging om een goede eigen melkproductie te realiseren. Het gebruik van donormoedermelk kan hier dan tijdelijk een oplossing bieden (Parker et al., 2016). Naast donormoedermelk zijn er ook speciale kunstvoedingen, aangepast aan de noden van preterme pasgeborenen, op de markt gekomen. Het is echter aangetoond dat er een 2.5 keer groter relatief risico op het ontwikkelen van necrotiserende enterocolitis (NEC) bestaat wanneer een preterme pasgeborene gevoed wordt met kunstvoeding in plaats van donormoedermelk (Arslanoglu et al., 2013; Quigley, Embleton & McGuire, 2019). Deze studies zijn vooral uitgevoerd bij VLBW pasgeborenen. Toch adviseren verschillende gezaghebbende organisaties, zoals de Wereldgezondheidsorganisatie, American Academy of Pediatrics en European Society of Pediatric Gastroenterology, Hepatology and Nutrition om donormoedermelk te gebruiken bij alle preterme pasgeborenen, BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2

HUMAN MILK BANK BREMEN Bezoek human milk bank Bremen Hilde Curinckx, MSc, Vroedvrouw, IBCLC Het Carl Gustav Carus universiteitsziekenhuis in Bremen telt ongeveer 3000 bevallingen per jaar. Zij behaalden het Baby Friendly Hospital (BFH) – label reeds in 1996. Niettegenstaande ze het BFH-label ten gevolge van een fusie (Gesundheit NORD Klinikverbund Bremen) theoretisch niet meer hebben, passen ze het nog dagdagelijks toe in de praktijk. Gedurende meer dan 100 jaar was donormoedermelk (DMM) een traditie in Duitsland. Onderstaande lithografie is daarvan een mooi bewijs. Helaas op het einde van vorige eeuw, verkozen meer moeders kunstvoeding (KV) boven borstvoeding (BV). En toen in de jaren 80, HIV ontdekt werd, verdwenen de moedermelk-donorbanken helemaal. Op de Neonatale Intensive Care Unit (NICU) in Bremen wist men niet alleen uit de literatuur dat moedermelk veel voordelen biedt voor de prematuur geboren baby. Ze merkten dat ook in de praktijk. Vandaar dat er in 2018 gestart werd met een project, dat in 2021 resulteerde in de opening van een moedermelk-donorbank. Doelstelling De doelstelling is om DMM te voorzien voor de prematuren die verblijven op hun eigen NICU, dus niet voor andere ziekenhuizen. In de praktijk In de praktijk schenkt men veel aandacht aan prenatale educatie rond enerzijds (donor) moedermelk en anderzijds prematuriteit. Volgende thema’s komen hierbij aan bod: • De toekomstige moeder als potentiële donor • Het belang van (donor) moedermelk gedurende de eerste levensdagen van een prematuur Voorwaarden om als donor in aanmerking te komen: • De donor beschikt over een overschot aan moedermelk Figuur 1: Lithografie om moeders aan te moedigen, hun overschot aan moedermelk te doneren aan het Erfurt’s Regional Womans Hospital door Käthe Kollwitz 1926 BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 12 • De donor is gezond

• De donor is schriftelijk en verbaal geïnformeerd over het feit dat: • zij een medische fiche invult die volledig en correct is. • zij de hygiënische richtlijnen begrijpt en correct toepast • het doneren van moedermelk geheel vrijwillig is • er serologische testen zullen uitgevoerd worden ter opsporing van overdraagbare aandoeningen (Bvb. HIV, CMV,…) • er geen financiële voordelen tegenover staan • ze niet onder druk gezet wordt om te blijven lacteren enkel vanwege de DMM • de DMM enkel zal gebruikt worden wanneer haar eigen baby stabiel is. Selectieprocedure Potentiële donoren zijn moeders waarvan hun kindje(s) verblijven op de NICUafdeling van het universiteitsziekenhuis in Bremen. Er wordt altijd een bloedname gedaan waarvan de resultaten niet afwijkend mogen zijn. Na schriftelijke toestemming wordt er één week voor het geplande ontslag van de baby een bloedname gedaan bij de donor. Als de bloedresultaten niet afwijkend zijn, zal enkel de DMM gebruikt worden dewelke voorafgaand aan het ontslag is overgebleven. Dus wanneer de donormoeder met haar baby naar huis gaat, stopt de donatie. Randvoorwaarden voor donatie • Er is voldoende reserve • De donor is gezond en CMV-negatief • Serologische onderzoeken zijn negatief: HIV, Hepatitis C, LUES, CMV • De gezondheid van hun baby is stabiel 13 Figuur 1: Werkplek onder laminaire luchtstroom BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 In 2021 werden er vier donoren gerekruteerd en kregen er 21 prematuren DMM toegediend volgens het single-donorprincipe, dus elke baby krijgt altijd moedermelk van dezelfde donor. Contra-indicaties voor donatie • Roken en alcoholgebruik • Voorgaand en/of huidig drugsgebruik • Gebruik van grote hoeveelheden cafeïne • Veganisme • Piercings, tattoos of permanente make-up aangebracht in de afgelopen zes maanden • Bloedtransfusies in de afgelopen zes maanden • Werkzaam als prostituee of wisselende seksuele contacten • Partner die HIV-positief is • Partner gebruikt drugs • Lactatieperiode langer dan 6 maanden Infrastructuur Ruimtelijke voorwaarden • Afzonderlijke werkplek voor DMM en de

HUMAN MILK BANK BREMEN moedermelk voor de eigen baby • Duidelijk onderscheid tussen de zuivere en de onzuivere werkplek • Voor het bewerken van de DMM wordt gebruik gemaakt van een werkplek onder laminaire luchtstroom Aparte koelkast voor het bewaren van: 1. Verse, onbehandelde moedermelk alvorens deze getest en verwerkt wordt 2. Het kort bewaren van de moedermelk wanneer deze vrijgegeven is voor gebruik Aparte diepvries (-20°C) voor het bewaren van: 1. Rauwe, onbehandelde DMM totdat deze getest en verwerkt wordt 2. Microbiologisch geteste DMM in afwachting van goedkeuring voor gebruik 3. DMM die vrijgegeven is voor gebruik Figuur 3 & 4: Bewaren van moedermelk in de diepvries op -20°C Conclusie Na dit bezoek kan ik alleen maar besluiten dat het oprichten van een (donor) moedermelk-bank niet zo moeilijk is en met beperkte middelen ook haalbaar moet zijn. Onderzoek toont immers aan dat het risico op onder andere necrotiserende enterocolitis (NEC) beduidend minder is bij prematuren die moedermelk toegediend krijgen. Zou het geen goed idee zijn om enerzijds na te gaan wat de financiële impact is van NEC op ons gezondheidssysteem en anderzijds de kostprijs van moedermelkbanken in bijvoorbeeld elke provincie? Meer info https://www.frauenmilchbank.de/ BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 14

BREASTFEEDING@WORK BREASTFEEDING@WORK Kwalitatief onderzoek naar de ervaringen en noden van werknemers en werkgevers voor een veerkrachtige werkhervatting na moederschapsrust in combinatie met borstvoeding Geuten Evi, vroedvrouw, lactatiekundige, MSc Verpleeg-en vroedkunde, lector en junior onderzoeker Resilient People UCLL. Van Haeken Sarah, MSc Klinische psychologie, MSc Management en Beleid van de gezondheidszorg, PhD-student REALIFE Research Group (KU Leuven), onderzoeker Resilient People UCLL. Dejaeger Ilse, vroedvrouw, MSc Verpleeg-en vroedkunde, lector en junior onderzoeker Resilient People UCLL. Goele Jans, vroedvrouw, MSc Gezondheidsvoorlichting en -bevordering, PhD, lector en senior onderzoeker UCLL. Samenvatting Werkhervatting na moederschapsrust is een belangrijke oorzaak van vroegtijdig stoppen met borstvoeding. Aan de hand van kwalitatief onderzoek wordt getracht meer inzicht te verkrijgen in de noden en barrières bij borstvoeding en werkhervatting na moederschapsrust. Zeven werkgevers en negentien werkneemsters tewerkgesteld in het onderwijs, de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening namen hiervoor deel aan focusgroepen en individuele interviews. Twee thema’s komen naar voren uit de thematische analyse. Bij het eerste thema 'Werkhervatting na moederschapsrust' komen de subthema’s wetgeving en gemengde gevoelens aan bod. Het tweede thema 'Borstvoeding na werkhervatting', een extra uitdaging beschrijft de volgende subthema’s: 1) gebrek aan kennis, informatie en een borstvoedingsbeleid op de werkvloer, 2) bezorgdheden, 3) barrières, 4) nood aan borstvoedingsfaciliteiten, 5) nood aan begrip en ondersteuning en tot slot 6) facetten van werkhervatting. 15 Inleiding De transitie naar het ouderschap vormt een uitdaging voor jonge gezinnen. Werkhervatting na moederschapsrust zorgt voor bijkomende druk tijdens dit transitieproces (Dejaeger et al, 2021). Het verderzetten van borstvoeding tijdens de werkhervatting zorgt voor een extra dimensie. Gezien de korte periode van moederschapsrust is het voor vrouwen een uitdaging om de aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO), om zes maanden uitsluitend borstvoeding te geven, na te komen. Ongeveer één vierde van de Europese kinderen krijgen zes maanden uitsluitend borstvoeding. In Vlaanderen is dat slechts 13%. (WHO, 2019; Theurich et al, 2019; Kind en Gezin, 2019). Werkhervatting na moederschapsrust is een onmiskenbare oorzaak van het vroegtijdig stoppen met borstvoeding. Bijgevolg krijgt in België nog slechts 34.4% van de baby’s borstvoeding op een leeftijd van 12 weken postpartum; het tijdstip waarop veel vrouwen het werk hervatten (Kind en Gezin, 2019). Een groot aantal Belgische gezinnen (33%) ervaren uitdagingen in het vinden van een aanvaardbare work-life balance. Factoren die de combinatie werk en gezin bemoeilijken zijn: lange werktijden, onvoorspelbare of moeilijkere uurroosters, lange verplaatsing van en naar het werk, een veeleisende of vermoeiende job en tot slot een gebrek aan ondersteuning van werkgevers en collega’s (Statbel, 2018). Deze werkgerelateerde factoren zijn niet bevorderlijk voor het verderzetten van borstvoeding tijdens BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2

Grote bedrijven meer geneigd een borstvoedingsbeleid uit te werken werkhervatting. Al tijdens de zwangerschap ervaren vrouwen bezorgdheden over de combinatie van werk en gezin, kinderopvang, voeding en het achterlaten van hun kind. Op basis van interviews met (toekomstige) mama’s blijkt dat de ideale ondersteuning bij werkhervatting van moeders bestaat uit een uitbreiding van de moederschapsrust, kennis over hun rechten en een ondersteunende omgeving (Dejaeger et al, 2021). De World Alliance for Breastfeeding Action (WABA) startte in 1992 met het “Mother Friendly Workplace Initiative” om wereldwijd bedrijven aan te zetten borstvoeding na werkhervatting te faciliteren. In de Belgische wetgeving zijn een aantal maatregelen voor moeders terug te vinden. Vrouwen hebben recht op 15 weken betaald moederschapsrust, waarvan minimum één en maximum zes weken op te nemen voor de geboorte. Na de wettelijke moederschapsrust, hebben vrouwen de mogelijkheid om bijkomend thematische verloven, zoals ouderschapsverlof, op te nemen. Daarnaast kan er gebruik gemaakt worden van betaalde borstvoedingspauzes tot negen maanden na de geboorte van het kind, indien vrouwen in deze periode het werk hervatten (FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, s.d.). Specifiek voor het onderwijs zijn er weinig tot geen financiële consequenties verbonden aan borstvoedingspauzes aangezien dit als dienstactiviteit beschouwd wordt (Onderwijs Vlaanderen, s.d.). De werkgever moet een ruimte voorzien voor de zwangere werkneemster waar ze kan rusten en waar de werkneemster die borstvoeding geeft haar kind kan voeden of moedermelk kan afkolven en bewaren (FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, 2013). Wetgeving omtrent borstvoeding en werkhervatting is een belangrijke leidraad voor BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 16 werkgevers. Ze hebben nood aan meer kennis en opleiding omtrent evidence based borstvoedingspraktijken en –beleid op de werkvloer. Tevens is er nood aan een breed draagvlak om een borstvoedingsbeleid uit te werken. Maar er is een gebrek aan financiele middelen en tijd, noch zijn er voldoende mensen in de organisatie vertrouwd met borstvoeding. Grote bedrijven met jonge werknemers zijn meer geneigd om een beleid hieromtrent uit te werken (Bradford et al, 2017). Voorafgaand aan het huidig onderzoek is een systematisch literatuuronderzoek verricht naar de noden en barrières van werkneemsters en werkgevers op vlak van borstvoeding na werkhervatting en dit specifiek binnen de domeinen gezondheidszorg, onderwijs en maatschappelijke dienstverlening. Dit zijn drie sectoren waar in verhouding de meeste Belgische vrouwen tewerkgesteld zijn (Statbel, 2019). Het doel van dit verkennend kwalitatief onderzoek is de ervaringen en noden van zowel werkneemsters als werkgevers te onderzoeken in de context van de combinatie van werkhervatting en borstvoeding na moederschapsrust. Methodologie Huidig onderzoek is tweeledig, waarbij in een eerste fase focusgroepen (N=3) en individuele interviews (N=8) werden afgenomen bij aanstaande (≥20 weken zwangerschap) en jonge (≤ 12 maanden postpartum) moeders in de periode november 2019 en april 2020. In een tweede fase werden focusgroep (N=1) en individuele interviews (N=2) afgenomen bij werkgevers/leidinggevenden in de periode oktober tot november 2020. Deelnemers werden gerekruteerd via sociale media, interne communicatiekanalen van hogeschool UCLL en de bestaande partnerschappen. Daarnaast werden flyers opgehangen in de kolfruimte en personeelscafetaria van een Limburgs ziekenhuis en de lectorenruimte van hogeschool UCLL. Omdat in eerste instantie enkel vrouwelijke

BREASTFEEDING@WORK werkgevers werden gerekruteerd, werd in een tweede rekruteringsronde een gerichte mailing naar mannelijke werkgevers uitgestuurd om een heterogene steekproef te bekomen. De inclusiecriteria voor deelname aan het onderzoek zijn: werkzaam zijn als werkneemster of leidinggevende in de beroepssectoren onderwijs, gezondheidszorg en/of maatschappelijke dienstverlening. Werkneemsters worden geïncludeerd als ze zwanger zijn of als ze bevallen zijn en borstvoeding geven. Verder zijn er geen inof exclusiecriteria vooropgesteld. Twee semigestructureerde interviewgidsen werden opgesteld, een voor de werkneemsters en een voor de werkgevers. In deze interviewgidsen werden volgende thema’s opgenomen: 1) zwangerschap, 2) werkhervatting en 3) borstvoeding na werkhervatting. Elk interview en focusgroepgesprek werd opgenomen via Teams-opname of dictafoon, vertrouwelijk bewaard en na transcriptie en analyse verwijderd. Ten gevolge van een technisch opnameprobleem bij een van de individuele interviews van de werkgevers werd bijkomend een bevraging 17 via mail gedaan naar deze leidinggevende om de antwoorden op de vragen nogmaals toe te lichten. De focusgroep en interviews werden thematisch gecodeerd door één van de drie onderzoekers in Excel. Nadien werd een finale thematische analyse uitgevoerd door de drie onderzoekers samen. Dit onderzoek is goedgekeurd door de SociaalMaatschappelijke Ethische Commissie (SMEC) van KU Leuven. Resultaten Deelnemers In totaal namen 19 werknemers (WN); negen zwangere vrouwen (Zw) (21-39 weken zwangerschap) en tien jonge moeders (Mo) (3-14 maanden postpartum) deel. Zij waren voornamelijk tewerkgesteld in het onderwijs (N=14) (Tabel 1). In de tweede fase namen 7 werkgevers (WG) deel, waarvan 4 vrouwelijke en 3 mannelijke leidinggevenden (gemiddelde leeftijd 40 jaar). Zij waren actief in onderwijs (N=3), gezondheidszorg (N=2) en maatschappelijke dienstverlening (N=2) (Tabel 2). BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2

Tabel 1a. RESPONDENTEN – WERKNEMERS (WN) Thema 1 Werkhervatting en moederschapsrust 1.1 wetgeving De wetgeving omtrent moederschapsrust, verlofstelsels, borstvoedingsverlof en -pauzes is nauwelijks of onvoldoende gekend door werkneemsters. Ze antwoordden vaak in termen van “Ik denk …” Tabel 1b. RESPONDENTEN – WERKNEMERS (WN) “Ik denk als je 4 uur werkt dat je een half uurtje pauze kunt krijgen maar ’t is niet bezoldigd, niet betaald. En je krijgt er ook van geen enkele andere instantie een uitkering voor. En ik denk dat ze daar ook een geschikte plaats voor moeten voorzien. En die hebben we.” – Zw2, WN Tabel 2. RESPONDENTEN – WERKGEVERS (WG) Ook leidinggevenden zijn nauwelijks op de hoogte over de wettelijke bepaling inzake moederschapsrust, verlofstelsels, borstvoedingsverlof en -pauzes. De personeelsdienst is hierin helpend. “ Dus echt zo die wettelijke reglementering daarachter enz ken ik niet echt. [...] Ik hou me echt bezig met het praktische in mijn team en alles wat er mag van documenten en wat mag en niet is allemaal voor Human Resources.” – WG5 1.2 gemengde gevoelens Thematische analyse De thematische analyse resulteert in twee grote thema’s, namelijk ‘werkhervatting na moederschapsrust’ en ‘borstvoeding na werkhervatting, een extra uitdaging’. Binnen deze thema’s komen verschillende subthema’s aan bod (Figuur 1). Figuur 1a: Schematisch overzicht van de thema’s en bijhorende subthema’s BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 18 Werkneemsters ervaren gemengde gevoelens betreffende werkhervatting na moederschapsrust. Tijdens de zwangerschap gaan deze bezorgdheden over de vervanging tijdens hun moederschapsrust, wat zorgt voor schuldgevoelens ten opzichte van de werkgever en collega’s. “Ik denk vooral aan mijn collega’s. Wat moeten die opvangen omdat ik er niet ben. Ik ben studiecoach […] en ik moet zeggen ik zit als sinds januari mijn leidinggevende te stalken dat dat heel belangrijk is en die hebben ook nog geen vervanging en dat houdt mij wel wakker. Ja, ik voel mij schuldig.” - Zw3, WN Wanneer de werkhervatting nadert treden bezorgdheden op de voorgrond zoals het kind achterlaten en de combinatie tussen

BREASTFEEDING@WORK borstvoeding en werkhervatting. “[…] dat ik het heel moeilijk vond om terug te gaan werken om hem naar de crèche te brengen. Ja. Eigenlijk, ik ga, allez, ik had heel veel zin om terug te gaan werken want ik doe mijn job heel graag maar ik vond het moeilijk om hem weg te brengen.” – Mo8, WN Eenmaal terug aan het werk zijn moeders blij om terug sociaal contact te hebben met hun collega’s, maar blijven de bezorgdheden van tijdens de moederschapsrust doorgaans bestaan. Ze voelen aan hoe moeilijk de combinatie van werk en gezin kan zijn, ze willen niet uitvallen en voelen een grote verantwoordelijkheid zowel naar hun gezin als naar het werk. “Ik had dat voor mijn zwangerschap nooit gedacht dat dat zo'n opdracht zou zijn. Ge gaat ervan uit ge hebt 15 weken zwangerschapsverlof en nadien gaat ge terug aan het werk. En dat is zo de norm en iedereen doet dat dus ge moet dat ook maar doen.” […] “Nu moet ik hier gaan kolven, terwijl ik gewoon eten wilde geven aan mijn kind. Allé, ik dacht dat de zorg aan haar hiermee ging inboeten.” – Mo7, WN Thema 2 Borstvoeding na werkhervatting, een extra uitdaging 2.1 Gebrek aan kennis, informatie en een borstvoedingsbeleid op de werkvloer Er is op de werkvloer onvoldoende kennis over de wetgeving, borstvoedingsfaciliteiten en voorzieningen die getroffen moeten worden opdat vrouwen borstvoeding kunnen continueren na werkhervatting. Zwangere vrouwen en moeders voelen zich onvoldoende geïnformeerd over de werkhervatting in combinatie met borstvoeding. Er heerst een nood aan informatie om de combinatie werkhervatting-borstvoeding voor te bereiden alsook praktisch mogelijk te maken. “Bij mij is dat (door de vroedvrouw) gewoon heel kort vermeld van hoe langer ge borstvoeding geeft hoe beter maar niet specifiek over werk hervatten en de combinatie met borstvoeding.” – Zw5, WN “Ik denk dat dan vooral de mogelijkheden toegelicht moeten worden. En misschien is het wel interessant dat iemand van de organisatie waar ge werkt, zegt 'kijk, die mogelijkheden zijn er voor af te kolven en heel die dinges. Hier is de kolfruimte. Die en die dingen hebt ge ter uwer beschikking. […] Zo da ge daar niet meer over hoeft nadenken.” – Mo1, WN Werkneemsters worden niet systematisch door hun leidinggevende geïnformeerd over de wettelijke mogelijkheden. Enkele werkgevers bespreken het moederschaps- en/ of ouderschapsverlof wel met de zwangere werkneemster, doch gebeurt dit niet gestandaardiseerd. In deze gesprekken komen thema’s zoals sociale omkadering, kinderopvang en aanpassing van tewerkstellingspercentage aan bod. Borstvoeding na werkhervatting wordt nauwelijks tot niet besproken tijdens deze gesprekken in de zwangerschap. De personeelsdienst of arbeidsgeneeskundige dienst zijn hierin helpend. “De personeelsdienst natuurlijk he, om die hele puzzel te leggen voor dat verlof nadien want dat is inderdaad nog niet zo evident om daar te vinden, wat kan er, wat kan er niet? […] Hoewel dat ik toch wel vind dat ik daar nog redelijk veel zelf heb moeten uitzoeken. Via de mutualiteiten, euhm, die heb ik dan Figuur 1b: Schematisch overzicht van de thema’s en bijhorende subthema’s 19 BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2

ook nog wel eens een keertje gebeld. Euhm, ik denk ook dat ik met de vakbond nog ne keer gebeld heb, [… ] eigenlijk heb ik nagenoeg alles, ale, is al het initiatief van mijne kant moeten komen. - Zw7, WN “Ja, ik denk een beetje gelijkaardig bij ons, dat we ja, in eerste instantie dan eens kijken van ja, wanneer zou ge dan in principe uitvallen, wil je eventueel iets vroeger stoppen." [...] "En dat we dan ook eens efkes checken van bij iemand die voltijds werkt, gaat ge voltijds terugkomen, gaat ge ouderschapsverlof opnemen, maar dat is ook iets wat ze nog in de loop van kunnen beslissen". – WG3 Het sociaal netwerk alsook collega’s en ondersteuningsgroepen voor borstvoeding op sociale media kunnen een bron van informatie vormen. De vroedvrouw kan een belangrijk rol spelen in informatieverlening over de mogelijkheden voor borstvoeding na werkhervatting en samen met de moeder een concreet plan van aanpak opstellen. “en vanuit andere mensen die ik ken die het bijvoorbeeld gedaan hebben zoals mijn zus die heeft ook een tijdje gekolfd op het werk en daar kon ik dan wel aan vragen hoe deed ge da? Maar verder heb ik daar, ja, op facebookgroepen, heb ik daar heel weinig informatie over gehad.” – Mo8, WN Leidinggevenden staan open voor een dialoog om de verderzetting van borstvoeding na werkhervatting te ondersteunen. Echter verwacht de werkgever dat de vraag, alsook het gesprek hiervoor aangevat wordt door de werkneemster. “Het is zeker iets wat ik zeker ook bespreekbaar zou willen maken maar ik ga er dan wel vanuit dat dat van de werkneemsters zelf komt. Eh, het is nogal, opdringerig is misschien het verkeerde woord, maar euhm, ik ga ervan uit dat ze er zelf over beginnen als zij bij mij in gesprek gaan daarover.” – WG2 Op het werk is er veelal geen borstvoedingsbeleid of is het toch niet gekend/bekend bij werkneemsters en werkgevers. “Dat weet ik niet. Vanuit de school is er mij niks verteld, zal ik het zo zeggen.” – Mo10, WN BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 20 2.2 Bezorgdheden Er zijn enkele opvallende bezorgdheden bij werkneemsters. Vooreerst zijn ze zowel tijdens de zwangerschap als naar aanleiding van de werkhervatting bezorgd over de praktische organisatie, die het nieuwe gezinsleven met zich meebrengt, en bijkomend hoe dit te combineren met borstvoeding. “… dat is ook iets dat me tijdens de zwangerschap heel erg heeft bezig gehouden, maar hoe moet ik het het toch allemaal gaan doen? En gaan ze rekening houden met mijn lessen of niet, en, allé ja, er is zo niemand die het me vertelt, ik ben er zo zelf naar gaan vragen, maar niemand die zei, ja ma we kunnen zus doen, of zo. En da vond ik heel, ja, beangstigend. Zo van, ik zou heel hard mijn best doen voor die borstvoeding, maar gaat da zo wel lukken als ik een keer terug aan het werk ben.” – Mo 1, WN Vervolgens ervaren werkneemsters de scheiding met hun kind bij naderende en prille werkhervatting als moeilijk. De kinderopvang wordt vaak als onvoldoende ondersteunend ervaren. Moeders voelen aan dat zij onvoldoende kennis hebben over borstvoeding en niet altijd even coöperatief zijn. Indien het kind niet aan de fles wil drinken, kan dit het contact met de opvang bemoeilijken. “Een beetje meer kennis in de crèche af en toe, vooral van borstvoeding. Het lijkt of ik de enige ben, euh, er lopen nogal wat dingen mis rond de borstvoeding. En ja, hij is een flesweigeraar dus dat helpt er ook niet echt aan. Ik krijg dan telefoon van een andere begeleidster dat hij absoluut niet wil drinken en hoe ik het ga oplossen op het werk. … of wat zij moeten doen want ik ben een ongeruste moeder. […] Het is de samenwerking die niet altijd zo vlot gaat, met hoe ze met hem omgaan of hoe dat ze de fles geven of wanneer ze de fles geven, euh, die dingen lopen wel wat moeilijk” – Mo 8, WN Werkneemsters benoemen vermoeidheid als een belangrijke factor in hun werkhervatting. Een aangepaste werkhervatting of de nodige flexibiliteit kan tevens tegemoet

BREASTFEEDING@WORK komen aan de vermoeidheid die moeders ervaren. "Dat vond ik het vermoeiendste eigenlijk, het 's nachts borstvoeding geven en dan eigenlijk gaan werken. Als je middagdutjes ofzo weet ik veel wat zou kunnen doen, of halftijds werken zodat ge wel nog wat bij kunt rusten, dat zou aangenaam zijn.” – Mo7, WN Werkneemsters ervaren bezorgdheden of schuldgevoelens ten aanzien van collega’s indien zij kolfpauzes opnemen. Een gevolg hiervan is dat collega’s taken dienen over te nemen of werkneemsters het gevoel hebben onvoldoende hun taken te kunnen uitvoeren. “als er collega's aan het kolven waren, dan was dat een moment dat die niet beschikbaar waren om ander werk te doen. En ik heb dan wel van collega's die dat werk moesten overnemen gehoord van 'ik zit er op zich niks mee in om die persoon te vervangen, maar dan zou ik het ook wel fijn vinden als die mij ook, euh, als diegene die gekolfd heeft, mij daarna ook ietske meer ondersteund in mijn werk.” – Mo1, WN Tot slot zijn lacterende werkneemsters bezorgd over hun melkproductie en of ze deze wel in stand kunnen houden na werk21 hervatting. “Ik had schrik of ik wel genoeg melk afgekolfd kreeg.” – Mo 4, WN 2.3 Barrières Tijdens de zwangerschap is er twijfel over de haalbaarheid en praktische mogelijkheden om borstvoeding verder te zetten na werkhervatting. Door twijfel en onduidelijkheden, maken een aantal werkneemsters tijdens de zwangerschap reeds de keuze om borstvoeding stop te zetten bij werkhervatting. “Qua voeding bij mij wel, ale, ik wil borstvoeding proberen maar ik heb me al voorgenomen dat, voor ik terug ga werken, ik dat wel afgebouwd wil hebben…. Ik kan op het werk eigenlijk niet afkolven dus. Euhm omdat ge met die verzorgingen bezig bent en op dat moment kunt ge uw werk gewoon niet achterlaten." – Zw 1, WN Na werkhervatting blijkt borstvoeding voor lacterende werkneemsters pittig. Het is praktisch gezien een hele uitdaging en lijkt vaak niet mogelijk in de praktijk omwille van de lokalisatie en uitrusting van het kolflokaal (indien aanwezig), weinig flexibiliteit BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2

in invulling van het uurrooster, het werken in shiften, overuren presteren en daarbij komend de krappe kolftijd. Sommige zwangere vrouwen en moeders zien op tegen het meenemen van het kolfmateriaal. Ook leidinggevenden erkennen deze uitdagingen bij hun werkneemsters. Ondanks de mogelijkheid tot kolfpauzes, bezorgen deze stress bij de lacterende werkneemsters. “Nu zie ik dat niet echt haalbaar want bij ons is in de nabije omgeving van mijn werkplek geen lactatieruimte dus mij lijkt dat praktisch onhaalbaar om voor een half uurtje van de werkvloer te gaan, af te kolven.”– Zw 9, WN "Ja, we hebben vorig jaar, ja Juf X, die heeft dan ook een tijdje hier afgekolfd enzo maar ja, op den duur ging dat toch niet meer, ... Dat bracht eigenlijk een stress op zich mee. Ze wilde dat ook allemaal voor haarzelf op die momenten geregeld krijgen want ze wilde niemand ten laste zijn. Maar uiteindelijk ja, is dat toch niet echt gelukt.” – WG4 Leidinggevenden ervaren voor zichzelf ook praktische en organisatorische belemmeringen op vlak van planning als het gaat over kolfpauzes. Enerzijds zijn hun werkneemsters tijdens een kolfpauze afwezig van de werkvloer waardoor er geen continuïteit is. Deze kortstondige vervanging tijdens de kolfpauzes ervaren de leidinggevenden als een belasting. Anderzijds is het een uitdaging om kolfpauzes praktisch in te roosteren op drukke momenten, zeker als er meerdere werkneemsters zijn die in dezelfde periode gebruik wensen te maken van kolfpauzes. Dit maakt dat leidinggevenden soms beperkt zijn in hun flexibiliteit ondanks hun bereidheid. “Ja bij ons wordt het ne puzzel eh. Elk moment dat er gekolfd moet worden moet daar iemand anders voor gezocht worden om in de klas te gaan staan. [ ] Nu, ik zeg ook, van dat zou voor mij kunnen, ik wil dat mee helpen organiseren enzoverder. [. ] En dus ja, dat zijn zo ja, hier zijn maar vijftien leerkrachten eh dus dat is zo heel anders. [...] dat is misschien op heel mijn carrière dat ik daar drie keer ofzo, allez ja, iets voor moet regelen en dan vind ik dat een klein moeite eigenlijk." – BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 22 WG 4 Eén leidinggevende geeft aan dat er nood is aan inzet van extra personeel op momenten dat lacterende werkneemsters kolfpauzes opnemen tijdens de werkdag. “Ja bij ons is dat enkel op te lossen met extra personeel dus. Ja, allez, spijtig genoeg, ja dat is een extra iemand. Het is ook niet mogelijk om zolang ze BV geven een andere functie te geven.” – WG4 Eenmaal terug aan het werk geven lacterende werkneemsters aan dat er weinig tot geen communicatie is met hun direct leidinggevende en voelen ze zich eenzaam in het kolven. “ik voelde mij zo heel eenzaam in die kolfperiode. Ik was alleen maar bezig werken-kolven, werken-kolven, thuiskomen, huishouden, borstvoeding, slapen, zo.” – Mo2, WN Een werkgever benoemt ook deze eenzaamheid in relatie tot de periode van kolven, aangezien de lacterende werkneemsters een deel sociale contacten met hun collega’s missen doordat ze tijdens hun middagpauze gaan kolven. "Maar wat die zelf ook wel aangaf was nog wel heel dikwijls mijn lunchpauze die der aan was en ja dan hebt ge daar alleen uw boterhammekes zitten opeten in da kolflokaal ipv gezellig met uw collega’s in de docentenruimte te kunnen zitten dus." – WG3 2.4 Nood aan borstvoedingsfaciliteiten Werkneemsters hebben nood aan voorzieningen (vb. een kolfruimte) en faciliteiten (vb. kolfpauzes) op de werkvloer om de combinatie borstvoeding en werkhervatting mogelijk te maken. Een kolfruimte die uitgerust is met de nodige voorzieningen om in alle rust en privacy hun moedermelk op een hygiënische manier te kunnen afkolven en te bewaren is noodzakelijk. “Ze zouden zo wel wat kunnen aanbieden […] bedrijven zetten dan zo daar een kolfmachine neer en zo een pakketje om melk in te doen. Dat zou wel fijn zijn. […] daar zijn heel veel moeders mee geholpen.” – Mo6, WN Idealiter ligt deze kolfruimte in de buurt

BREASTFEEDING@WORK van de werkplaats in tegenstelling tot wat meestal gangbaar is dat er maar op één centrale plaats op het werk ergens een ruimte is. Daarnaast hebben ze nood aan voldoende tijd om af te kolven. “dat klinkt heel onnozel maar dit is ne super grote campus, ik heb hier een fantastisch kolflokaal gekregen, dat is beneden het EHBO lokaal, […] maar dat is geen lokaaltje waar ik gewoon effe snel naartoe kan lopen, […] dan zou ik bijna tien minuten aan het lopen zijn om daar te geraken, dan moet ik nog beginnen en dan moet ik helemaal terug.” – Zw 7, WN Werkneemsters botsen echter op de afwezigheid van een geschikt kolflokaal of waarbij er minimaal aandacht was voor hun nood aan privacy en hygiëne. “Er was niet echt een kolfruimte voorzien, maar terwijl dat eigenlijk wel zou moeten. En ze gaven aan, ge kunt daar gaan zitten, daar is wel plaats, en ja ... Uiteindelijk hebben dan een aantal collega's, die zijn naar de Action gegaan en ja, anti-doorkijkfolie op de ramen geplakt en de collega's hebben dan wel de ruimte gemaakt eigenlijk. Dat vond ik wel heel fijn, maar ja, vanuit de directie zelf was dat zo helemaal niet het geval.” – Mo 3, WN Bovendien erkennen werkgevers de nood aan de toegankelijkheid van een kolflokaal. Op de werkvloer trachten zij een ruimte te voorzien waar werkneemsters kunnen kolven hoewel een standaard kolflokaal niet altijd voorzien wordt. "Zij had ook de vraag rond ergens een afkolfruimte, dat is niet standaard voorzien en dan hebben we samen wat zitten nadenken over een oplossing waar ze zich comfortabel mee voelde en waar ze met voldoende privacy kon zitten dus dat hebben we dan voor haar ook wel mee in orde gebracht..." – WG 3 Werkneemsters vinden dat hun leidinggevende kennis nodig heeft over borstvoedingsfaciliteiten en dat ze het kolven op het werk moeten faciliteren. “Ik denk dat als de werkgever daar al positief tegenover staat. Uiteraard is het uw eigen keuze of ge borstvoeding geeft of niet, maar weet dat als ge terug komt werken, wanneer 23 dat ook is ja, dat ge deze mogelijkheden hebt.” – Mo 2, WN 2.5 Nood aan begrip en ondersteuning Voorgaande thema’s maken reeds duidelijk dat de werkhervatting in combinatie met borstvoeding en kolven als uitdagend worden ervaren. Vrouwen beschouwen echter het verderzetten van borstvoeding als prioritair ondanks de genoemde uitdagingen. Steun, begrip en empathie van collega’s en leidinggevenden, spelen een belangrijke rol om de combinatie borstvoeding en werkhervatting te kunnen behouden. “Ik vond dat totaal niet erg om op het werk te kolven. Ik had daar ook niet echt gène over. Ik deed gewoon een ruime pull aan en stak dat eronder. Wat ik wel vond, als de vergadering uitliep, kolfde ik wel in de vergadering […] omdat ik dacht ja, dat moet gebeuren en dat gaat nu efkes voor op het werk.” – Mo 7, WN Een aantal werkneemsters geven echter aan dat ze een gebrek aan steun ervaren van hun collega’s. Een mogelijke verklaring die ze hiervoor geven is het gebrek aan kennis of eigen ervaring met borstvoeding en werkhervatting. “Mijn collega’s wel, maar, niet allemaal met evenveel begrip ofzo. Omdat ze dat zelf nooit gedaan hebben. Maar het is niet dat die zeggen, allez, de ene is al steunender dan de andere, maar ze begrijpen het niet allemaal” – Mo8, WN Werkneemsters ervaren soms ook negatieve opmerkingen van collega’s en uit de omgeving over hun borstvoeding op het werk. “En daar zijn soms echt wel venijnige opmerkingen over gemaakt. Zo 'ge gaat uw melk nu toch niet in de diepvries of in de frigo zetten waar ons eten ook staat?' Nee, daar zijn echt venijnige opmerkingen rond gemaakt vooral door de mannen dan. De vrouwen bij ons hadden zoiets van ah ja Als ze mij dan over de gang zagen lopen met mijn tas, dan 'ah ja, gaat ge weer produceren?'” – Mo4, WN Leidinggevenden geven aan dat zij deze empathische houding op de werkvloer door collega’s en leidinggevende erkennen, en BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 foto: Cleo Schelfaut

een luisterend oor bieden indien nodig. “De laatste werknemer die teruggekeerd was, was heel emotioneel van ik moet mijn kindje achterlaten en ik moet nu komen werken. […] Ale, we zijn een team van vrouwen, ook veel moeders, dus we helpen elkaar daar wel doorheen door die emoties.” – WG 1 "Ik denk gewoon als ge kunt terugkomen en ge voelt vanuit uw collega’s en vanuit uw bazen dan begrip voor de situatie en voor het feit dat ge er terug wat in moet komen en dat het terug een beetje uw evenwicht vinden is, …"[…]"Euhm, dus ik denk gewoon het gevoel dat ge terugkomt in een team dat wel wat aandacht heeft voor u en begrip voor u heeft dat dat wel nen hele belangrijke is.” - WG3 2.6 Facetten van werkhervatting Werkneemsters hebben nood aan een flexibiliteit op het werk en in roostering. Deze flexibiliteit kan bijvoorbeeld ingevuld worden door een geleidelijke werkhervatting, glijdende uren en inspraak hebben in het uurrooster. Als ze deze flexibiliteit krijgen, wordt dat ook geapprecieerd. "Op zich is het wel fijn als je er rustig kan inkomen en dat je er niet wordt ingegooid." […] 't Zou handig zijn als het uurrooster, maar dat is ook als je al werkt, er zeker op tijd is dat ge u op tijd kunt daarop richten en dat het niet direct al keihard volgepland wordt zodat ik mij niet een maand op voorhand al vollebak moet voorbereiden." - Zw 6, WN Er zijn vragen met betrekking tot jobtime, uitbreiding van de duur van verlofstelsels, inclusief de mogelijkheid om langer borstvoedingspauzes op te nemen. Idealiter zijn aan deze uitbreiding geen financiële consequenties verbonden. “Als ge dan in de wetgeving zou, dat zou moeten kunnen aangezien de who norm is tot 2 jaar. En dan denk ik 9 maand is maar kort en er zijn natuurlijk mensen die heel snel terug moeten gaan werken.” – Mo8, WN Werkgevers beschouwen de huidige mogelijkheden aan verlofstelsels als voldoende maar zien uitbreiding van de duur van moederschapsrust wel als een nood voor BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 24 sommige werkneemsters om hun borstvoedingsdoelen te behalen. Idealiter zijn aan deze uitbreiding geen financiële consequenties verbonden. “Misschien eerder dat die mogelijkheid er is en dat die ook inderdaad niet teveel financiële consequenties geeft. Want er zijn ook mensen die, en die hebben we ook, die heel blij zijn dat ze na 3-4 mnd terug kunnen komen werken." – WG 3 Sommige werkgevers bieden hun werknemers flexibiliteit aan in planning en uurroosters. Dit is echter afhankelijk van de organisatie en wordt door de werkneemsters benoemd als een geste. Deze flexibiliteit bevordert ook de combinatie van werkhervatting, borstvoeding en het opnemen van kolfpauzes. “Het eerste jaar nadat ze terug komen werken of toch tot hun kindje 1 jaar is, dat ze (hoofdvroedvrouw) geen nachten geeft aan die vroedvrouwen. Ondertussen is mijn dochter al iets ouder dan 1 jaar heb ik nog altijd geen nachten ingepland gekregen dus dat is ook wel een groot voordeel en een geste die zij doet. Dat staat los van de borstvoeding maar het helpt natuurlijk wel al he, allez als je borstvoeding geeft.” – Mo9, WN Een aantal werkgevers geven aan dat zij standaard werken met een flexibel uurrooster, waardoor vrouwen de mogelijkheid hebben om hun werkhervatting te plannen in combinatie met borstvoeding en kolfpauzes. Deze ‘glijdende uren’ geven de werkneemster de vrijheid om kolfpauzes in te lassen naar hun noden. “Hier geldt in principe altijd, zolang de dienstverlening verzekerd kan worden is alles bespreekbaar. Gaan voeden thuis of op de crèche, afkolven, werknemers kunnen ook een uurtje weg voor bijvoorbeeld een afspraak of onderzoek,…” – WG6 Tot slot zien werkgevers in telewerk een goede opportuniteit om de combinatie van borstvoeding en werkhervatting te faciliteren. Het zorgt ervoor dat werkneemsters vrijer zijn in het inplannen van hun werk en het geven van borstvoeding doordat ze van thuis uit werken en hierdoor ook het afkol

BREASTFEEDING@WORK ven langer kunnen volhouden. Werkneemsters zien hier ook mogelijkheden in. "...En ik hoop toch dat ze daar nu met de ervaring van ja telewerken, en zowel de medewerkers als de leidinggevenden ervaren nu wel van, ja eigenlijk lukt dat ook wel. Dat zou misschien ook wel naar de toekomst toe ook wel dit gegeven kunnen vergemakkelijken eh. Dat zij bijvoorbeeld eens wat vaker van thuis uit kunnen werken en dan op die manier de BV en het afkolven wel wat langer kunnen volhouden.” – WG3 Discussie Aanbevelingen Op basis van focusgroepen en individuele interviews werden de ervaringen en noden van zowel werkneemsters als werkgevers, in de context van werkhervatting en borstvoeding na moederschapsrust, in kaart gebracht. Twee thema’s komen naar voor namelijk 1) werkhervatting na moederschapsrust en 2) borstvoeding na werkhervatting, een extra uitdaging. Uit het onderzoek blijkt dat er een gebrek aan kennis is met betrekking tot de wetgeving betreffende borstvoeding en werkhervatting, zowel bij werkneemsters als bij leidinggevenden. De personeelsdienst vormt een belangrijke schakel tijdens de zwangerschap om zowel werkneemsters als direct leidinggevenden te informeren over deze relevante wetgeving. Daarnaast heerst er een gebrek aan kennis, informatie en borstvoedingsbeleid op de werkvloer. Echter om borstvoeding op de werkvloer te faciliteren is een uitgeschreven borstvoedingsbeleid noodzakelijk en dient dit ook kenbaar te worden gemaakt aan leidinggevenden en werknemers. Uit huidig onderzoek blijkt dat werkneemster zich onvoldoende geïnformeerd voelen en bovendien niet systematisch door hun leidinggevende gewezen worden op de mogelijkheden die er zijn met betrekking 25 tot borstvoeding na werkhervatting. Deze bevinding is in lijn met studies van Al-Imari et al. (2019) en McCardel et al. (2020). De vroedvrouw is de zorgverlener bij uitstek om de werkneemster te begeleiden en voor te bereiden in de aanloop van de werkhervatting. Reeds prenataal kan de vroedvrouw informeren over de mogelijkheden, rechten en plichten omtrent het continueren van borstvoeding na werkhervatting. Samen met de cliënt een plan van aanpak uitstippelen over hoe de combinatie van werken en borstvoeding praktisch te organiseren bijvoorbeeld door het opmaken van een kolfschema. Ook postpartaal speelt de vroedvrouw een sleutelrol in het begeleiden en ondersteunen van de lacterende werkneemster. Ook op de werkvloer kan een lactatiekundige een meerwaarde betekenen bij het uitschrijven van een borstvoedingsbeleid (McCardel et al, 2020). Dit wordt duidelijk uit het onderzoek van Yimyam en Hanpa (2014), dat aantoont dat er een verbetering is van de cijfers van uitsluitend borstvoeding op zes maanden na implementatie van een borstvoedingsondersteunend model op de werkvloer. Dit model bestaat uit het oprichten van een intern borstvoedingscomité (BVC) dat een uitgebreid borstvoedingsprogramma voor op de werkvloer uitwerkt. Dit BVC bestaat uit een wetenschappelijk medewerker, een lactatiekundige, enkele werkneemsters en werkgevers. Het programma zorgt ervoor dat werkneemsters tijdens de zwangerschap reeds geïnformeerd worden over het belang van borstvoeding en hoe dit te combineren met het werk. Nadien worden de werkneemsters verder opgevolgd tot zes maanden postpartum of tot ze stoppen met borstvoeding. Een andere bezorgdheid bij werkneemsters heeft betrekking tot de kinderopvang waarbij de kennis over borstvoeding en over de omgang met moedermelk ontoereikend is. Hierdoor wordt de kinderopvang niet altijd als steunend ervaren. Een bijkomende stressor is wanneer het kind bij werkhervatting niet uit een fles drinkt. Dit kennistekort in de kinderopvang wordt ook beschreven BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2

in het onderzoek van Lucas et al (2013). Hier ligt een opportuniteit voor de lactatiekundige om de kennis omtrent borstvoeding en het omgaan met moedermelk van medewerkers van de kinderopvang te verruimen. Ze kunnen, net zoals op de werkplek, een beleid specifiek voor de kinderopvang mee uitwerken en ondersteunen. Ook het organiseren van kinderopvang binnen de werksetting draagt bij aan een borstvoedingsvriendelijk beleid op de werkvloer. Het MOM@ work onderzoek van Dejaeger et al (2021) bevestigt deze bevinding, alsook internationale literatuur (Al-Imari et al, 2019; Valizadeh et al, 2017). Werkneemsters hebben nood aan flexibiliteit op het werk en in de roostering Vervolgens focuste dit onderzoek op de barrières en noden die werkneemsters ervaren bij borstvoeding na werkhervatting. De nood aan een geschikte kolfruimte, voldoende tijd om af te kolven en de bijhorende flexibiliteit om dit in te plannen wordt bevestigd door andere onderzoeken over borstvoeding na werkhervatting (Al-Imari et al, 2019; Leon-Larios et al, 2019; Paddock, 2017; Snyder et al, 2017). Ondanks dat de overheid de werkgever oplegt een ruimte te voorzien op de werkplek om te kolven en/ of voeden, is deze niet altijd aanwezig of onvoldoende aangepast. Om borstvoeding na werkhervatting te faciliteren kan rekening gehouden worden met volgende factoren: situering van de kolfruimte nabij de werkplek, een uitgerust lokaal met een koelkast, stromend water en comfortabele stoel en de mogelijkheid om de ruimte af te sluiten om in alle privacy te kolven is essentieel. De aanwezigheid van kolfmateriaal kan een meerwaarde zijn. Dit wordt bevestigd door McCardel et al (2020) en Wambach en Britt (2018). Daarnaast moet er voldoende ruimte gecreëerd worden in het uurrooster zodat de werkneemster voldoende tijd heeft. Vanuit onderzoek wordt aanbevolen dat in BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 26 de tussentijd het werk wordt overgenomen door een collega (Wambach & Britt, 2018). Deelneemsters benoemen een nood aan begrip en ondersteuning van hun werkplek om van de combinatie werkhervatting en borstvoeding een succesverhaal te maken. Dit wordt bevestigd in de literatuur (Leon-Larios et al, 2019; McCardel et al, 2020; Omer-Salim et al, 2015). Steun specifiek door andere werkneemsters die ervaring hebben met borstvoeding na werkhervatting wordt als waardevol ervaren (Al-Imari et al, 2019; Dinour et al, 2015). Het organiseren van moedergroepen binnen de werksetting of het creëren van een netwerk van collega’s die onderling ervaringen kunnen uitwisselen, kan lacterende werkneemsters ondersteunen. Tot slot komen een aantal facetten van werkhervatting aan het licht. Werkneemsters hebben nood aan flexibiliteit op het werk en in roostering. Deze flexibiliteit kan bijvoorbeeld ingevuld worden door een geleidelijke werkhervatting, glijdende uren en inspraak in het uurrooster. Als ze deze flexibiliteit krijgen, wordt dat ook geapprecieerd. Deze bevinding is opnieuw in lijn met recent onderzoek van McCardel et al (2020) en Leon-Larios et al, (2016). De direct leidinggevende kan een proactieve rol opnemen door reeds tijdens de zwangerschap in gesprek te gaan over de mogelijkheden omtrent borstvoeding en werkhervatting. In dit gesprek kan ook de taakomschrijving, taakinvulling bij terugkeer, work-life balance, borstvoedingspauzes, shiften en dergelijke besproken worden. Telewerk komt als een opportuniteit ter sprake bij de werkneemsters en bij de werkgevers. Het kan een optie zijn om de overgang van moederschapsrust naar werkhervatting makkelijker te maken. McCardel et al (2020) bevestigen dit. Ook een bijkomende uitbreiding van moederschapsrust zonder financiële consequenties naar analogie met het Scandinavische model wordt benoemd als facilitator.

BREASTFEEDING@WORK Sterkten en beperkingen Dit verkennend kwalitatief onderzoek biedt inzichten in noden van werkneemsters en leidinggevenden binnen de setting van gezondheidszorg, onderwijs en maatschappelijke dienstverlening, om een veerkrachtige werkhervatting na moederschapsrust te bekomen in combinatie met borstvoeding. Het is het eerste onderzoek over dit specifieke topic binnen de Benelux en één van de weinige binnen Europa. Daarnaast is het standpunt van de werkgever in deze context, noch setting nauwelijks onderzocht. Door zowel zwangere en jonge moeders te bevragen, kunnen we het risico op recall bias uitsluiten. We moeten echter wel rekening houden met self-selection bias doordat respondenten zichzelf konden aanmelden om deel te nemen. Daarnaast richt dit onderzoek zich tot de doelgroep van werkgevers en werkneemsters binnen de domeinen van gezondheidszorg, onderwijs en maatschappelijke dienstverlening aangezien hier procentueel gezien de meeste vrouwen werkzaam zijn. Toch heeft geen enkele werkneemster uit de setting van maatschappelijke dienstverlening zich kandidaat gesteld tot deelname aan dit onderzoek. Daarnaast hebben voornamelijk werkneemsters en werkgevers uit het onderwijs zich aangediend om deel te nemen. Het merendeel van deze groep werkneemsters werden gerekruteerd uit de eigen onderwijsinstelling en de daarbij horende associatie. Mogelijk hebben respondenten zich aangemeld omdat ze zich verbonden voelden met de onderzoeksinstelling. Ondanks de rekrutering binnen zorginstellingen van het stagenetwerk van de hogeschool, waren participanten uit het domein van gezondheidszorg ondervertegenwoordigd in deze steekproef. De werkgevers waren voornamelijk vrouwen en allen hadden zelf borstvoedingservaring. Dit kan hun beeld over de combinatie tussen werkhervatting en borstvoeding kleuren. Daarnaast werd niemand van personeelsdienst bevraagd, hoewel zij 27 wel een belangrijke stakeholder zijn in deze context. Binnen het werkgeversluik van dit onderzoek zijn sommige delen van interviews verloren geraakt door technische problemen bij de opname. Daardoor werden sommige resultaten aangevuld met een kleine bevraging via mail. Vanuit dit onderzoek kan gesuggereerd worden dat er Ook onderzoek nodig naar rol die kinderopvang, zorgprofessionals en sociaal netwerk spelen in combinatie borstvoeding en werkhervatting meer onderzoek nodig is binnen de sectoren maatschappelijke dienstverlening en gezondheidszorg alsook bij leidinggevenden. Tevens is verder onderzoek nodig naar de rol die de kinderopvang, zorgprofessionals en het sociaal netwerk van de werkneemster kunnen spelen in de combinatie van borstvoeding en werkhervatting. Tot slot is het waardevol te onderzoeken welke beweegredenen er zijn voor bedrijven om al dan niet een gezins- en borstvoedingsvriendelijk beleid te voeren. BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2

Besluit De combinatie van borstvoeding en werkhervatting wordt door vrouwen in het onderwijs en de gezondheidszorg als uitdagend ervaren. Zowel werkneemsters als direct leidinggevenden zijn onvoldoende op de hoogte van de relevante wetgeving en de borstvoedingsfaciliteiten op de werkvloer. Huidig onderzoek benoemt verschillende suggesties die borstvoeding na werkhervatting kunnen faciliteren. Een borstvoedingsbeleid op de werkvloer is noodzakelijk maar ontbreekt veelal. Ondanks dat werkgevers hun bereidheid aangeven het proces te willen faciliteren, stellen zich een aantal praktische uitdagingen om werkneemsters systematisch te laten afkolven op het werk. Vaak is er geen aangepaste ruimte met de nodige voorzieningen om in de nabijheid van de werkplek op een rustige en hygiënische plaats te kunnen kolven. Werkneemsters hebben nood aan informatie omtrent de voorbereiding en de praktische organisatie en deze vindt bij voorkeur reeds tijdens de zwangerschap plaats. Steun en begrip vanuit de werkplek bevorderen de combinatie van borstvoeding en werkhervatting, doch voelen werkneemsters zich vaak eenzaam. Werkhervatting veroorzaakt gemengde gevoelens en moeders zijn bezorgd over de praktische haalbaarheid en de impact op hun melkproductie. Daarnaast vormt de kinderopvang een bijkomende bezorgdheid, zeker op het vlak van de omgang met hun kind dat de fles weigert en het omgaan met afgekolfde melk. Referenties Al-Imari, L., Hum, S., Krueger, P. & Dunn, S. (2019). Breastfeeding During Family Medicine Residency. Family Medicine; 51(7), 587-592. DOI: 10.22454/FamMed.2019.759632 Bradford, V.A., Walkinsaw, L.P., Steinmann, L., Otten, J.J., Fisher, K., Ellings, A., O’Leary, J. & Johnson D.B. (2017). Creating Environments to Support Breastfeeding: The Challenges and Facilitators of Policy Development in Hospitals, Clinics, Early Care and Education, and Worksites. Maternal Child Health Journal; 21, 2188-2198. DOI: 10.1007/s10995-017- 2338-4 Dejaeger, I. Geuten, E. & Jans, G. (2021). MOM@WORK: een inzicht in de barrières, noden en drijfveren van aanstaande en jonge (lacterende) moeders bij hun terugkeer naar het werk na moederschapsrust. Tijdschrift voor Vroedvrouwen; 27(3): 166-173. Dinour, L.M., Pope, G.A. & Bai, Y.K. (2015). Breast Milk Pumping Beliefs, Supports, and Barriers on a University Campus. Journal of Human Lactation; 31(1), 156-165. DOI: 10.1177/0890334414557522 FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (s.d.). Moederschapsverlof & borstvoedingspauzes. FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, (2013). Arbeidslplaatsen. Kind en Gezin (2019). Het kind in Vlaanderen. Brussel. Leon-Larios, F., Pinero-Pinto, E., Arnedillo-Sanchez, S., Ruiz-Ferron, C., Casado-Mejia, R. & Benitez-Lugo, M. (2019). Female Employees’ perception of breastfeeding-friendly support in a public university in Spain. Public Health Nursing; 36, 370-378. DOI: 10.1111/phn.12590 Lucas, A., McMahon, P., Brewer Asling, M., Knobloch, A., Kosh, E. & Sims, K. (2013). Assessing Child Care Providers’s Knowledge and Attitudes Regarding Support of Breastfeeding in a Region with Low Breastfeeding Prevalence. Journal of Human Lactation; 29(4): 556-563. DOI: 10.1177/0890334413497259 McCardel, R.E. & Padilla, H.M. (2020). Assessing Workplace Breastfeeding Support Among Working Mothers in the United States. Workplace Health & Safety; XX(X). DOI: 10.1177/2165079919890358 BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 Omer-Salim, A., Suri, S., Pkrakash Dadhich, J., Akbar Faridi, M.M. & Olsson, P. (2015). Negotiating the tensions of having to attach and detach concurrently: A qualitative study on combining breastfeeding and employment in public education and sectors in New Delhi, India. Midwifery; 31, 473-481. DOI: 10.1016/j.midw.2014.12.008 Onderwijs Vlaanderen (s.d.) Borstvoedingspauzes. Paddock, J. (2017). Breastfeeding Patterns Among Employees at a Land Grant University. Workplace Health & Safety; 65(12). DOI: 10.1177/2165079917701138 Snyder, K., Hansen, K., Brown, S., Portratz, A., White, K. & Dinkel, D. (2018). Workplace Breastfeeding Support Varies by Employment Type: The Service Workplace Disadvantage. Breastfeeding Medicine; 13(1), 510-514. DOI: 10.1089/bfm.2017.0074 Statbel (2018). Enquête naar arbeidskrachten 2018 – Speciale module over de combinatie werk en gezin. Statbel (2019). Werkenden volgens sector. 28

Voor de hele familie P De juiste zonnebescherming Hoge tolerantie voor baby’s en kinderen, geschikt vanaf de geboorte* en voor zwangere vrouwen in geval van onvermijdelijke blootstelling *Baby’s die de neonatologie hebben verlaten - Respect oceaan: filters overeenkomstig de Hawaïaanse regelgeving, zonder oxybenzone en octinoxaat. Bio geüpcyclede avocado’s afkomstig van duurzame landbouw en verantwoorde bevoorradingsketen R ’ E S E A C N T A O C V E O C Y O Ü D E C C A P A B I O L G S E D E

WAT NA NUCLEAIR ONGELUK Borstvoeding de eerste drie dagen na een ongeluk met een kerncentrale. IFE Core Group, vertaald en bewerkt door Astrid De Brabandere, verpleegkundige, lactatiekundige Handleiding Dit document werd ontwikkeld door de Infant Feeding in Emergencies (IFE) Core Group1 , werkgroep rond Infant & Young Child Feeding in Emergencies (IYCF-E, Voeding van zuigelingen en jonge kinderen in noodsituaties), in de context van chemische, biologische, radiologische en nucleaire dreiging. Dit document is bedoeld voor gezondheidswerkers en voor wie noodhulp plant. Het is een tijdelijk werkdocument, bedoeld voor gebruik bij het opmaken van noodplannen en interventies voor geschikte voeding van zuigelingen en jonge kinderen2 in de eerste drie dagen3 na een nucleaire noodsituatie veroorzaakt door een ongeluk in een kerncentrale, binnen de context van de huidige crisis in Oekraïne4 het geval van nucleaire oorlogsvoering5 . Dit document dekt niet de richtlijnen in . Het document voorziet aanbevelingen voor borstgevoede en niet-borstgevoede kinderen. De aanbevelingen voor borstgevoede kinderen zijn toepasbaar voor zowel kinderen die exclusieve borstvoeding krijgen, als voor kinderen met gemengde voeding (moedermelk en kunstvoeding) en voor kinderen boven de 6 maanden die naast borstvoeding ook vaste voeding krijgen. De aanbevelingen zijn gebaseerd op de best beschikbare kennis en na grondig afwegen van de risico’s die geassocieerd zijn met inwendige besmetting van radioactief materiaal in de eerste drie dagen na een incident in een kerncentrale èn het belang van borstvoeding. De aanbevelingen van andere organisaties kunnen mogelijk hoofdzakelijk focussen op het risico op blootstelling aan radioactief materiaal, zonder de complete afweging met het risico op morbiditeit en mortaliteit verbonden aan geen borstvoeding geven te maken. Deze aanbevelingen moeten gebruikt worden samen met de beschikbare richtlijnen voor het algemene publiek, gezondheidswerkers en beleidsmakers. Voor meer informatie, gelieve ife@ennonline.net te contacteren. 1 https://www.ennonline.net/life 2 Kinderen onder de 2 jaar 3 Caesium en radioactief jodium zijn de radioactieve materialen die een gezondheidsrisico inhouden na een nucleaire noodsituatie. De impact van het vrijkomen van caesium wordt echter opgevolgd op de middellange tot lange termijn, waardoor dit radioactief materiaal niet beschreven wordt in deze handleiding, die focust op de eerste 3 dagen na een ongeval in een kerncentrale. Voor meer informatie over caesium, zie Appendix 2. 4 Deze handleiding is gebaseerd op een informatieblad dat ontwikkeld werd door de IFE Core Group, werkgroep rond IYCF-E in de context van chemische, biologische, radiologische en nucleaire dreiging, beschikbaar op aanvraag. 5 moretypes.htm#red 6 Voor meer informatie rond wat te doen in het geval van nucleaire wapens, een geïmproviseerd nucleair apparaat, een apparaat dat blootstelt aan radiologische straling of een vuile bom, zie https://www.cdc.gov/nceh/radiation/emergencies/ Voor een infographic over de belangrijkste gevaren van een ongeval in een kerncentrale, zie https://www.cdc.gov/nceh/ multimedia/infographics/nuclear_power_plant_accidents.html BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 30

1. In het geval van een nucleair ongeluk in een kerncentrale, zullen mensen hoogstwaarschijnlijk bezorgd zijn rond het voorzetten van borstvoeding. Wanneer een abnormale activiteit zich voordoet bij een kerncentrale, kan radioactief materiaal vrijkomen in de omgeving (WHO, 2011)6 . In deze situatie zullen borstvoedende vrouwen mogelijk bezorgd zijn om potentieel radioactief materiaal via de moedermelk door te geven aan hun kinderen. Na het nucleaire ongeluk in Fukushima, Japan in 2011 schakelden veel vrouwen over van borstvoeding naar kunstvoeding, ondanks het advies van de autoriteiten om verder borstvoeding te geven (Ishii et al, 2016). Borstvoeding voorziet zuigelingen van hydratatie, comfort, voeding van hoge kwaliteit en faciliteert hechting. Het beschermt hen tegen ziekte en verzekert de beschikbaarheid van voedsel. Deze bescherming en zekerheid zijn essentieel in de context van conflict- of rampsituaties, waarbij vaak een gebrekkige toegang is tot drinkbaar water, elektriciteit, voedselvoorraden en gezondheidszorg. Borstvoeding geven kan ook van belang zijn voor de gezondheid van de moeder en voor haar capaciteit om zorg te bieden. Het is van essentieel belang om zorgverleners duidelijke en correcte informatie, geruststelling en begeleiding7 te bieden. Zo kunnen zij geschikte voeding voor zuigelingen en jonge kinderen in het geval van een nucleaire noodsituatie beschermen, promoten en ondersteunen. Daarnaast moet ook voorkomen worden dat vrouwen onnodig stoppen met borstvoeding8 2. De potentiële transfer van radioactief jodium naar zuigelingen via moedermelk is enkel een bezorgdheid in extreme omstandigheden, zoals voor de lokale populatie in de directe omgeving van gebieden die het meest getroffen zijn door de radioactieve besmetting. In het geval van een nucleair ongeluk in een kerncentrale, zullen beschermingsmaatregelen en andere nodige acties gecommuniceerd worden die de groep mensen in een specifieke zone in acht moeten nemen. Er is geen bezorgdheid om radioactief materiaal door te geven via moedermelk voor moeder-kind paren die niet in die specifieke zones wonen (WHO, 2022a). Het risico is vooral gelimiteerd tot situaties met een grote vrijstelling van radioactief materiaal, meer specifiek een grote vrijstelling van radioactief jodium (WHO, 2022a). Caesium stelt ook een gezondheidsprobleem, maar de impact van de vrijstelling van caesium wordt gemanaged op de middel- tot lange termijn, bijgevolg is caesium niet opgenomen in deze nota, die enkel focust op de eerste drie dagen na een ongeluk in een kerncentrale9 . Risicogebieden (die we noodzones en -afstanden noemen)10 , beschermingsmaatregelen en andere maatregelen zijn preventief vastgelegd. Deze worden beschreven in de noodplannen voor nucleaire en radiologische noodsituaties van elke kerncentrale (IAEA, 2013; IAEA, 2017; IAEA, 2021). . 7 Voor informatie over begeleiding van IYCF-E op afstand, zie https://iycfehub.org/document/practical-guidelines-for-conducVoor voorstellen van kernboodschappen voor ouders en zorgverleners, zie Appendix 1 ting-and/ en https://kayaconnect.org/course/info.php?id=4089 8 9 Voor meer informatie over caesium, zie Appendix 2 10 Noodzones en – afstanden zijn specifiek bepaald voor elke kerncentrale en worden beschreven in het noodplan voor nucleaire en radiologische noodsituaties van elke kerncentrale. Noodzones zijn gebieden waar allesomvattende maatregelen die in staat van paraatheid gebracht worden om snelle implementatie van dringende acties en andere maatregelen in het geval van een nucleair incident mogelijk te maken. De noodafstanden zijn gebieden waarin actie mogelijks moet ondernomen worden tijdens de interventie, maar waarvoor enkel beperkte maatregelen op voorhand voorzien worden. Voor meer informatie over noodzones- en afstanden, zie: IAEA (2013) Emergency preparedness and response: Actions to protect the Public in an Emergency due to severe condition at a light water reactor. Vienna. IAEA. 31 BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2

GRATIS CERPs TE BEKOMEN Test je kennis na het lezen van het ELACTA tijdschrift en verdien gratis CERPs! De Belgische Vereniging van Lactatiekundige is lid van ELACTA, de Europese Vereniging van Lactatiekundigen. Viermaal per jaar publiceert ELACTA een tijdschrift in het Engels met interessante lactatiekundige onderwerpen. Je kan deze tijdschriften gratis downloaden via het ledendeel van de BVL. Zie hiernaast de covers met inhoud van de 3 tijdschriften van dit jaar. Tevens kan je als lid van BVL gratis CERPS bekomen door het invullen van een test m.b.t. de literatuur in de tijdschriften. Dit kan via volgende link: https://www.elacta-magazine.eu/en-gb of via de QR-code. Klik op de website op de test die je wilt maken. Je dient 20 meerkeuzevragen te beantwoorden over de inhoud van de desbetreffende tijdschriften. Je kan per test in totaal 4 CERPs verdienen. Je dient een score van minimum 80% te halen om het certificaat met de CERPs te ontvangen. Dit certificaat kan je dan direct downloaden. Momenteel kan je CERPs verdienen door onderstaande testen te doen. Test L&B Issue 1+2 2022 Test L&B Issue 3+4 2021 Zorg ervoor dat je je gegevens correct invult. Men kijkt na of je wel degelijk lid bent van één van de aangesloten verenigingen van ELACTA. Heb je een score van minder dan 80% gehaald, dan kan je de test opnieuw doen. Veel leesplezier en succes met de test! BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 46

47 BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2

COLUMN door Minke Hands-off start borstvoeding Minke Siesling, vroedvrouw/lactatiekundige bij vroedvrouwenpraktijk De Oever De afgelopen maanden begeleidde ik een vrouw die net bevallen was van haar eerste kindje. Ze vertelde me dat ze een relatief vlotte bevalling had met epidurale verdoving. Na de geboorte lag haar dochter huid op huid en vertoonde eerste hongersignalen. Omdat ze kort daarna nog geen aanstalten maakte om aan te happen, hielp de vroedvrouw actief mee. Haar dochter huilde veel tijdens de hands-on begeleiding en weigerde de borst. Ook in de dagen erna wilde haar baby niet aan de borst drinken. Eenmaal thuis lukte dat, met heel veel geduld en veel borstweigeren, af en toe wel. Omwille van het vele weigeren en onvoorspelbaar drinkgedrag aan de borst begon de moeder na overleg met aanleggen, afkolven en bijvoeden. Na een drietal weken schakelde ze over naar fulltime kolven. De onvoorspelbaarheid van het verloop van de voedingen en dan vooral het borstweigeren hadden haar fysiek en mentaal uitgeput. Een paar weken later stopte ze ook hier mee. Tijdens de huisbezoeken was haar moeder er soms ook. In het hele proces van borstvoeding geven maakte zij zich, begrijpelijk, zorgen over haar dochter. Dat ze te ver over haar grenzen zou gaan en zichzelf zou uitputten. Als vroedvrouw is het dan soms zoeken om ook de pas bevallen moeder voldoende aandacht te kunnen geven. Bij het geven van advies probeer ik oma mee te nemen voorbij angst om zo bij haar dochter te horen wat zij nodig heeft. In deze casus had deze vrouw het nodig alle opties om de borst te geven te proberen en het tempo van loslaten hierin zelf te bepalen. Het voelde als een klein rouwproces, zo zei ze. “Dat snap ik”, beaamde ik, “je wilde het heel graag anders”. Bij mijn laatste huisbezoek was ook oma 49 BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 weer aanwezig. We hadden een ontwapenend mooi en open gesprek over vrouw zijn in deze maatschappij, nu en zoveel jaar geleden. Moeder en dochter vertelden dingen die ze elkaar nog niet eerder hadden verteld. Hoe ze elk als jonge vrouw al veel ‘licht’ seksueel grensoverschrijdend gedrag hadden ervaren. Of hoe ze, achteraf gezien, nipt uit een bedreigende situatie hadden kunnen ontsnappen. En hoe zij, wij, dit vaak (moeten) accepteren. Alsof het iets is dat je nu eenmaal meemaakt als vrouw. ‘Het is misschien een rare vergelijking’ zegt de jonge kraamvrouw met tranen in haar ogen als ze me bedankt voor de begeleiding. ‘Maar toen ik daar net bevallen lag, de vroedvrouw in mijn borst kneep en mijn baby er hardhandig tegenaan duwde, voelde dat ook grensoverschrijdend. Voor mij en voor mijn baby.’ In mijn ervaring in het opvolgen van een pasgeborene na een (vlotte en fysiologische) bevalling, gaan deze meestal in het eerste tot tweede uur na geboorte aan de borst. Waarna ze vaak in een diepe slaap vallen en tijdens de zes tot twaalf uren die volgen minder interesse lijken te hebben, om vervolgens goed en frequent te beginnen drinken. Hands-on begeleiding bij de start van borstvoeding kan, naast het uitlokken van borstweigeren, ook als gevolg hebben dat vrouwen deze handelingen ervaren als zeer onaangenaam en zelfs invasief voor henzelf en hun baby. Een begeleiding van borstvoeding die, net als de bevalling ervoor, hands-off verloopt, verhoogt de kans op een spontaan en vloeiend verloop van de borstvoeding nadien weer. Om mijn kinderen na de periode van letterlijk voeden, figuurlijk in rust te blijven voeden.

Memo BVL BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 50

BVL Colofon Astrid De Brabandere BVL-Tijdschrift voor Lactatiekundigen wordt uitgegeven door de Belgische Vereniging van Lactatiekundigen vzw. Alle lactatiekundigen en lactatiekundigen IBCLC kunnen lid worden van de BVL. Personen en organisaties die de vereniging willen steunen kunnen steunend lid worden. Raadpleeg hiervoor de website www.bvl-borstvoeding.be. Alle leden ontvangen het tijdschrift. Het tijdschrift wordt tweemaal per jaar gepubliceerd. Dit tijdschrift heeft tot doel de lactatiekundigen en lactatiekundigen IBCLC op de hoogte te houden van ontwikkelingen op het gebied van lactatie en verwante vakgebieden. Tevens is het tijdschrift een middel om contacten onder de lactatiekundigen en lactatiekundigen IBCLC te bevorderen. Christel Geebelen Redactieadres Maleizenstraat 23 3020 Herent bvl.redactie@gmail.com www.bvl-borstvoeding.be Redactieraad - Astrid De Brabandere, pediatrisch verpleegkundige, lactatiekundige - Christel Geebelen, sociaal verpleegkundige, lactatiekundige IBCLC - Veerle Van Bocxstaele, MSc, vroedvrouw, lactatiekundige IBCLC Lay-out An Van Bocxstaele Foto omslag Sylvie Van Wonterghem Druk Drukwerk Vangrunderbeeck BVBA www.vangrunderbeeck.be Veerle Van Bocxstaele Advertenties Tarieven en praktische vereisten kunnen 51 Belgische Vereniging van Lactatiekundigen vzw Maatschappelijke zetel: Maleizenstraat 23, B-3020 Herent Secretariaat: O. Raeymaeckersstraat 3A, B-3400 Landen 885.732.833 – RPR Leuven KBC BE02 7350 1651 4640 BIC: KREDBEBB bvl.borstvoeding@gmail.com www.bvl-borstvoeding.be BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2 aangevraagd worden op de redactie bvl.redactie@gmail.com. De redactie kan beslissen om advertenties al dan niet op te nemen. Voor de inhoud van de advertenties zijn zowel de BVL als de redactie niet verantwoordelijk. Inzenden artikels Het artikel wordt via e-mail gestuurd naar bvl.redactie@gmail.com. Bij het toesturen van het artikel moet uitdrukkelijk vermeld worden of het artikel al elders is aangeboden voor publicatie. Een artikel voor het voorjaarsnummer dient ingeleverd te worden voor 15 maart en voor het najaarsnummer voor 15 september. De redactie evalueert of het artikel gepubliceerd wordt. Indien een aanpassing nodig is, wordt overleg gepleegd met de auteur. De redactie behoudt zich het recht voor de tekst aan te passen. De richtlijnen voor de auteur kunnen aangevraagd worden bij de redactie. De redactie is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de artikels. De beschrijving van feiten, gedachten of opvattingen aangereikt door de auteurs zijn enkel hun verantwoordelijkheid. Copyright toestemming Uit dit tijdschrift mag gekopieerd worden mits de vermelding van naam auteur, titel artikel, BVL Tijdschrift voor Lactatiekundigen, jaargang en nummer.

Love doesn’t need to hurt. NEW 0% Lanoline PROTECT - 100% VEGAN Voor de verzorging van droge en gevoelige tepels bij borstvoeding Multi-Mam, n°1* adviesproduct van materniteiten, lactatiekundigen & vroedvrouwen Direct soothing effect KOMPRESSEN 100% NATUURLIJK Voor de behandeling & herstel van tepelkloven én het voorkomen van infecties. Verkrijgbaar in de apotheek Vraag uw stalenpakket aan via ilse.saenen@bomedys.be * Rondvraag omtrent Multi-Mam kompressen (door Bomedys)

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
Home


You need flash player to view this online publication