104

De doop-in-de-dood is de doop van het lijden, van de vergankelijkheid en de sterfelijkheid 164. Gods Zoon werd door zijn volksgenoten verworpen en door de Romeinen gekruisigd. Het lijden dat over Hem werd uitgestort liep uit op zijn dood. Vreemd genoeg zei Jezus tegen discipelen, die aan zijn rechteren linkerhand wilden zitten wanneer Hij verheerlijkt zou zijn: “De beker, die Ik drink, zult gij drinken en met de doop waarmede Ik gedoopt wordt, zult gij gedoopt worden” (Markus 10:39) Omdat Jakobus en Johannes de Geest van Christus ontvingen, kregen zij deel aan de doop die de Messias moest ondergaan 165. Wie in Christus Jezus is gedoopt, is “met Hem gekruisigd”, “gestorven”, en “begraven” 166. In Rom.6:4-5 vertelt Paulus ook, waaróm alle gelovigen met Christus zijn begraven. We werden met Hem in het graf gelegd om met Hem te kunnen opstaan. “opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen. Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen wij het ook zijn aan zijn opstanding”. Wie door Gods Geest aan de Messias is verbonden 167, is “tot zijn dood gedoopt” en “met Hem begraven”. Met een overledene is het naar de mens gesproken definitief afgelopen. Zo iemand weet niets meer en is nergens toe in staat. Wie in het graf ligt, is volstrekt hulpeloos en totaal machteloos. Alléén de Schepper kan een dode nog te hulp schieten. 164 Hebr. 2:9. 165 Ook dit is - terecht - opgemerkt door Merrill Unger (a.w., p.105-106). 166 Gal. 2:20, 2 Tim. 2:11, Kol. 2:12. 167 Zie 1 Kor.6:17. 119

105 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication