“Mijn voedsel is, dat Ik de wil doe van Hem die Mij heeft gezonden en zijn werk volbreng” (Joh. 4:34, Telos). Maar de Messias was ook een slaaf van de mensheid. Hoewel Hij Zich nooit door mensen liet voorschrijven wat Hij moest doen, zocht Hij ook nooit Zijn eigen belang, maar altijd het belang van Zijn medemensen. Hij, de Zoon des mensen, was “niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn leven te geven tot een losprijs voor velen” (Matth. 20:28). Hoewel de Vader Hem alles in handen had gegeven, waste Hij de voeten van Zijn discipelen (Joh. 13:1-20). Zo liet Hij zien dat Hij de gestalte van een slaaf had aangenomen om mensen van zonde te kunnen reinigen (Joh. 13:3). De Heer diende in opdracht van Zijn Vader. Maar Zijn dienst geschiedde ten behoeve van ons. Geroepen om te dienen In de brief die hij aan de Filippenzen schreef had Paulus het oog op de dienst van Christus ten behoeve van de mensheid. Want aan het feit dat de Here bereid was om Zich te vernederen tot de functie van een slaaf verbond de apostel de volgende conclusie: “In ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang, maar ieder (lette) ook op dat van anderen. Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was...” (Fil. 2:4-5). Zoals Jezus de mensheid diende, zo zijn ook wij geroepen om onze naaste te dienen. Wij mogen ons niet door heerszuchtige mensen laten knechten, maar we horen de ander wél uitnemender te achten dan onszelf en niet alleen op ons eigen belang, maar ook op het belang van de ander te letten. 77
79 Online Touch Home