BREASTFEEDING@WORK ven langer kunnen volhouden. Werkneemsters zien hier ook mogelijkheden in. "...En ik hoop toch dat ze daar nu met de ervaring van ja telewerken, en zowel de medewerkers als de leidinggevenden ervaren nu wel van, ja eigenlijk lukt dat ook wel. Dat zou misschien ook wel naar de toekomst toe ook wel dit gegeven kunnen vergemakkelijken eh. Dat zij bijvoorbeeld eens wat vaker van thuis uit kunnen werken en dan op die manier de BV en het afkolven wel wat langer kunnen volhouden.” – WG3 Discussie Aanbevelingen Op basis van focusgroepen en individuele interviews werden de ervaringen en noden van zowel werkneemsters als werkgevers, in de context van werkhervatting en borstvoeding na moederschapsrust, in kaart gebracht. Twee thema’s komen naar voor namelijk 1) werkhervatting na moederschapsrust en 2) borstvoeding na werkhervatting, een extra uitdaging. Uit het onderzoek blijkt dat er een gebrek aan kennis is met betrekking tot de wetgeving betreffende borstvoeding en werkhervatting, zowel bij werkneemsters als bij leidinggevenden. De personeelsdienst vormt een belangrijke schakel tijdens de zwangerschap om zowel werkneemsters als direct leidinggevenden te informeren over deze relevante wetgeving. Daarnaast heerst er een gebrek aan kennis, informatie en borstvoedingsbeleid op de werkvloer. Echter om borstvoeding op de werkvloer te faciliteren is een uitgeschreven borstvoedingsbeleid noodzakelijk en dient dit ook kenbaar te worden gemaakt aan leidinggevenden en werknemers. Uit huidig onderzoek blijkt dat werkneemster zich onvoldoende geïnformeerd voelen en bovendien niet systematisch door hun leidinggevende gewezen worden op de mogelijkheden die er zijn met betrekking 25 tot borstvoeding na werkhervatting. Deze bevinding is in lijn met studies van Al-Imari et al. (2019) en McCardel et al. (2020). De vroedvrouw is de zorgverlener bij uitstek om de werkneemster te begeleiden en voor te bereiden in de aanloop van de werkhervatting. Reeds prenataal kan de vroedvrouw informeren over de mogelijkheden, rechten en plichten omtrent het continueren van borstvoeding na werkhervatting. Samen met de cliënt een plan van aanpak uitstippelen over hoe de combinatie van werken en borstvoeding praktisch te organiseren bijvoorbeeld door het opmaken van een kolfschema. Ook postpartaal speelt de vroedvrouw een sleutelrol in het begeleiden en ondersteunen van de lacterende werkneemster. Ook op de werkvloer kan een lactatiekundige een meerwaarde betekenen bij het uitschrijven van een borstvoedingsbeleid (McCardel et al, 2020). Dit wordt duidelijk uit het onderzoek van Yimyam en Hanpa (2014), dat aantoont dat er een verbetering is van de cijfers van uitsluitend borstvoeding op zes maanden na implementatie van een borstvoedingsondersteunend model op de werkvloer. Dit model bestaat uit het oprichten van een intern borstvoedingscomité (BVC) dat een uitgebreid borstvoedingsprogramma voor op de werkvloer uitwerkt. Dit BVC bestaat uit een wetenschappelijk medewerker, een lactatiekundige, enkele werkneemsters en werkgevers. Het programma zorgt ervoor dat werkneemsters tijdens de zwangerschap reeds geïnformeerd worden over het belang van borstvoeding en hoe dit te combineren met het werk. Nadien worden de werkneemsters verder opgevolgd tot zes maanden postpartum of tot ze stoppen met borstvoeding. Een andere bezorgdheid bij werkneemsters heeft betrekking tot de kinderopvang waarbij de kennis over borstvoeding en over de omgang met moedermelk ontoereikend is. Hierdoor wordt de kinderopvang niet altijd als steunend ervaren. Een bijkomende stressor is wanneer het kind bij werkhervatting niet uit een fles drinkt. Dit kennistekort in de kinderopvang wordt ook beschreven BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2022 JG 13 NR 2
22 Online Touch Home