134

Huizen Als wij het woord “huizen” horen, denken we aan rijtjeshuizen, twee-onder-een-kap woningen of vrijstaande panden. Maar als Paulus over “huizen” sprak, doelde hij op de huishoudens van welgestelde personen. In het Romeinse rijk beschikten zulke mensen over meerdere bedienden en slaven. Bedriegers van allerlei soort maakten misbruik van de godsdienstige en filosofische belangstelling van zulke huiseigenaren. Zij waren erop uit om in een fraaie villa te mogen logeren en door de gastvrouw of de gastheer van eten, drinken en onderdak te worden voorzien. Ze gebruikten vroomheid of geleerdheid als dekmantel om in de huishoudens van welgestelde mensen te kunnen binnendringen. Uit het woord “indringen” dat Paulus gebruikt (2 Tim.3:6) blijkt, dat nepleraars zich met valse voorwendsels toegang wisten te verschaffen. In een andere brief spreekt Paulus over “binnengeslopen valse broeders, die zich hebben binnengedrongen om onze vrijheid te bespieden die wij in Christus Jezus hebben” (Gal. 2:4). In Titus 1:11 wordt van zulke mensen gezegd, dat “Zij hele huizen omkeren, door te leren wat niet behoort ter wille van schandelijke winst” (Telos). Vrouwen Timotheüs was werkzaam in het westen van het huidige Turkije, de Romeinse provincie Asia (vgl. 1 Tim. 1:3, 2 Tim. 1:13). Uit het boek Handelingen blijkt, dat er in die landstreek vele “aanzienlijke vrouwen” waren, “die God vereerden” (Han. 13:50, 17:4, 17:12). Deze rijke dames koesterden sympathie voor de Joodse godsdienst en hadden kennisgenomen van de wet en de profeten. Omdat ze vermogend waren en belangstelling koesterden voor het Oude Testament, werden ze het doelwit van godsdienstige bedriegers. Voor de prediking van Paulus hadden 133

135 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication