6

Het bedrieglijke van de vrije wil Twee scherpe tegenstellingen dragen ertoe bij het karakter van God te misvormen. Enerzijds de gedachte, dat het schepsel een absoluut vrije wil heeft. Anderzijds het zich moeten schikken in een onveranderlijk lot. Daarom is het nodig dat ons denken gericht wordt door Schriftuurlijke grondbeginselen. Het woord van God spreekt niet over een vrije wil; het leert ook geen fatalisme. Er zit ongetwijfeld enige waarheid in deze beide begrippen. De Schrift spreekt duidelijk over vrijwillige offers Voorts lezen we in een hele bekende tekst: want aan ijdelheid is de schepping onderschikt, niet vrijwillig, maar door Hem die haar onderschikt Rom.8:20 Hier vertalen wij vrijwillig, maar dat geeft niet correct het Griekse woord weer. Paulus schrijft, dat hij het evangelie vrijwillig verkondigt 1Kor.9:17 In Filemon lezen we, dat hij alleen vrijwillig het goede voor Paulus wil doen Fil.1:14. We lezen dat de kleine kudde van God vrijwillig gehoed moet worden 1Petr.5:2. De schrijver van de Hebreeënbrief spreekt van vrijwillig of opzettelijk zondigen.Hebr.10:26 We schrijven vrijwillig, omdat er geen beter woord is om het Griekse hekousiōs, weer te geven. Een woord dat noch het begrip vrij (eleutheros), noch het begrip wil (thelêma) omvat. Er wordt hier ook niet een absolute, vrije menselijke wil bedoeld, maar de beslisruimte die God ons geeft. Aan de andere kant zegt de Schrift uitdrukkelijk, dat God alles bewerkt overeenkomstig de raad van Zijn wil. Ef.1:11 7 Lev.7:16; Num.15:3; Deut.12:6,17.

7 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication