61

Zal God met zwakke en ongehoorzame mensen zoals wij wel ooit tot Zijn doel komen? Het antwoord van de Bijbel luidt: “Beslist, we zullen zijn tot lof van Zijn heerlijkheid” (Efe. 1:12). Christenen deugen evenmin als alle andere mensen (Efe. 2:1-10). Maar God is in staat om alle dingen aan Zich te onderwerpen (Fil. 3:21). Christus’ gemeente zal daarvan eens het levende bewijs vormen (Efe. 2:7). Onze kerk heeft een orgel, dat dikwijls vals klinkt omdat het in slechte staat verkeert. Eens werd het echter bespeeld door een orgeldocent van een conservatorium. Toen kon men zijn oren niet geloven: het gammele instrument klonk prachtig! Hoe armzaliger het materiaal, des te groter is de roem van de kunstenaar die er iets uit weet te scheppen. Zonen Paulus zegt, dat God ons al vóór de grondlegging van de wereld heeft bestemd om “als zonen van Hem te worden aangenomen” (Efe. 1:5). Als de Schepper knechten in dienst neemt, is dat een grote eer voor de betrokkenen. Maar God heeft voor ons iets weggelegd dat nog veel grootser is. We mogen kinderen van Hem zijn, broeders van de Here Jezus Christus (Rom. 8:29, Kol. 3:3-4, Hebreeën 2:11, 1 Joh. 3:1-2). Geen knechten maar zónen. Geen slaven maar erfgenamen (Gal. 4:7, vgl. Gal. 3:29 en Rom. 8:17). Mensen uit een andere cultuur die christen worden voelen de rijkdom van die belofte dikwijls beter aan dan wij. De Schepper wil ons met een onverbrekelijke familieband aan Zich verbinden. En dat niet op grond van onze verdiensten, maar op grond van Zijn genade, waarmee Hij ons heeft “begenadigd in de Geliefde” (Efe. 1:6). Laten we niet achteloos aan Zijn belofte voorbijgaan. Er doen in kerk en kring allerlei redeneringen de ronde die zich tegen Gods woord keren en die door de boze worden verspreid om de “Geest van openbaring” te smoren. 60

62 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication