87

onenigheden en de verleidingen veroorzaken, en mijdt hen. Want zulke lieden dienen niet onze Here Christus, maar hun eigen buik, en misleiden door hun schoonklinkende en vrome taal de harten der argelozen” (Rom. 16:17-18). Hier blijkt dat het niet om goddeloze vrijbuiters ging, maar juist om mensen die een fraai klinkende, vrome boodschap brachten. Hun vroomheid was echter niet in overeenstemming met wat Paulus had onderwezen: dat God de onbesnedenen zal rechtvaardigen door het geloof (Rom. 3:30). 3. Wie de gemeente reinheidsvoorschriften oplegt, is aardsgezind. In zijn brief aan de Kolossenzen keert Paulus zich tegen het “bedenken van de dingen die op de aarde zijn”. Leden van Christus behoren niet de aardse maar de hemelse dingen te bedenken, want zij “zijn gestorven en hun leven is verborgen met Christus in God” (Kol. 3:1-2). De apostel schreef: “Indien gij met Christus afgestorven zijt aan de wereldgeesten, waartoe laat gij u, alsof gij in de wereld leefdet, geboden opleggen: raak niet, smaak niet, roer niet aan?” (Kol. 2:20-21). Predikers die “de aardse dingen bedachten” waren dus mensen die de gemeente bepaalde reinheidsvoorschriften wilden opleggen. De evangeliën Uit Paulus’ andere brieven blijkt dat Fil. 3:19 zich niet richt tegen het genot van eten en drinken. Ook de Here Jezus was geen vijand van een goede maaltijd. Zijn eerste wonder deed Hij op een bruiloftsfeest. Bij die gelegenheid voorzag Hij de feestgangers van enkele honderden liters wijn van de aller86

88 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication