Wettig gebruik van de wet Lezen: 1 Timotheüs 1:3-11 In Paulus’ eerste brief aan Timotheüs is de volgende passage opgenomen: “... Het doel van (alle) vermaning is liefde uit een rein hart, uit een goed geweten en een ongeveinsd geloof. Door dit spoor te verlaten zijn sommigen vervallen tot ijdel gepraat; zij willen leraars der wet zijn, zonder ook maar te beseffen wat zij zeggen of waarover zij zo stellig spreken. Wij weten, dat de wet goed is, indien iemand haar wettig toepast...” (1 Timotheüs 1:5-8). Uit dit tekstgedeelte kunnen we leren, dat de wet van God op een wettige maar ook op een onwettige manier kan worden toegepast. Sommige mensen waarmee Timotheüs te maken kreeg pasten de wet op een verkeerde manier toe. Voor zulk misbruik wilde Paulus zijn leerling waarschuwen. Op grond van Paulus’ woorden behoren we ons af te vragen, wat “wettig” en “onwettig” gebruik van de wet is. Hebben wijzelf, zonder het te beseffen, Gods wet wel eens verkeerd gebruikt? Zonde beteugelen? Als een spreker tijdens een bijeenkomst van christenen aan zijn publiek zou vragen: “Waartoe heeft God de wet gegeven?”, is de kans groot dat vele aanwezigen zouden antwoorden: “Om het kwaad te beteugelen”. Vele christenen gaan er van uit, dat als Gods wet door christelijke politici maar vaker aan de overheid werd voorgehouden, het met de geestelijke toestand van Europa beter zou zijn gesteld. 98
100 Online Touch Home