36

Kortom, hij was al drie keer verhuisd en waarom wist hij niet, maar hij had de roosters uit Leeuwarden gered uit het grofvuil en had ze ruim 35 jaar bewaard. Uiteindelijk bleken ze precies te passen en zitten nu alweer jaren in onze eigen voordeur! Oftewel: toeval bestaat niet. Daar hebben we nog een voorbeeld van. Mijn grootvader is dominee geweest, onder andere in de Grote Kerk in Leeuwarden. Bij zijn emeritaat (pensioen, red.) kreeg hij van de kerkenraad een groot schilderij van de Grote Kerk met daarvoor een koets in de sneeuw geschilderd door Johannes Elzinga. Na het overlijden van mijn vader wilde niemand dat schilderij hebben, dus heb ik het gekregen en wij hebben het hele schilderij ooit eens laten schoonmaken. Zo zag het er weer prachtig uit. We wilden er wat mee en toen heb ik de kerkenraad van de Grote Kerk aangeschreven, maar die reageerden niet meteen positief. Tot op een gegeven moment er een stel bij ons op de expositie kwam. Daar kwamen we mee in gesprek en bleek het de man van de kerkenraad te zijn die ik had aangeschreven.” Teresa: “Ik naar boven en haalde het schilderij tevoorschijn. Hij werd meteen enthousiast en eind van het verhaal is dat het schilderij nu al een poos prachtig op zijn plek is in de Grote Kerk. Het lijkt dus echt dat er meer is tussen hemel en aarde, waardoor dit soort dingen gebeuren.” Een kleine Peter voor de deur in de Spanjaardslaan; zie de roosters! Teresa, we weten nu hoe jij in Lytsewierrum terecht kwam, maar waar kwam jij vandaan? Teresa: “Ik kom van Wieringen, een voormalig eiland in Noord-Holland, vlak bij Den Oever. Ik solliciteerde hier in Friesland en dat was wel wat: helemaal de dijk over. Ik ben vroeger nogal zoekend geweest, leren was niet echt iets voor mij en het tekenen zat er wel altijd al in. Dat was mijn houvast. Ik groeide op in de jaren 60 en 70, waarin er veel veranderde; dat maakte het niet gemakkelijker. Maar Wieringen was voor mij wel heel speciaal, ondanks dat het voormalig eiland in die tijd een nogal benepen samenleving was met kleurrijke types als de schillenboer en de melkboer en zo. De meeste mannen waren daar vissers, maar mijn opa werd altijd zeeziek. Daarom begon hij een winkel en breidde dat in de loop van de tijd verder uit. Mijn ouders hebben dat overgenomen en voortgezet. In Den Oever was een bar, waar wij dan wel uit gingen. Eigenlijk was het zo dat je, als je uit Hippolytushoef kwam, niet uit moest gaan met een jongen uit Den Oever. Dat was haat en nijd tussen die dorpen. Maar wij gingen dus wel. 36

37 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication