57

renée hablé ‘Mijn leven lang heb ik moeite met oordelen en kritiek. Zelfs een simpel weerwoord kon me al van mijn stuk brengen. Vaak voelde ik me aangevallen terwijl dat helemaal niet de bedoeling was. Nog steeds kan ik schrikken als mijn man ‘gewoon’ iets tegen mij zegt. Ik denk vaak dat zijn commentaar kritiek op mij bevat, terwijl dat helemaal niet het geval is. In 1995 kreeg ik een andere kijk op kritiek en weerwoord toen de journalist Ischa Meijer stierf. Ischa stond bekend om zijn scherpe en op het oog meedogenloze interviews. Daarbij spaarde hij zijn gesprekspartner niet met zijn felle commentaar of snedige opmerkingen. Maar bij zijn dood zei Olga Zuiderhoek tegen Hanneke Groenteman: ‘Ischa bedoelde het vaak zoveel feestelijker dan het werd opgevat.’ Deze woorden raakten mij: feestelijker. Wat bedoelde zij daarmee? Ik realiseerde me dat Ischa vaak heel fel uit de hoek kwam, en dat hij daarvan ook zichtbaar genoot. Maar hij leek het vaak niet kwaad te bedoelen, het voelde zelden vals aan. Pas zeer recent kwam ik tot de ontdekking dat mijn moeite met oordelen en kritiek gestoeld is op de, foute, veronderstelling. Ik, een mens, zou foutloos moeten of kunnen zijn. Ik eiste dat van mezelf en van een ander. Ik probeerde me voor te stellen hoe het zou zijn als ik geen fouten meer zou maken en andere mensen ook niet. Als ik nooit meer een weerwoord zou geven of ontvangen. Plotsklaps zag ik in wat Olga met ‘feestelijker’ zou kunnen bedoelen. Als ieder mens beperkt is in zijn mogelijkheden, zijn visies, zijn opvattingen. Als ieder mens slechts een deel van het geheel tot zijn beschikking heeft, dan kan het uitdelen van oordelen en kritiek een zinvol en plezierig samenspelen worden. Dan kunnen we gaan stapelen; jouw deel mededelen en het geheel completer maken. Dus delen wordt een mogelijkheid tot helen. Ik mag dus rustig mijn inzichten ronddelen, als ik maar niet de illusie heb dat mijn visie de waarheid is of zou moeten worden. Het zou fijn zijn als mijn woorden ook door de ander vrij worden ontvangen, als een tussentaal, niet als een eindstation. Als ik mijn woorden en die van een ander behandel als tussentaal, een taal tussen jou en mij en niet als een waarheid die geaccepteerd of bestreden moet worden, kan ik anders omgaan met oordelen, kritiek en weerwoord. Niet alleen in de omgang met kritiek, maar ook als je samen ergens niet uitkomt, kan ik bewust in de tussentaal gaan. Ik leg mijn wensen makkelijker op tafel en kan die van de ander beter horen als ik weet dat het tussentaal is die we spreken. Tussentaal is een troostvol begrip in lastige momenten: het geeft de hoop dat je elkaar kunt bereiken. Delen wordt helen in tussentaal.’ 56

58 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication