49

zaait, dat zal hij ook oogsten” (Gal. 6:7). Wanneer “in zijn eigen vlees zaaien” zou betekenen: “inkomsten besteden voor zijn eigen levensonderhoud”, had Paulus zich nooit zo scherp kunnen uitdrukken. Vlees of geest In Gal. 6:8 plaatst Paulus “vlees” tegenover “geest”. Die tegenstelling was in zijn brief al eerder ter sprake gekomen, de eerste keer in Gal. 3:3: “Gij zijt begonnen met de Geest, eindigt gij nu met het vlees?” De ontvangers van de brief waren christen geworden doordat Paulus hun het evangelie had verkondigd (Gal. 1:6-10). De apostel had hun verteld dat ze hun vertrouwen mochten vestigen op de opgestane Messias. Die had Zich gegeven voor hun zonden, om hen “te trekken uit de tegenwoordige boze eeuw” (Gal. 1:4) en hun in de toekomstige eeuw het “eeuwige leven” te schenken. Toen de Galaten deze boodschap hoorden, waren ze erg blij geweest. Ze hadden wat Paulus zei ter harte genomen (Gal. 4:13-15), en dat had geweldige gevolgen gehad. Ze waren gedoopt met heilige Geest, en God had in hun midden “krachten gewerkt” (Gal. 3:2-5). Zieken waren gezond geworden, en mensen die in duisternis gevangen zaten waren door Gods kracht van hun problemen bevrijd. Zó waren de gemeenten van Galatië “met de Geest begonnen”. Maar nu waren er in hun landstreek mensen aangekomen, die gelovigen uit de volken regels wilden opleggen. Zij wilden “de volken dwingen om naar Joodse wijze te leven” (Gal. 2:14) en ze verwachtten “gerechtigheid” van de gehoorzame navolging van een wet (Gal. 5:4). Volgens de nieuwkomers kon men alleen maar een goed christen zijn indien men zich aan bepaalde regels hield. Hoe kon men zich anders van de wereld onderscheiden? 48

50 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication