In de eerste tekst staat “wet” tegenover “genade en waarheid”, dat wil zeggen: “ware genade” (Joh. 1:17). Mensen staan ófwel onder een wet, óf onder genade (Rom. 6:14). Wie rechtvaardig wil worden door te gehoorzamen aan een wet, is van de genade vervallen (Gal. 5:4). Een wet zegt: “Dit moet je doen en dat moet je laten”, maar genade gééft, uit onverdiende goedheid. 2. Daarom is “genade” in de Bijbel ook dikwijls de tegenpool van “werken”. We lezen daarover in het Nieuwe Testament: “Indien het nu door genade is, dan is het niet meer uit werken; anders is de genade geen genade meer” (Rom. 11:6) “Nu wordt hem die werkt, het loon niet toegerekend uit genade, maar krachtens verplichting” (Rom. 4:4) “Nu dan, wat stelt gij God op de proef door een juk op de hals der discipelen te leggen, dat noch onze vaderen, noch wij hebben kunnen dragen? Maar door de genade van de Heer Jezus geloven wij behouden te worden op dezelfde wijze als zij” (Hand. 15:10-11) Wie werkt kan iets verdienen. Aan een goede werknemer is de werkgever salaris verschuldigd. Werken voor loon is dus de tegenpool van een geschenk ontvangen (Rom. 4:4, 11:6). In de tijd van Paulus wilden Messias-belijdende Joden uit de kring van de farizeeën gelovigen uit de volken de wet van Mozes opleggen. Zulke mensen moesten zich volgens hen laten besnijden en zich aan bepaalde voorschriften uit de wet gaan houden om gered te kunnen worden (Hand. 15:5). Maar Petrus noemde de wet “een juk dat noch onze vaderen noch wij in staat zijn geweest om te dragen” (Hand. 15:10), en Paulus noemde de wet “een slavenjuk” (Gal. 5:1). Deze apostelen vonden het hypocriet om gelovigen uit de volken 139
141 Online Touch Home