9

Onderzoek van Kair et al. (2013) toonde echter aan dat het beperken van fopspenen als onderdeel van BFHI zonder beperking van gebruik van kunstvoeding, net leidt tot meer gebruik van kunstvoeding en minder exclusieve borstvoeding. De Cochrane Library (Jaafar et al. 2016) bestudeerde het onderwerp ook en stelde dat het gebruik van een fopspeen bij gezonde, à term geboren borstgevoede kinderen, van bij de geboorte of nadat lactatie opgestart werd, geen significant effect had op de prevalentie of de duur van exclusieve of gedeeltelijke borstvoeding, tot de leeftijd van 4 maanden. Er is een gebrek aan gegevens over borstvoedingsproblemen die moeders ervaren op korte termijn. Er zijn ook te weinig gegevens over de impact van het gebruik van fopspenen op lange termijn op de gezondheid van het kind. De American Academy of Pediatric Dentistry ondersteunt ouders in de beslissing om een fopspeen te introduceren op basis van de noden van hun kind en de voorkeur van de ouders. Gedurende de eerste levensmaanden kan een fopspeen een voordeel bieden om premature kinderen te helpen om een zuigreflex te ontwikkelen, voor comfort, troost en voor een pijnstillend effect tijdens kleine invasieve ingrepen. Bovendien is de incidentie van wiegendood lager dankzij het gebruik van een fopspeen en kan het duimof vingerzuigen voorkomen. Gebruik van een fopspeen na de leeftijd van 12 maanden, kan echter het risico op acute otitis media verhogen. Het gebruik van een fopspeen na de leeftijd van 18 maanden kan de ontwikkeling van het orofaciaal complex beïnvloeden en leiden tot een anterieure open beet, een posterieure kruisbeet en malocclusie. Inzicht hebben in de veiligheid, de voordelen en de risico’s van het gebruik van fopspenen is essentieel om ouders in het gebruik ervan te adviseren. Referenties Zie pagina 25. 19 Kan supplementatie met kunstvoeding of donormelk gegeven worden in de eerste dagen zonder effect op de borstvoeding op lange termijn? Er is duidelijk bewijs dat bijvoeden zonder gegronde reden afgeraden moet worden voor ouders die borstvoeding willen geven omwille van het negatieve effect op een succesvolle borstvoeding. Flaherman et al. publiceerde in 2013 de resultaten van hun studie waarbij kinderen met meer dan 5% gewichtsverlies in de eerste 36 uur, 10 ml kunstvoeding met een spuittje bijgevoed kregen na de borstvoeding. Dit werd stopgezet eens de melkproductie goed op gang kwam. Deze praktijk resulteerde in betere exclusieve borstvoedingsresultaten aan 3 maanden dan bij de kinderen in de controle groep. Prof. Paul en zijn team (Flaherman et al., 2019) deed een opvolgstudie met een grotere steekproef, die exclusieve borstvoeding kregen. Bij kinderen met een gewichtsverlies van meer dan of gelijk aan 75% op de Newborn Weight Tool, kreeg de interventiegroep 10 ml kunstvoeding met doorgedreven hydrolysaat na elke borstvoeding per cup, lepel of spuitje, maar niet met de fles. Deze bijvoeding werd stopgezet eens de melkproductie goed op gang kwam. Bij de controlegroep kregen de ouders de raad om verder borstvoeding te geven, tenzij er ander advies kwam van de zorgverleners. Beknopte resultaten van dit onderzoek tonen dat er geen verschil in borstvoedingsresultaten was op de leeftijd van 6 maanden en 12 maanden. Er was ook geen verschil in impact op de leeftijd waarop gestopt werd met borstvoeding. De praktijk had geen impact op het geloof in eigen kunnen van de moeder, angst of depressie. Er was geen impact op het microbioom. Prof. Paul concludeert dat voor sommige moeders in bepaalde situaties, een gestructureerd programma van bijvoeding geen negatieve impact heeft of zelfs kan bijdragen tot het halen van het borstvoedingsdoel dat de moeder voor ogen had. BVL-TIJDSCHRIFT VOOR LACTATIEKUNDIGEN 2023 JG 14 NR 1

10 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication