100

Niet wie zich in water laat dopen, maar wie de naam van de Heer aanroept wordt behouden. De profeet Joël heeft een tijd aangekondigd, waarin “ieder die de naam des Heren aanroept, wordt gered” 156. Bij de opstanding van Christus is dit werkelijkheid geworden. Wie de levende Heer aanroept wordt behouden. Volgens Paulus geldt dit zowel voor de Jood als voor de Griek, er is in dit opzicht geen onderscheid tussen Israël en de volken 157. Uit het verslag dat Lukas geeft van de “kerstening” van Samaria blijkt dat wie zich in water laat dopen niet per definitie is gered. Simon, die als tovenaar optrad, had zich naar aanleiding van de prediking van Filippus in water laten dopen 158. Maar uit zijn optreden bleek dat hij niet van zijn zonden was gereinigd. Petrus zei tegen hem: “Moge uw geld met u naar het verderf gaan, omdat u hebt gemeend de gave van God door geld te kunnen verkrijgen. U hebt part noch deel in deze zaak, want uw hart is niet recht voor God.” (Handelingen 8:20-23) Simons waterdoop had hem niet van zijn zonden bevrijd. Ook door niet de oorspronkelijke bijbeltekst maar een onnauwkeurige vertaling te citeren kan men de Bijbel laten buikspreken. “Laat u dopen” wekt de indruk dat Ananias klaarstond om Saulus, zodra deze toestemming gaf, met water te begieten 159. Maar dat is niet wat er in de grondtekst staat. Lukas schreef: 156 Joël 2:28-32, vgl. Hand.2:16-21. 157 Rom. 10:12-13. 158 Hand. 8:12-13. 159 Uit het voorafgaande bevel (“Sta op”) blijkt, dat er geen sprake was van “afdalen in het water” of van “onderdompeling”, zoals sommige christenen beweren. 114

101 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication