42

stenen tafelen waren gegrift zegt hij in vers 6: “de letter doodt”. Het oude verbond is “de bediening die veroordeling brengt” (vers 9). Tijdens de woestijnreis, die volgde op het verblijf bij de Sinaï, bleek dat het oude verbond geen blijvende of definitieve overeenkomst was tussen de HEERE en Zijn schepselen. Het oude verbond bezat “heerlijkheid” (glans of luister), maar die heerlijkheid was niet blijvend. Over dat onderwerp spreekt Paulus in de verzen 7 tot 13 van 2 Korinthe 3. Wanneer de HEERE op de berg of in de “tent der samenkomst” met Mozes had gesproken en voorschriften aan hem had gedicteerd, dan straalde de huid van Mozes’ gezicht (Exodus 34:29-35). Dit lichtverschijnsel boezemde de Israëlieten angst in (Exodus 34:30). Mozes gaf de woorden van God met onbedekt gezicht aan zijn volksgenoten door, maar zodra hij was uitgesproken bedekte hij zijn gelaat met een doek, omdat hij niet wilde dat de Israëlieten hun blik zouden vestigen op een heerlijkheid die in de loop van de tijd weer zou verdwijnen (2 Kor. 3:13). Het uitdoven van de glans op Mozes’ gezicht beeldde uit dat het oude verbond waarvan hij de middelaar was eens zou verdwijnen en zou worden vervangen door een nieuw en blijvend verbond. Om die reden duidt Paulus het oude verbond aan als “het verdwijnende” en het nieuwe verbond als “het blijvende” (vers 11). Het oude verbond onderwijst de mens wat goed is en wat kwaad, maar zulke “letters op stenen gegrift” (vers 7) leiden voor zondige mensen alleen maar tot veroordeling. De wet kan een mens niet “levend maken” (Gal. 3:21). De voorschriften en geboden van de wet werden de Israëlieten van buitenaf opgelegd, maar konden hun innerlijk, hun hart, niet veranderen. Dat laatste kan alleen maar gebeuren door Gods Geest, en deze vernieuwing van het hart is de kern van het nieuwe verbond (Jeremia 31:33, Ezechiël 11:19-20, 36:26-27, 37:23; Hosea 13:5; 2 Kor. 3:3). Terwijl Paulus van de letter van het oude verbond zegt dat 41

43 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication