bedoeld om arme gelovigen in Judea te ondersteunen gedurende een tijd van voedselschaarste. Volgens de Statenvertalers heeft het woord “zaaien” in Gal. 6:8 dezelfde betekenis als in 2 Kor. 9:6 (=geven), want in hetzelfde hoofdstuk lezen we enkele verzen eerder: “En hij, die onderricht wordt in het woord, dele van alle goed mede aan wie dat onderricht geeft” (Gal. 6:6) En in het vervolg van de brief staat: “Laten wij niet moede worden goed te doen, want, wanneer het eenmaal tijd is, zullen wij oogsten, als wij niet verslappen. Laten wij dus, daar wij de gelegenheid hebben, doen wat goed is voor allen, maar inzonderheid voor onze geloofsgenoten” (Gal. 6:9-10) Volgens de kanttekeningen blijkt uit dit tekstverband dat zaaien een synoniem is van “meedelen” en van “goeddoen”. Onder “zaaien” moeten we verstaan: mild geven, geld uitstrooien. Maar als die uitleg klopt, wat is dan de betekenis van: “in eigen vlees zaaien”? Volgens de Statenvertalers is het antwoord eenvoudig. Wie “in zijn eigen vlees zaait” besteedt zijn inkomsten voor eigen genoegens, of aan zijn eigen levensonderhoud. Hij is erop uit om “voor zichzelf schatten te vergaren”. Maar wie “in de Geest zaait” ondersteunt de christelijke prediking, zending en evangelisatie. Wat hij kan missen besteedt hij aan de plaatselijke gemeente en aan geestelijke zaken. Op het eerste gezicht lijkt deze uitleg aannemelijk, maar bij enig nadenken roept de verklaring van de Statenbijbel vragen op. 46
48 Online Touch Home