Gods bedoelingen Uit het tekstverband blijkt, dat Paulus vooral dacht aan kennis van Gods plannen en bedoelingen. De apostel vroeg om “verlichte ogen van ons hart” opdat wij zouden mogen weten “welke hoop Zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijkheid van Zijn erfenis is bij de heiligen” (Efe. 1:18, Telos). Blijkbaar is er een heerlijk lotsdeel weggelegd voor “heiligen” die God heeft geroepen en van de rest van de wereld heeft afgezonderd. Bijbelse hoop heeft betrekking op toekomstige gebeurtenissen die nog onzichtbaar zijn (Rom. 8:24-25), maar die hoop is in geen enkel opzicht twijfelachtig of onzeker, want ze rust op Gods beloften. Wie in Jezus gelooft, mag uitzien naar een geweldige toekomst. “Zou Hij zeggen, en niet doen, of spreken en niet volbrengen?” (Numeri 23:19). Hij zal niet nalaten om te doen wat Hij beloofd heeft (Rom. 8:2930). De “hoop van Gods roeping” is een zekerheid waaraan we ons mogen vastklampen, een “anker voor de ziel” (Hebreeën 6:19). Schatrijk De brief begint met een lofprijzing van “de Vader van onze Here Jezus Christus” die “ons gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten” (Efe.1:3). De Statenvertalers hebben deze Bijbeltekst nauwkeuriger weergegeven dan het Nederlands Bijbelgenootschap, want er staat in het Grieks werkelijk “alle”, en niet “allerlei”. Méér zegeningen dan God ons wil schenken, zijn er in de geestelijke wereld niet voorhanden. Het heeft God behaagd om 58
60 Online Touch Home