60

Zijn ganse volheid in de “Zoon van Zijn liefde” te doen wonen (Kol.1:19, 2:9; vgl. Joh.1:14-16). Daaruit trok Paulus de conclusie: “Hoe zal Hij, die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken?” (Rom. 8:32). De Korinthiërs hield hij voor: “Alles is immer het uwe… doch gij zijt van Christus, en Christus is van God” (1 Kor. 3:22-23). Gelovigen zijn schatrijke mensen. Maar de meeste gelovigen beseffen dat niet. Ze klagen dat ze aan alles gebrek hebben en voortdurend te kort schieten. De apostel vroeg niet voor niets, of wij de Here “recht” mochten leren kennen. Heilig en onberispelijk Paulus merkt vervolgens op, dat de Vader ons in Zijn Zoon Jezus Christus “heeft uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor Zijn aangezicht” (Efe.1:4). Onze eindbestemming - een toestand van heiligheid en onberispelijkheid - stond vóór de grondlegging der wereld al vast. Lang voordat wij begonnen te zondigen of zelfs nog maar bestonden. Lang voordat Adam, de eerste mens, in zonde viel. Lang voordat de wereld zoals wij die kennen in het aanzijn werd geroepen. Tóen heeft God al bepaald dat wij bij Zijn Zoon zouden worden ingelijfd. De zondeval, die daarna plaatsvond, en de misstappen die mensen sedert die val elk ogenblik hebben gemaakt, verrasten Hem niet en dwongen Hem niet om Zijn plannen te wijzigen. Wat Hij Zich heeft voorgenomen, zal Hij beslist uitvoeren, alle tegenstand ten spijt (Jesaja 14:24-27, 46:10; Daniël 4:34-35). 59

61 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication