een juk op te leggen dat Israël zelf niet had kunnen dragen. Gelovigen uit de volken worden niet behouden door hun schouders onder dat juk te zetten, integendeel: Joden (die het opgelegd hebben gekregen, maar het niet kunnen dragen) worden net zo behouden als gelovigen uit de volken: alleen door Gods genade. 3. In sommige teksten is “genade” de tegenpool van “zonde” (Gr. hamartia, “doelmissing”). Paulus vatte Gods heilsplan voor de mensheid als volgt samen: “Waar evenwel de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig geworden; opdat, gelijk de zonde als koning heerste in de dood, zo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid ten eeuwigen leven door Jezus Christus, onze Here” (Rom. 5:20-21) Ieder sterfelijk mens mist zijn doel, zo’n mens zal uiteindelijk immers overlijden. Maar aangezien God om niet geeft, gaat er toch niets mis. Gods trouw en onverdiende goedheid zijn sterker dan de dood, ze leiden tot eeuwig leven. Genade is daarom de tegenpool van doelmissing. Allen reddend De Statenvertalers hebben Titus 2:11 als volgt weergegeven: “Want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen”. Zij hebben de uitdrukking pasin anthropois (3e naamval van “alle mensen”) opgevat als een bepaling bij het werkwoord “verschijnen”. In en door Jezus Christus is Gods genade voor alle mensen zichtbaar geworden. Wat de Statenvertaling zegt, is beslist waar, maar het is de vraag of Paulus dit bedoelde te zeggen. Andere vertalingen (zoals NBG51 en Telos) schrijven: “Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen”. 140
142 Online Touch Home